Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leren om uit te gaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leren om uit te gaan

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De redactie van „Alle den Voicke" vroeg om een artikel over „Praktijk en opleiding van zendingsarbeiders". Hoe is de op afgestemd op de praktijk? Als staf van het Hendrik Kraemer Instituut - het opleidingsinstituut van de zendingsinstanties Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken - zijn wij voortdurend met deze vraag bezig. Het Is onze t mensen zó voor te bereiden, dat zij in de praktijk van het zendingswerk goed kunnen functioneren. In dit artikel willen nagaan waarin die praktijk verschilt met vroeger. Vervolgens geven wij een aantal voorbeelden uit de meest recente tijd. willen wij ingaan op de inhoud en vorm van de huidige opleiding.

Verschillen met vroeger

In de laatste tientallen jaren is de praktijk van de zending grondig veranderd. In de vorige en de eerste helft van deze eeuw ging men voor het leven naar het zendingsveld. Men moest vaak van de grond af beginnen, want men ging veelal naar gebieden waar nog geen gemeente van Christus was. De zendingsterreinen lagen met name in de voormalige koloniën. Voor Nederland was dit Nederlands-Indië. Men was in dienst van en stond onder toezicht van een Nederlandse zendingsorganisatie. Ook daar stond men onder Nederlands gezag en bescherming. De reis nam weken, zo geen maanden in beslag.

De zendingsscholen - de eerste was er al in 1838 - hadden een erg breed samengesteld pakket: uitvoerige taalstudie, bijbelkennis, land-en volkenkunde, geschiedenis, maar ook erg practische vakken als timmeren, landbouw en tropische ziekten. Geen wonder ook, want men moest op ieder gebied pionieren.

Zo’n opleiding duurde dan ook zes jaar. Men werd opgeleid tot zendeling. Als vooropleiding had men lagere school of men was ondenwijzer. Heel weinig predikanten traden toen in zendingsdienst, want eigenlijk was zending in de vorige en het begin van deze eeuw een vreemd element in de officiële kerk.

Nu is dat allemaal veranderd:

- kortere uitzendperioden, mede wegens schoolgaande kinderen; - men is in dienst van een zelfstandige jonge kerk in een onafhankelijk land;

- zendingsterreinen liggen niet alleen meer in Indonesië, maar ook in Afrika en Latijns-Amerika;

- men staat niet meer onder Nederlands gezag, maar een buitenlandse regering moet toestemming en visa geven;

- men wordt gevraagd voor bepaalde functies: predikanten, artsen, leraren, vroedvrouwen, landbouwkundigen, etc.

De huidige zendingsarbeiders zijn al voldoende geschoold in hun beroep. Zij hebben al een medische tropenopleiding gevolgd of tropische landbouwkunde gestudeerd. Men weet in het algemeen veel meer over de derde wereld. Ontmoeting met andere culturen vindt al plaats in Nederland door de aanwezigheid van gastarbeiders en vluchtelingen. Het zendingsveld is nu nog maar een paar dagen reizen van ons venwijderd. Al deze veranderingen hebben hun weerslag gevonden in de opleiding.

De praktijk

De praktijk van het zendingswerk is zeer veelkleurig. Dit geldt zowel ten aanzien van de landen als van de soort zendingsarbeiders. Zo gaan nu bijvoorbeeld een zendingspredikant naar Peru, een vroedvrouw naar Kenya, een landbouwkundige naar Ghana en een docent naar Indonesië.

Ook is de toekomstige werksituatie zeer verschillend. De één komt in een grote stad terecht, tenwijl een ander in een moeilijk bereikbaar plattelandsgebied gaat wonen. Ook de kerken, waar men gaat werken zijn verscheiden. De ruim driehonderd jaar oude kerk van Ambon Is moeilijk meer een jonge kerk te noemen, terwijl men in Kenya mensen ontmoet, die nog niet de naam van Christus gehoord hebben. De praktijk is dus zeer verschillend.

Ook de mensen, die uitgaan, zijn verschillend. De één heeft een universitaire studie achter de rug, tenwijl een ander juist practisch gewerkt heeft, bijvoorbeeld als verpleegkundige. Hieruit zou te concluderen zijn, dat dan iedere zendingsarbeider een privé-opieiding moet volgen, die afgestemd is op zijn of haar niveau en gericht is op zijn of haar toekomstige werkterrein.

