Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijke verhoudingen en perspectieven 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke verhoudingen en perspectieven 1)

41 minuten leestijd Arcering uitzetten

1.1 Het was 16 september 25 jaar geleden dat de eerste synode van onze kerken na de bevrijding, gehouden te Utrecht, besloot in contact te treden met andere gereformeerde groe pen2), ook met die, welke geen contact hebben verzocht3).

Dit besluit betekende een belangrijke wending in de geschiedenis van de Chr. Geref. Kerken sinds 1892. Nog in 1941 werd een driemaal her haald verzoek van de synode der Geref. Kerken tot samenspreking afgewezen zij het onder protest van een negental afgevaardigden, die aantekening in de acta verzochten van een verklaring m.b.t. dit be sluit *).

In 1947 kwam in deze afwijzende houding verandering op principiële gronden5). Historisch, principieel en praktisch werd geconcludeerd tot een positieve houding. Het besluit is ons niet in dank afgenomen «). Zelfs werd een principiële koerswijziging in vergelijking met 1937 — het jaar van het bekende rapport7) — gesuggereerd. Sindsdien zijn de kerkelijke verhoudingen — de verhouding van de Chr. Geref. Kerken tot andere kerken van gereformeerde be lijdenis — voorwerp van kerkelijke opdracht, bespreking en bezinning geweest.

Opdracht, want vroegen de Geref. Kerken en de Geref. Kerken (on-derh. art. 31 D.K.O.) om contact, onze synoden instrueerden hun de putaten om ook contact op te nemen met de Geref. Gemeenten en de Ge ref. Bond8). Zelfs kregen de be trokken deputaten opdracht om pogingen in het werk te stellen te komen tot de oprichting van een gereformeerd convent9).

Bespreking, want er zijn in deze kwart eeuw vele samensprekin gen10) gehouden, waar heel wat manuren inzitten, gezwegen nog van het werk, dat de secretarissen hebben besteed aan het verzorgen van de notulen — een tijdrovende arbeid. En nog is het einde niet nu de laatste synode opdracht gaf ook samen te spreken met een commissie be noemd door het Convent van Geref. Kerken, waarmee bedoeld zijn de vrijgemaakten buiten verband.

Maar ook voorwerp van bezinning. Er is voor en na de samensprekingen veel nagedacht door de deputaten, die bij dit werk betrokken waren. Ook op de generale synoden in de vergaderingen van de commissies en in de plenaire zittingen van de synode — is veel bezinningswerk geleverd.

Deze kwart eeuw heeft duidelijk gemaakt dat de Chr. Geref. Kerken zich niet tevreden stelden met het feit van hun bestaan; maar dit bestaan zagen als een gave en een opgave.

De kerkelijke verhoudingen zijn op allerlei manieren aan de orde geweest.

1.2 Tegelijk constateren we dat in de kerkelijke verhoudingen in deze periode zakelijk geen verandering is gekomen. De eenheid in de gerefor merde gezindte is niet hersteld. Er heeft geen vereniging met welke kerk van gereformeerde belijdenis ook plaats gehad. Alleen m.b.t. de Geref. Kerken (vrijgemaakt) is plaatselijk enige toenadering gekomen, te beginnen bij Eindhoven11). Maar dat is zeker niet te danken aan de arbeid van de deputaten. Wel mag met dankbaarheid genoemd worden de pogingen om te komen tot een Geref. Convent, die later resulteerden in de oprichting van het C.O.G.G.12) maar kerkelijke eenheid bracht dit niet.

De verwarring is in deze jaren alleen maar toegenomen, getuige het feit dat in 1953 ontstonden de Geref. Gemeenten in Nederland13) en er een breuk kwam in de Geref. Kerken (vrijgemaakt) zodat verschillende kerken buiten het verband van „Hoogeveen” geraakten14). Als we het menselijk bezien is de situatie onontwarbaar. Zou er ooit een kerk komen, waarin leden van de huidige Geref. Kerken en van de Geref. Gemeenten samen lid zijn ? Zouden huidige vrijgemaakten en geref. bonders samen aan de Avond maalstafel komen te zitten ? Zijn de geestelijke kloven niet groot en is het water niet veel te diep ? 15) En dan zwegen we nog over onze eigen kerkelijke positie, wel gekarakteriseerd als „de midden-orthodoxie van de geref. gezindte” 1!). Juist omdat we in het midden staan staan we minder ver van al de genoemde partners af dan zij van elkaar en hebben we affiniteit met allen, zij het genuanceerd, maar als het op de praktijk aankomt ? We hebben de naam dat we dan ons terugtrekken en toch niet willen.

1.3 De samensprekingen, die in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van onze kerken zijn gehouden, hebben geen concreet resultaat gehad. De samensprekingen met vrijge maakte deputaten knapten af door de houding en de besluiten van de synode dezer kerken17). Deze synode wil geen praat-cultus1S), maar daden, liever vandaag dan morgen. Ondanks herhaalde verzoeken werden geen deputaten voor samenspre king benoemd.

De samensprekingen met de deputaten van de Geref. Kerken resulteerden in een gezamenlijk overzicht van de laatste samensprekingen, waaruit duidelijk blijkt dat men verder van elkaar af staat dan ooit tevoren 19).

