Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerk, jan soldaat en de legerdominee II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk, jan soldaat en de legerdominee II

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel legden we er de nadruk op, dat het overweging verdient de aandacht voor de dienstplichtige militair vooral vanuit de thuiskerk te intensiveren.

Het zijn nog zulke jonge jongens, die eigenlijk voor een te zware opgaaf worden gesteld om zo pardoes in de samenleving het christenzijn in verantwoordelijkheid tegenover de medemens te beleven. Een beetje begeleiding door de ambtsdrager is geen luxe. Misschien moet die begeleiding wel goeddeels bestaan in een streven de jongeman zich bewust te doen worden, dat hij in een bij uitstek missionaire situatie is gesteld, waarbij hij de reuzenkans krijgt eens te toetsen wat het christelijke geloof van huisuit waard is voor hem.

We gaan nu nog even verder en in aansluiting aan het gestelde vestig ik graag de aandacht op de zg recrutendagen. die in samenwerking met de Gereformeerde kerken door heel het land heen regelmatig worden georganiseerd.

Op deze recrutendagen worden verwacht de jongelui, die in het voorliggende jaar onder de wapenen zullen moeten komen.

Deze dagen mogen gerust een gezegende uitvinding worden genoemd. Zij danken hun ontstaan aan het steeds meer gegroeide inzicht bij de kerken, dat het toch eigenlijk onverantwoord is om die jonge knapen zo maar los te laten op de militaire dienst, die ook door zijn lange duur van ingrijpende betekenis kan zijn voor de wijze waarop deze knapen de periode van komende volwassenheid ingaan.

Elk ouderpaar, dat een jongen de dienst zag ingaan, weet, dat Jan er „anders” uitgekomen is dan hij er in ging. Het heeft hem wat gedaan. Wat dat nu precies is, is wellicht moeilijk te zeggen, maar er is in die goede anderhalf jaar toch wat met hem gebeurd.

En nu hebben de kerken begrepen, dat hier een taak ligt om dienst te verlenen aan deze lammeren van Gods kudde voor wie de militaire diensttijd valt in een zo belangrijke periode van hun leven.

Zo zijn de recrutendagen geboren.

Daar wordt — voorzover mogelijk — aan de jongens een indruk gegeven van wat ze tegemoet gaan en waar ze op moeten rekenen. Een militair vertelt iets over de gang van zaken in dienst. Een arts houdt een praatje over sexualiteit en de rechte beleving daarvan. Een legerpredikant zegt iets over de geestelijke verzorging van de strijdkrachten. Een officier van de militaire sociale dienst maakt duidelijk, dat Jan wat de maatschappelijke omstandigheden van hemzelf en van thuis betreft, echt niet voor de leeuwen wordt geworpen.

En wat ik nu zeggen wou is dit: Er wordt van deze recrutendagen een onvoldoend gebruik gemaakt. Er kunnen, ook uit onze kerken, véél meer jongelui aanwezig zijn dan er in werkelijkheid komen.

Dat vind ik in één woord een droeve zaak, een blijk ervan dat in vrij brede kring de gedachte heerst, dat deze recrutendagen wel aardig zijn maar toch niet zo direct nodig als brood.

Dat Jan zelf zo dwaas is in meerdere gevallen om dat niet te beseffen, is nog tot daar aan toe. Maar dat er ouders en ambtsdragers zijn, die met het er-door-drukken van Jan’s bezoek aan de recrutendag, de indruk wekken, dat het hier niet om een zaak van importantie gaat, is niet te verontschuldigen. Om hierin verbetering te brengen stel ik dan ook voor, dat elke kerkeraad die immers periodiek bij zijn ingekomen stukken de brief aantreft waarin de recrutendag wordt aangekondigd, de in aanmerking komende jongens zelf opzoekt en aanspreekt, en er op staat, dat die jongen er naar toe gaat. Men make duidelijk, dat er aan de a.s. militair een stuk pastorale zorg ten koste wordt gelegd op de recrutendag, die de ouderling of de predikant in de meeste gevallen onmogelijk zo kon geven. Bovendien worden de reiskosten door de kerkeraad vergoed. Verdere kosten zijn er niet. Heel de financiële last van deze dagen wordt door de kerken gedragen. Blijft over, dat Jan een dag van school moet verzuimen of bij de baas een van zijn kostbare snipperdagen moet opnemen. Maar dat moet dan ook. Aan de ambtsdrager de taak om dit allemaal netjes in ’t vat te gieten.

Men zal er achteraf alleen maar dank voor oogsten.

Ik schrijf met enige nadruk en nogal uitvoerig over de recrutendagen omdat er sedert de instelling daarvan al zoveel jaren zijn verstreken, dat er intussen een nieuwe lichting ambtsdragers is opgetreden, die er recht op heeft, dat hun deze materie op het hart wordt gebonden.