Echter, anderzijds is iedereen in dezelfde positie. Zij gaan allemaal naar een andere samenleving dan de onze. Zij nemen ook - in ieder geval tijdelijk - afscheid van de bekende Nederlandse omgeving, familie en vrienden. Zij gaan ook allen in één of ander kerkelijk verband werken overzee. Zij moeten daar ook samenwerken met mensen, die zij niet hebben uitgekozen. De inhoud van het een en ander moge dan verschillend zijn, de oriëntatie op het andere en de ander is hetzelfde.

Voorbeelden uit de praktijk

In „Alle den Voicke" kunt u lezen met welke problemen zendingsarbeiders te maken krijgen. In de brieven van de werkers in Latijns-Amerika wordt herhaaldelijk gewezen op de grote armoede van de massa's, die schril afsteekt tegenover de weelde van een kleine groep rijken. Zo verzucht de arts Jannet Smelt: , , Gewone goedkope ijzertabletten zijn hier bijvoorbeeld niet te krijgen, wel dure capsules... Ja, ons verhaal wordt eentonig, maar is het weer de arme, die onder dit systeem lijdt...? " Wat te doen als arts?

In de kerk van Chili, waar de familie Van Laar werkt, is een discussie begonnen, hoe men zich nu tegenover president Pinochet moet opstellen. Meedoen aan de protesten of is Pinochet toch de door God gegeven bevrijder van het marxisme? Waar sta je dan als zendings(gast)arbeider?

In de Torajakerk in Indonesië heeft drs. Plaisier zich bezig gehouden met de cultuur en de religie: , , Het is niet te veel gezegd als we zeggen, dat de Toraja niet alleen midden tussen de dood leeft, maar ook te midden van veel geesten, die hen grote angst inboezemen .. . Daarom is het ook belangrijk, dat er in de kerk heel concreet over gesproken wordt en de dingen bij name genoemd worden.. . Maar daarna is er intense aandacht om uit het Evangelie te horen hoe de Heere Jezus ons bevrijdt van de boze geesten en van die duistere machten die het leven zo angstig maken."

In Kenya moest Ineke van Steenbergen onlangs een gesprek voeren met haar dienstbode en een ouderling van de kerk, omdat de eerste van hekserij beschuldigd werd. Hoe doe je dat en wat geloof je er zelf van? In Kenya is het ook een vraag of je in de gezondheidszorg bijvoorbeeld met herbalisten of traditionele vroedvrouwen kunt samenwerken. Enerzijds kunnen zij dingen weten, die ons ontgaan, maar aan de andere kant gebeurt het in een bepaald religieus kader. Ook hier zijn tal van practische vragen.

Ds. Kommers wil ouderlingen en gemeenteleden bijbelcursussen geven: een voortreffelijke zaak. Echter, sommige Afrikaanse dominees en evangelisten zijn daar bang voor. Zal hun positie niet bedreigd worden door een „mondige" gemeente? Moet je die cursussen dan niet geven? Al deze vragen zijn een greep uit de rondzendbrieven van de laatste tijd. Als zendingswerker moet je hier antwoorden op vinden, die èn aan de situatie recht doen èn bijbels verantwoord zijn. Die antwoorden haal je niet als een recept uit een boekje of leer je niet als een lesje op school. Toch en daarom juist moet in de opleiding - of liever de voorbereidingstijd - alle aandacht aan dit soort vragen gegeven worden en handreikingen gedaan worden.

De voorbereiding nu

De doelstelling van de cursussen aan het Hendrik Kraemer Instituut is om een basis-voorbereiding te geven op de toekomstige leef-en werksituatie in het land, waar men heen gaat. Dit wordt gedaan door middel van een aantal kernvakken, die wij nu kort aanduiden.

Taalstudie. Deze neemt een belangrijke plaats in. Zonder de taal kan men zijn werk niet goed doen. Cursisten leren de hoofdtaal van het land en eventueel de beginselen van de taal van de stam, waar men gaat werken. Zo moet men voor Kenya minstens twee talen - Engels en Swahili - leren en soms nog een derde, wanneer Turkana, Pokot of de Kerio-Valley het werkterrein is.