Tot samensprekingen met de Geref. Gemeenten kon het zelfs niet komen om van andere groepen maar te zwijgen 20).

Al met al geen opwekkend beeld. Het is begrijpelijk dat ook in onze kring, ook door ambtsdragers wordt gezegd: houd er maar mee op; het heeft niets opgeleverd en het zal nooit wat opleveren. Naar uw ten ten — kerken en consistories — o chr. geref. Israël; welk deel hebben wij nog aan de andere gereformeerde stammen ?

Toch zou deze overigens begrijpelijke reactie onjuist zijn.

De gehouden samensprekingen hebben duidelijkheid geschapen in de kerkelijke verhoudingen. We weten nu aan den lijve hoe het ligt, waar de knelpunten zijn en wat ons van elkaar scheidt; ook wat veranderen moet.

De plaats van de Chr. Geref. Kerken is duidelijk geworden. Herhaalde malen is mij verzekerd door deputaten van andere kerken: wij wisten niet dat het zo lag; wat zijn mij vele dingen duidelijk geworden. Dat is inderdaad geen positief resultaat. Maar we hebben elkaar in de ogen gezien en gezegd: daarom en daar om zijn we die we zijn. Er was moer begrip voor dan we dachten dat er zou zijn, toen we begonnen.

2.1 Intussen: de kerkelijke verhoudingen zijn er. We worden er in ons ambtelijk werk plaatselijk telkens weer mee geconfronteerd. Overgangen zijn er over en weer met ver schillende kerken21). De jonge generatie ziet de verschillen niet zo duidelijk meer en neemt heel gemak kelijk een overstap je. Het feit dat er in één plaats zoveel kerken van gereformeerde belijdenis bestaan roept vele vragen op.

Allereerst krachtens Schrift en be lijdenis. Onze huidige kerkelijke ver deeldheid is vreemd aan het Nieuwe Testament22). In de belijdenis van de kerk der Reformatie is slechts plaats voor één ware kerk 2:!). Hoever en hoe diep zijn wij hier aan ontzonken ! Hoe is het kostelijke goud verdonkerd. De verdeeldheid is zondig. En de grootste nood is dat we deze nood niet zien en rustig doorgaan zonder ook maar anderen te doen delen in onze zorg over deze situatie: Gods éne kerk en onze vele kerken24). En dat in een tijd van schaalvergroting en oecumene.

Maar ook de praktijk roept telkens weer vragen op.

Is het waar dat de Chr. Geref. Kerken nu ongeveer precies zo zijn als de Geref. Kerken in 1940 en dat de Geref. Gemeenten het peil hebben bereikt van de Chr. Geref. Kerken uit die jaren ? Als er een ontwikkeling is in deze zin, wat is dan de betekenis van al die verschillen ?

Is het waar dat in de Ned. Herv. Kerk in verschillende plaatsen het Woord Gods zuiverder wordt verkondigd dan in de Chr. Geref. Kerk ter plaatse: geestelijker, persoonlijker. Wordt bij deze situatie het kerkelijk vraagstuk niet erg gecompliceerd ? Wat heb ik aan een verdediging van een kerkelijk standpunt als de praktijk uitwijst dat ook in andere ker ken het Woord Gods minstens zo trouw wordt bewaard als bij ons ? Zeker — dat raakt een plaatselijke situatie, maar is het lichaam des Heren niet allereerst plaatselijk ? 2r’) 2.2 De kerkelijke verhoudingen vragen de aandacht van de kerkeraden als zij uitgenodigd worden tot deelname aan de „plaatselijke oecumene”26).

„In sommige gevallen doen de chris telijk-gereformeerden geheel of ge deeltelijk mee”, zo is gerapporteerd, als het gaat over plaatselijke of regionale raden van kerken. Bewijs dat we in de kerkelijke verhoudingen niet één lijn trekken en in oecumenische aangelegenheden nogal stuntelig bezig zijn.

Kunnen we meedoen wanneer plaatselijke kerken gemeenschappelijke diensten houden ? Ook hier weer een verschillende houding. Velen zeggen: neen. Maar er zijn ook kerken, die ter gelegenheid van de feestdagen rustig een gemeenschappelijke dienst houden met de Geref. en de Ned. Herv. Kerk, compleet met zegen en al. De overige diensten worden afzonderlijk gehouden. Samensprekm-gen staan niet op de agenda. Maar met Kerst doe je alsof je één bent. En als er een gezamenlijke evange lisatie-actie is, lijkt het er op dat over kerkelijke verschillen niet gesproken wordt. Het gaat om de bui tenkerkelijke mens en die moet je niet aan boord komen met onze kerkelijke verschillen. Alsof die buiten kerkelijke niet zou weten van het bestaan van de vele kerken.