Maar tenslotte toch ook nog een paar woorden over de legerdominee himself. Hij is de man, die bij zijn intrede in de strijdkrachten min of meer buiten de horizon verdwijnt, ’s Zondags doemt hij hier of daar — het hangt van de aard van zijn onderdeel af of dat elke zondag is, gesteld dat hij niet in Duitsland geplaatst werd — op om aan de mensen het evangelie te prediken. Maar zijn verschijnen heeft iets van — ik geef het toe — een schip, dat voorbijvaart, al is het dan niet in de nacht, en praait. Verder merk je niets van die man, behalve dan nu, nu hij even opduikt in Ambtelijk Contact.

Er is hier en daar enige aarzeling onder ons of het nu wel zo nodig is, dat wij als kleine kerken nu regelmatig minstens drie man bij de strijdkrachten hebben zitten, hetzij als „jaarling”, hetzij als „beroeps” of „langverbander”. Men wijst dan op de behoefte van de kerken aan dienaren des Woords. Soms schemert er ook doorheen zo iets van: Is dat werk van legerpredikant nu werkelijk van die aard, dat daar mensen geheel voor beschikbaar worden gesteld? Is het eigenlijk wel werkelijk voluit evangeliedienst, die ze daar hebben te verrichten en kunnen verrichten. Ik wou er nu alleen maar van zeggen, dat de legerpredikant voluit predikant is in de militaire dienst en dat hij goed moet uitkijken om niet mee te maken, dat zijn werk hem boven het hoofd groeit. Want er is geen eind aan.

Als er onder de broeders-lezers zijn. die daar wel eens nader over zouden willen worden geinformeerd, dan ben ik uw man en zal gaarne uit de doeken doen wat er zoal komt kijken in het leven van de legerpredikant. En wellicht zijn er naar aanleiding van beide artikeltjes vragen gerezen, die men toch wel graag beantwoord wil zien. Welnu, ik zal gaarne tot uw dienst zijn. Maar dat hoor ik dan nog wel.

Maar nu heb ik nog steeds niet gezegd wat ik omtrent de legerpredikant dan eigenlijk wel onder uw aandacht wilde brengen.

Dat is dit. Deze man staat dag aan dag tussen de doorsnee van ons nederlandse volk zoals dat in de krijgsmacht aan te treffen is. En dat is geestelijk bezien een vrij grauwe zaak. Hem bedreigt daarbij één groot gevaar: dat hij net zo grauw zou worden als die grote schare waar hij midden in staat. Een legerpredikant loopt als geen ander de kans, dat hij tenslotte — of beter: al in het begin — geen vlees en geen vis meer is.

Want, broeders, naar mijn inzicht ligt het voor de legerdominee zo, dat hij een goede kans maakt om óf meer dan ooit tevoren vastgespijkerd te worden op wat nu eigenlijk de boodschap van het evangelie is óf stevig te verwateren en in een vage religiositeit onder te gaan. Ik geloof, dat daar voor een legerpredikant niets haast tussen in ligt. Je kunt, dunkt me, niet „middelmatig” zijn in dit werk. Dat kun je in de gemeente veel gemakkelijker. Hier niet ,lijkt me. En daarom moeten de predikanten, die bij de krijgsmacht dienen, meer dan tot dusver in de gebeden der gemeente worden gedacht. Want zij hebben het zo nodig om standvastig en trouw de boodschap te brengen, op welke wijze ook. Zij moeten er immers elke week maar weer voor om te staan temidden van de honderden en duizenden, die veelal geen notie hebben van waar het eigenlijk om gaat. Zij moeten van week tot week de rug rechten en zich elke week opnieuw realiseren: Jongen, er moet iets uit de bus komen. Grijp de kansen. Zij staan niet voor het bekende en al jaren vertrouwde groepje catechisanten, dat je om je vinger windt en waar ieder in hetzelfde spoor zijn weg vervolgt of niet vervolgt. Zij staan in het nooit eindigende avontuur van: Hoe zal het van de week met de lessen gaan? En wat zal er op de spreekuren ’s avonds opdoemen?

De legerpredikant moet er eindeloos van onder de indruk zijn, dat hij, vaak geheel onvoorbereid, met jongemensen in aanraking komt voor wie de ontmoeting met de legerpredikant van beslissende aard kan zijn voor heel het verdere leven.

Men zal begrijpen, dat dit een soort werk is waarbij je menigmaal diep dankbaar bent, dat je ’t mag doen. Daarom, bidt voor ons.

H. Toorman, legerpredikant.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1964

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

De kerk, jan soldaat en de legerdominee II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1964

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's