Land-en volkenkunde. Dit vak behandelt de geschiedenis van het land en volk, waar men gaat werken. Hieronder vallen ook ondenwerpen als economie, politiek, cultuur en sociale structuren, etc. Het gaat hierbij om de mensen déér: hun manier van leven, de omgangsvormen, de gewoonten, de taboes, ja eigenlijk het hele leven in de grote en kleine verbanden. Nu is het natuurlijk onmogelijk om daarover alles in Nederland te weten te komen. Het is daarom belangrijk om te leren en te oefenen hoe je naar een andere cultuur kijkt en die kunt aanvoelen. Je leert dan, datje ook zelf een product bent van de westerse cultuur, die niet gelijk te stellen is met christelijk. Als hiervoor de ogen geopend worden, leert men de andere samenleving meer waarderen.

J. H. Bavinck zegt in dit verband: „Daarom is een van de eisen, die aan elke zendingsarbeider gesteld worden, dat hij critisch moet staan tegenover zijn eigen leven en tegenover het cultuurbezit, dat hij altijd, zij het ook onbewust, bij zich draagt."

De missionaire vragen. In de bovengenoemde voorbeelden uit de rondzendbrieven kwamen een aantal missionaire vragen aan

de orde; de wereld van de geesten, rijk en arm, hekserij, de politiek en de kerk. In dit vak wordt met elkaar over dit soort vragen vanuit de Bijbel nagedacht. Ook komen hierbij praktische zaken aan bod als het leiden van een bijbelstudie en het houden van een dagopening.

Agogische vragen. Onder het vak agogiek wordt verstaan het begeleiden van de tussenmenselijke relaties. Dit is niet zozeer een leen/ak. Het gaat veel meer om de eigen houding in de toekomstige werksituatie. Wij noemden hierboven het voorbeeld van het geven van bijbelcursussen aan gemeenteleden in Kenya, terwijl sommige predikanten en evangelisten dat bedreigend voor henzelf vinden. Moet je dan toch doorzetten en een conflict aangaan met diegenen, die je collega's en in zekere zin je superieuren zijn? Laat je aan de andere kant niet een belangrijk stuk werk in de steek, als je het niet doet?

In dit vak worden ook zaken behandeld als vergadertechniek, werken in teamverband, beoordelen van een project, enz.

Andere activiteiten

Naast deze vier kernvakken vinden nog tal van activiteiten plaats als bijbelstudies, kapeldiensten, gesprekken met zendingsarbeider op verlof, excursies, enz. Een belangrijk onderdeel is Praktische Zaken, waarbij zeer uiteenlopende dingen aan de orde komen als brood bakken, haar knippen, tuinaanleg, EHBO, boekhouden, enz.

Samen wonen

Een ander belangrijk aspect van de voorbereiding is het leren te leven met anderen, die je niet hebt uitgekozen. Deze situatie doet zich juist ook voor op de zendingsterreinen. Het verblijf van een aantal maanden als een groep in het zendingshuis, die met elkaar leeft, eet en werkt is dan ook een bepaald leerproces. Straks moet je dat nog veel langer en intensiever doen. Men spreekt soms van de „sluis"-functie van het Hendrik Kraemer Instituut. Een boot moet door een sluis, als hij van een kanaal naar een rivier gaat. Het water komt dan op gelijke hoogte. Het Hendrik Kraemer Instituut is zo'n sluis, waardoor je van onze wereld naar die andere wereld gaat. De aanwezigheid van verlofgangers, vluchtelingen en de talrijke bezoekers uit de derde wereld laten al iets van die wereld proeven. Juist het verblijf in het Zendingshuis heeft bij velen de diepste indrukken nagelaten.

De onderlinge verscheidenheid binnen een cursus leidt tot een opnieuw doordenken en waarderen van de bijbelse opdracht van het, , gezonden worden". Je verwoordt en verantwoordt die voor jezelf en anderen. Ook dat is een stukje voorbereiding op de praktijk, die komen gaat.

Tenslotte

Na een cursus van vier maanden ben je nog niet volleerd. Steeds word je voor nieuwe vragen gesteld of komen dezelfde vragen nadrukkelijker op je af. Bezinning en bijscholing, in welke vorm dan ook, blijven dringend nodig. J. H. Bavinck merkte terecht en scherp op; „ Het grote probleem van het zendingsveld is en blijft de zendeling en de gemeente, die achter hem staat." Dat is een voortdurende les voor ons allemaal!

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

Alle Volken | 16 Pagina's

Leren om uit te gaan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

Alle Volken | 16 Pagina's