We zijn in deze dingen vaak erg breed. We hebben grote bezwaren tegen de vrijzinnigheid — terecht. Maar we vragen ons te weinig af of een brede samenwerking bij gemeen schappelijke evangelisatie altijd wel de toets der gereformeerde belijdenis kan doorstaan. Of moet ik vragen of wij bij brede samenwerking bij het optreden van de kerk naar buiten de toets van de gereformeerde belijdenis wel aanleggen ? Om misverstand te voorkomen: bij brede samenwerking denk ik aan het gezamenlijk brengen van het Evangelie en het voeren van allerlei acties, waarbij de boodschap van Gods Woord in geding is 27).

2.3 De kerkelijke verhoudingen hebben zich de laatste jaren toegespitst in verschillende plaatsen door het ontstaan van de Geref. Kerken i, vrij gemaakt), die buiten het verband van de in Hoogeveen vergaderde kerken kwamen te staan, hetzij gedwongen, hetzij vrijwillig. Het harde kerkbegrip was een belangrijk motief voor het ontstaan van de breuk. Dat was een door de synode van Haarlem-Santpoort aangewezen ver schil28). Te begrijpen dat nu dit punt van verschil was weggenomen er toenadering kwam. De breuk in de Geref. Kerken (vrijgemaakt) was een bevestiging van de juistheid van de door onze deputaten en synode genoemde bezwaren. Plaatselijk werden samensprekingen gehouden. Hier en daar was men spoedig klaar en besloot men tot kanselruii zonder de synodale bepalingen geheel zuiver toe te passen29). Zo gaf men gestalte aan de gevonden een heid, die door grote krantenkoppen wel erg werd overtrokken als te lezen is: na 78 jaar weer bij elkaar en herenigd.

Onze deputaten rapporteerden aan de 1.1. synode dat zij verblijd waren over de vernieuwde contacten, maar van mening waren dat deze contacten een wijs en voorzichtig beleid vragen 30).

Dit is nodig gezien de situatie van de buitenverbands-kerken, die kerk rechtelijk en dogmatisch allerminst een eenheid zijn. Kerkrechtelijk zowel als dogmatisch zijn er onder hen verschillende stromingen die ons doen vragen naar de plaats en de functionering van de belijdenis in deze kerken.

Het is ook nodig met het oog op de interne kerkelijke verhoudingen. Als contacten met andere kerken de band aan de zusterkerken doen verslappen of als die contacten een uitlaatklep zijn voor het onbehagen over eigen kerkelijke situatie, dan is er oecumenisch gezien iets mis. Het is van harte te hopen dat er meer toenadering toekomt, maar dan niet met verwaarlozing van be langrijke elementen uit Schrift en belijdenis, die de praktijk van het geestelijke en gemeentelijke leven raken.

3.1 De kerkelijke verhoudingen waar we telkens weer mee te maken hebben worden in de praktijk bemoeilijkt door een aantal belemmerende factoren, die we goed voor ogen moeten hebben en eerlijk dienen te for muleren.

We zijn uit elkaar gegroeid in de loop der jaren. We verstaan elkaars taal niet meer. Historische, psycho logische en sociologische factoren :il) spelen een grote rol in de verschillen tussen de leden van de geref. gezindte. En dan noemde ik nog niet eens de theologische verschillen over verbond en doop, die sinds 1834 het kerkelijke leven hebben beheerst *2). Er is wantrouwen gegroeid. En we staan achterdochtig tegenover elk aar. Zo staan leden en ambtsdragers uit de Geref. Gemeenten tegenover ons en zo staan wij tegenover diverse gereformeerden en vrijgemaakten en vrijgeraakten. Onze individualis tische en subjectivistische instelling speelt hier grote parten. Er zijn karikaturen over en weer gegeven, die in strijd zijn met het negende gebod. Winst van samensprekingen en ontmoetingen op conferenties is ook dat deze karikaturen gaan verdwijnen, althans niet meer zo openlijk functioneren als vroeger :«).

Maar nog altijd spelen bijkomstigheden een grote rol en wordt ie mands rechtzinnigheid getoetst aan factoren, die niet aan Schrift en be lijdenis ontleend zijn. De moeilijk heden rond de heruitgave van de Statenvertaling, waarvoor twee com missies in touw zijn; de onmogelijk heid dat Koers en Reformatorisch Dagblad elkaar konden vinden en nog niet vinden — het RD neemt nog geen advertentie van Koers op de verdachtmaking als iemand Here met twee en niet met drie e’s schrijft; de veroordeling van predi kanten — tot in onze eigen kerken toe — die in eigen gemeente de N.V. gebruiken, geen bezwaar hebben tegen nieuwe formulieren en de Psalm berijming van 1773 voor verbetering vatbaar achten en deswege niet in aanmerking komen voor een beroep, terwijl men op hun prediking niets heeft aan te merken — het zijn maar enkele symptomen die de verhoudingen tussen en in de kerken vertroebelen.

3.2 Een andere factor is de verhouding plaatselijke kerk/kerkverband een verhouding, die in discussie kwam toen Eindhoven tot kanselrui’ besloot34) en die ook in volgende gevallen steeds weer ter sprake kwam. Als gereformeerden zijn we bijzonder geporteerd voor de zelf standigheid van de plaatselijke kerk; als christelijke gereformeerden zijn we het bezwaar van onze groot vaders nog niet vergeten: de rechten van de gemeenten zijn verkort. Anderszijds is het kerkverband iets anders dan een pak, dat je na verloop van tijd afdankt. Er zit in het kerkverband een geestelijke factor, die niet te verwaarlozen is. Het kerkverband mag lasten meebrengen, de lusten zijn m.i. toch groter. Daarom moeten plaatselijk gegroeide verhoudingen enerzijds niet direct omgezet worden in experimenten, die nog geen blijvende eenheid waar borgen, en anderzijds veel meer dan tot dusver geschiedde met alle klem en kracht doorwerken naar lande lijke verhoudingen. Hier is m.i. te weinig aan gedaan. Of een plaatselijk gestalte geven aan de eenheid moest vooral afhangen van het samentrof-fen van bepaalde dominees, die het goed met elkaar kunnen vinden. Maar dan denken we niet meer kerkelijk.

Het is niet: of plaatselijke gemeente of kerkverband. Maar het is èn plaatselijke gemeente èn kerkverband. Wat in jaren uit elkaar gegroeid is kunnen we in enkele weken niet bij elkaar krijgen.

3.3 Geestelijke factoren spelen een niet minder grote rol.

De eigenzinnigheid is groot bij leden en ambtsdragers. Velen maakt hot bezit van de waarheid of wat zij als waarheid zien of hun visie op de waarheid35) hoogmoedig.

Zo heel gemakkelijk wordt het kerkelijke leven een machtspositie. Men wil wel kerkelijk eenheid als men zelf de leiding heeft of als allen terugkeren tot of zich verenigen met een bepaalde kerk. Wie zo werkt aan de kerkelijke eenheid kan beter ophouden. Men moet het doel voor ogen hebben, maar de weg tot het doel niet bij voorbaat uitstippelen. De kerkelijke zelfhandhaving ligt dan voor de deur. Wat we in geschillen tussen broeders en zusters afkeuren mogen we in kerkelijke geschillen zelf niet koesteren. Het gaat niet om onze kerk, maar om Gods waarheid 3fi).

Geestelijke kortsluiting ligt weer op een ander vlak. Men verstaat elkaar geestelijk niet meer omdat men opereert vanuit een geestelijk systeem van welke aard ook of omdat men een visie heeft op het geloofsleven, die meer beredeneerd dan beleefd is. De algemene geesteloosheid vertroebelt de verhoudingen èn doordat we de nood niet meer gevoelen èn door dat we de kern van de zaak kwijt raken en niet meer zien waar het om gaat wat weer repercussies geeft in de gemeente.

Tenslotte is er de secularisatie de verwereldlijking — waardoor de geesteloosheid wordt toegespitst. De jacht naar genot en statussymbolen, de invloed van de moderne communicatiemiddelen verzwakken de weerstand, ondermijnen het kerke lijke besef en maken dat we vaak niet meer weten waar het om gaat, waardoor het kerkelijke vraagstuk als onwezenlijk wordt beleefd. We blijven doordraaien, totdat er wat gebeurt, dat alles ondersteboven gooit; dan zullen grenzen worden uitgewist en beginselen over boord gezet.

3.4 De laatste jaren is daarbij gekomen de invloed van de nieuwere theolo gie :!7), die ook de gereformeerde gezindte infecteert en in haar conse quenties onze jongeren reeds te pakken heeft. De waarheid zegt niets meer; een belijdenis is een verouderde aangelegenheid38). We moeten samen wat doen; dan groeit de een heid vanzelf 39).

De dienst gaat voor het getuigenis. Alles moet functioneel zijn. God Zelf wordt een functie. Deze opvatting spreekt de functioneel ingestelde kerkmens aan. De kerkelijke verschillen zeggen hem niet zo veel meer. In de praktijk van uw ambtelijk werk hebt u daar slag op slag mee te maken en veel catechisaties gonzen van opmerkingen over de zinloosheid van de kerkelijke verdeeldheid uit deze achtergrond.

3.5 Tenslotte is elke kerk rijk aan spanningen, die het gemeentelijk leven in bepaalde gevallen overschaduwen. We noemen er vier:

a) Verticaal/horizontaal — valt de nadruk op de verhouding tot God en de zaligheid van de ziel of gaat het om de roeping tegenover wereld en medemens ? De tegenstelling is onjuist 40), maar ze speelt een grote rol in het huidige kerkelijke leven en in de prediking.

b) Conservatief/progressief — we doelden er reeds op bij het noemen van de eerste factor. De rechterflank van de geref. gezindte wordt door deze tegenstelling beheerst in vele opzichten. De een ziet het heil van de kerk gelegen in het handhaven van elke vorm uit het verleden; de ander strijdt voor het nieuwe omdat het nieuw is. De zucht naar vernieuwing kan opkomen uit geeste loosheid en een surrogaat zijn voor geestelijk leven; en alle behoudzucht komt niet uit de Heilige Geest. Waar verstarring en verwarring heersen werkt de Geest niet; omgekeerd men verstart en verwart doordat men mist de vrijmakende werking van Gods Geest 4i).

c) Evangelisch/wettisch is een tegenstelling, die nog niet overwonnen is en die de kerkelijke verhoudingen ex- en intern bemoeilijkt. Doordat de rechte verhouding niet gezien wordt legt de een de nadruk op het Evangelie en weet men met de wet geen raad en de ander beklemtoont de wet en kan het Evangelie niet plaatsen. Het Evangelie komt in de lucht te hangen en wordt verduisterd; de wet wordt genegeerd of geisoleerd uit het geheel 42).

d) Rechts/links is een andere spanning, die veel moeilijkheden geeft. Het is moeilijk te definiëren wat rechts of links precies is. Het wordt gebruikt op politiek, maatschappelijk en kerkelijk terrein43). Het gebruik en de keuze van deze begrippen loopt niet parallel. Maar we hebben er terdege mee te maken. We zijn immers verdeeld over de politieke keuze op 29 november; over de krant, die wij lezen; de radio vereniging, waarvan we lid zijn; over ethische vragen en levensstijl om het daar maar bij te laten. Bij alle variaties die deze begrippen opleveren is duidelijk dat rechts veel meer wil uitgaan van Gods Woord en links zich veel meer wil laten beheersen door de tijd. Tengevolge hiervan voltrekt zich in alle kerken een scheiding der geesten en komen de kerkelijke kaarten heel anders te liggen dan voorheen. Dat bemoeilijkt in feite de officiële kerkelijke verhou dingen. Het kan anderzijds een prikkel zijn om nu te bewaren wat we hebben tot welke kerk we ook be horen. 4.1 De kerkelijke verhoudingen dienen beheerst en voor zover dit niet het geval is, gesaneerd te worden door Schrift, belijdenis en kerkorde. Het is een aflopende trits. De Schrift. het onverminkte en onverkorte Woord Gods, is al-bepalend. We buigen voor de Schrift; we willen leven naar de belijdenis, die gegrond is op de Schrift en een samenvatting is van haar inhoud^); en het kerke lijke leven willen we inrichten volgens de Dordtse Kerkorde, document van de Christocratie 45) — Christus regeert Zijn Kerk.

Het gaat om een gereformeerd ker kelijk leven.

We kunnen de stelling verdedigen dat Christus’ kerkvergaderend werk niet gebonden is aan een kerk van gereformeerde belijdenis en kerkin richting46). De vraag naar de grenzen van de kerk is niet gemakkelijk te beantwoorden. Er zijn kinderen Gods buiten de kring van het gereformeerd belijden. We hopen ze in de hemel te ontmoeten, maar het is moeilijk om hier met hen in één kerk te leven.

Een gereformeerd kerkelijk leven beantwoordt o.i. het beste aan de eisen, die Gods Woord stelt. Gereformeerd is niet iets extra’s, maar voluit schriftuurlijk. De gereformeerde belijdenis vertolkt het schoonst de inhoud van de Schrift47). Als we hiervan af gaan wijken zetten we de deur open voor allerlei wind van leer. Wat we aan breedte winnen verliezen we aan diepte en innerlijke kracht.

4.2 Niet vergeten mag worden dat tot het leven naar en het handhaven van de gereformeerde belijdenis ook behoort de religie van de belijdenis 4S). Anders gezegd de belijdenis is geen verstandelijke aangelegenheid, maar een zaaK waar de belijder existentieel bij betrokken is. Be lijdenis impliceert belijden en beleven. De belijdenis draagt een geestelijk karakter en geeft rijke aanwij zingen voor prediking en geloofs leven 4). Deze aanwijzigen dienen terdege te worden verdisconteerd, willen wij naar de belijdenis leven en kerk zijn.

Alleen het wordt een moeilijke zaak, wanneer de mate, waarin wij de religie van de belijdenis beleven, criterium wordt voor het behoren tot bv. de gereformeerde gezindte. Dan verlaten we de objectieve basis en hanteren subjectieve normen. Het gevolg zal zijn dat de gereformeerde gezindte hoe langer hoe meer versmalt 50). Het gaat om het integraal en existentieel leven naar de gereformeerde belijdenis waarbij we met droefheid constateren dat de gere formeerde belijdenis velen niet meer aanspreekt en anderen de gerefor meerde belijdenis niet meer met een schok herkennen51) of dat terwijl men de belijdenis ambtelijk ondertekent, praktisch haar negeert.

4.3 Kerkelijke eenheid functioneert alleen wanneer ze uitdrukking is van geestelijke eenheid. De eenheid waar Christus in het Hogepriesterlijke gebed om heeft gebeden is allereerst een geestelijke eenheid, die dan ook openbaar moet komen in institutaire eenheid52). We zullen daarom vandaag op die geestelijke eenheid zeer bedacht moeten zijn. Het jagen naar kerkelijke eenheid zonder geestelijke eenheid is in feite een slag in de lucht. Dit als middel toepassen is nog erger dan de kwaal van de kerkelijke verdeeldheid zelf. Met Over duin zeg ik in dit geval: beter in vrede naast elkaar dan in ruzie bij elkaar53). Maar dat mag geen zoet houdertje zijn; geen rustbank.

Daarom moeten we staan naar gees telijke eenheid en in het verlengde daarvan staan naar kerkelijke eenheid.

Het verwarrende en gecompliceerde van de huidige situatie is dat er van daag geestelijke eenheid is tussen leden en ambtsdragers van verse billende kerken, zonder dat er van kerkelijke eenheid sprake kan zijn; terwijl diezelfden geen geestelijke eenheid hebben met hen met wie ze kerkelijk wel een zijn.

Er groeien vandaag allerlei dwars verbindingen tussen de verschillende kerken, die geen officiële kracht hebben en die toch op de lange baan van grote betekenis kunnen blijken te zijn.

4.4 Het gaat in ons worstelen in de kerkelijke verhoudingen niet om één be paalde kerk, die toch vooral bewaard en triumferend uit de worsteling te voorschijn moet komen. Wie zo de kerkelijke eenheid najaagt zal niets bereiken.

Het gaat niet om „onze” kerk, die ik overigens — voor zover u het niet wist — heel hartelijk liefheb. We staan als Chr. Geref. Kerken naar mijn vaste overtuiging in de continuïteit van de Kerk der Reformatie. De kerk des Heren wordt naar onze Nederl. Geloofsbelijdenis zeker gekenmerkt door reine bediening van Woord en Sacramenten en de rechte uitoefening van de kerkelijke tucht. Maar Christus’ kerkvergaderend werk is breder dan de Chr. Geref. Kerken.

Het gaat om Christus’ kerk. Dat be tekent: er zal geen kerkelijke een heid komen, wanneer de Chr. Geref. Kerken pretenderen dat ieder christelijk gereformeerd moet worden. Maar ook niet wanneer de Geref. Kerken (vrijgemaakt) poneren: ieder is verplicht zich bij deze kerken te voegen. En evenmin wanneer de Geref. Bond wel de nood der kerk diep analyseert, maar bij voorbaat zegt: en de kerk der vaderen verlaten wij nooit.

We moeten dit eerlijk stellen en we kunnen ook niet vruchtbaar en gees telijk over kerkelijke eenheid spreken als ieder van genoemde veron derstellingen uitgaat.

Het gaat om de Waarheid Gods; niet om allerlei specialiteiten, die losgepeld worden uit het geheel.

Die Waarheid Gods heeft essentiële aspecten54): zonde en genade; de centrale plaats van Christus; het werk van de Heilige Geest — dat zijn levensstukken, die voluit moeten kunnen functioneren in de kerk van Christus. 4.5 In de bespreking over kerkelijke verhoudingen dient dit alles onverkort te worden vastgehouden.

Als men samensprekingen houdt met andere kerken of plaatselijk aan de eenheid gestalte wil geven zonder deze schriftuurlijk-confessionele be nadering, dan geeft men niet alleen zijn chr. geref.-zijn prijs, maar men doet tekort aan Gods Waarheid.

Het is bijzonder jammer dat er tweeerlei breuklijn loopt door wat we de geref. gezindte 55) noemen.

Enerzijds tussen hen, die de gere formeerde belijdenis willen hand haven èn hen, die deze belijdenis verzwakken door afwijkingen van die belijdenis toe te laten. Anderzijds tussen hen, die samen de gerefor meerde belijdenis onderschrijvend, in de toepassing van die belijdenis verschillen. Immers ondertekening van de belijdenis waarborgt niet dat men gelijk denkt over de positie van de bondeling; over de toeëigening van het heil; over de functionering van de Geest. Dat raakt weer direct de prediking en de bearbeiding van de gemeente.

Als men er van uitgaat dat het met de gemeente natuurlijk wel in orde is en steigert wanneer in de prediking doorklinkt dat elke bondeling persoonlijk moet worden bekeerd en wanneer men niet alleen veronder stelde wedergeboorte, maar ook verondersteld geloof515) afwijst, dan staat het stoplicht op rood. Men zal dan goed moeten doorspreken en hier niet te spoedig over heenspreken.

Of is dit niet essentieel meer voor schriftuurlijke prediking, die in onze kerken gebracht moet worden? Dan is te begrijpen dat men spoedig klaar is. Hoe minder gespitst op het christelijke gereformeerde hoe spoediger bereid tot eenwording met andere kerken.

5.1 Laten we eens nagaan de mogelijk heden die er vandaag theoretisch zijn om de bestaande kerkelijke verhoudingen te doorbreken. Het zijn er voor zover ik kan bedenken vier. De eerste wordt ons aangeprezen door de Geref. Bond: terugkeren naar de Ned. Herv. Kerk57). Het wordt niet met ronde woorden gezegd. Maar het feit dat men tegen het beginsel van Afscheiding is en de Afscheiding onvruchtbaar en een repeterende breuk noemt maakt duidelijk: de plaats van de geref. belijders is in de kerk der vaderen, nog altijd Gods kerk.

Voordelen zou het zeker hebben: de positie van de Geref. Bond zou versterkt worden; als heel de geref. gezindte kwam, zou er wat kunnen gebeuren.

Maar hoe zeer men van Geref. Bondkant de eenheid van het verbond be klemtoont, de eis van Christus’ koningschap juist in de kerk en de be tekenis van Pinksteren voor de kerk, waardoor een beroep op de O.T. ische situatie niet meer relevant is, maken dit voor ons onmogelijk.

We zouden een streep halen door cle kerkgeschiedenis van de vorige eeuw en zeggen: dankbaar voor wat de Afscheiding voor en na 1892 gebracht heeft, maar ze was verkeerd en niet verantwoord.

Dit kan niet en mag niet. Het is uiterst jammer dat we met de geref. bonders, met wie we zoveel gemeen hebben, op het punt van de kerk grondig verschillen. Overigens mochten wij in onze kerken wel wat meer verlangen naar de terugkeer naar de Ned. Herv. Kerk overeenkomstig de Acte van Afscheiding58).

5.2 Fusie van bestaande kerken kan in de bestaande verhoudingen niet worden nagestreefd. We staan te ver van elkaar. Laten we nuchter zijn: Er is geen schijn van kans dat Geref. Kerken en Geref. Gemeenten bij elkaar zullen komen.

Een hereniging tussen Geref. Ker ken en Geref. Kerken (vrijgemaakt) zit bepaald niet in de lucht.

Individueel mogen sommige leden gemakkelijk uit onze kerken naar een van de genoemde kerken overgaan, maar als kerken zullen we voorlopig met geen van de genoemde kerken verenigen.

De meeste toenadering is er nog tussen de Chr. Geref. Kerken en Geref. Kerken (vrijgemaakt - buiten verband), al zijn deze buitenverbanders geen kerk in de gebruikelijke zin van het woord en zijn zij m eigen kring nog bezig hun identiteit te bepalen. Samensprekingen zijn pas begonnen tussen wederzijdse de-putaten. Grote voorzichtigheid is vereist.

De Geref. en de Ned. Herv. Kerk zijn „samen op weg” ! 59), maar het einde van de weg is niet in het zicht. Of een eventuele fusie de gereformeerde zaak ten goede komt waag ik te betwijfelen. Mocht die fusie komen dan zal het zaak zijn dat al wat gereformeerd heet zich bezint en concentreert.

5.3 Plaatselijke kerken de vrijheid geven naar bevind van de plaatselijke situatie te handelen. In de Geref. Kerken wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt m.b.t. de N.H. Kerk. Men zou geen bezwaar maken deze mogelijkheid ook toe te passen op de Chr. Geref. Kerken.

Ook in onze kerken is er de mogelijkheid tot kanselruil en intercom munie — in concreto alleen met de buitenverbanders 60). En deze mogelijkheid is duidelijk bepaald en be grensd; zij geeft geen verlof om te vrijbuiteren.

De zelfstandigheid van de plaatselijke kerk functioneert op deze wijze en wordt alleszins gehonoreerd.

Maar er zijn ook grote bezwaren: de band met het kerkverband gaat gemakkelijk verslappen; er komt in het kerkverband bij de zusterkerken een geheel verschillende gedragslijn, hetgeen de image in kerkelijk Nederland niet ten goede komt;kanselruil en intercommunie mogen niet bedreven worden als experiment, maar zijn slechts gerechtvaardigd als preludium op komende een wording;

bij experimenten worden de kerkelijke verhoudingen onduidelijk en niet bevorderlijk voor een gezond kerkelijk besef.

5.4 Blijft over federatie van kerken samenwerking van kerken, die hun zelfstandigheid bewaren.

De term zelf is vreemd, ontleend aan staat en maatschappij, op het erf van de kerk onbekend. In de Schrift is dit begrip uiteraard niet te vinden. In de gereformeerde be lijdenis komt het niet voor; in de Kerkorde is het niet bekend.

Een zwaar principieel bezwaar is: er mag maar één kerk zijn en federatie van kerken houdt de kerkelijk? verdeeldheid in stand.

Maar we staan midden in de werkelijkheid. De art. 28 en 29 zijn niet zonder meer toepasbaar op de gecompliceerde kerkelijke situatie van vandaag. Het gaat om de vraag: hoe kan er iets groeien, nu niemand gelukkig is met de bestaande situatie en de band gaat trekken dwars door de geschiedenheid heen ?

Deze federatie kan alleen zin hebben als er een basis is, die kan functioneren en ook metterdaad functioneert. Deze basis zou door de synoden moeten worden goedgekeurd, uitdrukkelijk daarbij bepalend dat plaatselijke kerken alleen op deze basis met elkaar kunnen federeren — daar zal het moeten beginnen.

De basis zal moeten zijn: Gods Woord en de geref. belijdenis met de uitdrukkelijke vermelding dat men deze belijdenis wil laten functioneren in het kerkelijke leven, de ambtelijke arbeid; daarbij de bereidheid uitsprekend zich in alle voor komende gevallen te laten normeren door Gods Woord en de geref. belijdenis.

Plaatselijke kerken die dit niet willen aanvaarden sluiten zichzelf uit; dit kan een concentratie van reformatorisch leven ten gevolge hebben. Het nadeel is dat men nolens volens een wig kan drijven tussen de ker ken van hetzelfde kerkverband.

Maar we zullen plaatselijk elkaar veel meer moeten zoeken en moeten proberen elkaar te leren kennen, te corrigeren, te sterken. Kan dat niet, dan heeft een landelijk gesprek geen zin. Is het niet mogelijk bijbel of gesprekskringen te vormen uit leden van verschillende kerken ? Is er niet een verantwoorde vorm van gemeenschappelijke evangelisatie arbeid ? Kunnen er geen afspraken bij overgangen worden gemaakt en kan het elkaar de vliegen afvangen niet ophouden ?

6.1 U zult begrijpen dat ik slechts aarzelend de perspectieven kan aangeven. Het is een zaak van eerlijkheid dit zo te zeggen. Het moest anders. Ook al zouden we anders willen dan kan het in vele gevallen vanwege de ander niet anders.

Men dient zelf te weten wie en wat men is. Alleen wie eigen kerken liefheeft kan werken aan de eenheid. Wie gereserveerd staat tegenover eigen kerkelijk leven kan nooit een goede partner zijn in het oecumenisch gesprek. Dat kunnen we met scherp genoeg zeggen.

Soms lijkt het een tegenstelling te zijn: liefde tot eigen kerk en ijveren voor meerdere eenheid. Persoonlijk wordt het me nogal eens verweten: wij begrijpen u niet.

Het behoeft geen tegenstelling te zijn; er is een hogere eenheid in Christus, Wiens werk men ziet in eigen kerk en Wiens kracht in an dere kerken men evenmin kan ont kennen. Reden waarom men hunkert naar de samenbinding in Hem.

6.2 Wat hebben we over de hele linie van het kerkelijke leven de Heilige Geest nodig. Hij alleen kan ons de weg wijzen. We hebben een nieuw, een bijbels-reformatorisch reveil nodig over de lengte en breedte van het kerkelijke leven61). De nood moet nood worden door de ontdek kende kracht van de Geest, Die ons eerlijk maakt voor God en elkaar.

Wij kunnen elkaar niet ontmoeten op de hoogten van onze christelijk heid en kerkelijkheid: maar alleen in de diepten van onze beleden zonden. verdorvenheid, onwaardigheid en in de verwondering over Gods ondoorgrondelijke genade in Christus»*).

We zullen uit onze kerkelijke bunkers

moeten komen. Of moet de gesel Gods ons er uit slaan ?

We zullen elkaar ook moeten vast houden en voor elkaar hebben te bidden. Als volgende week de generale synode der Geref. Kerken vergadert dienen we te bidden voor deze synode opdat Gods Waarheid wordt gehandhaafd.

6.3 Goede kerkelijke verhoudingen dienen te worden bevorderd, plaatselijk en landelijk.

Onder 5.4 gaf ik reeds voorbeelden. Het moet werkelijk anders worden. Waarom moeten we langs elkaar heenleven ? Waarom sluiten we ons op in eigen kring ? Waarom kunnen we niet meer spreken over de wezenlijke dingen ? Zitten we allen kerkelijk zo hoog ? Is het onze schuld of is het de schuld van de anderen ? Is ons kerk-zijn een getuigenis ? Gaat er wat van uit ? Vertonen we ook als kerk de gestalte van Christus ? Is het niet mogelijk om bepaalde afspraken te maken, zodat we niet langs elkaar heen werken en kerken en er steeds weer de kleine prikjes zijn, die het kerkelijke leven zo zuur maken.

6.4 Krachtig wil ik pleiten voor de oprichting van de plaatselijke C.O.G.G.’s, contactorgaantjes voor en van de geref. gezindte. Als het niet met vijf of zes kan, dan met twee of drie. Liefst op kerkeraadsniveau; anders te vormen door gemeenteleden83).

Het valt ons moeilijk — ik sluit me zelf graag in — om plaatselijk te beginnen. We staan in vele plaatsen zo vreemd tegenover elkaar. En toch anderzijds — wat kan er een herkennen van elkaar zijn. De dag van het Reformatorisch Getuigenis vorige week zaterdag was het feest van de ontmoeting. Plaatselijk zou er meer kunnen gebeuren zonder dat we direct spreken over kanselruil. De verhoudingen zitten zo vast, als we het officieel bekijken. De leden zelf blijken vaak erg los aan hun kerk te zitten.

Het doel van een plaatselijk C.O.G.G. is niet het minst elkaar aanspreken op basis van de gereformeerde be lijdenis.

We zullen elkaar moeten gaan kennen, herkennen, dienen met onze gaven.

Als we het lichaam van Christus in het oog hebben en niet ons kerkelijk standje, zal kerkelijke hoogmoed wijken. Het gaat niet om onszelf.

Het zal alleen op dit vlak en in dit geestelijke klimaat anders kunnen worden in kerkelijk Nederland.

Misschien worden we dan eindelijk eens christen ook in de omgang met elkaar als kerken.

6.5 Tenslotte: ik vat het samen in dit ene zinnetje: Er is alleen maar perspectief in de kerkelijke verhoudingen wanneer in alle kerken het leven uit de Geest meer en meer gevonden wordt; wanneer we verbonds , kerk-, activiteits-bevindings schema’s opgeven; wanneer de kracht van de Geest ons klein en ootmoedig, nuchter en sterk maakt. De nood van de kerkelijke verhou dingen is uiteindelijk de nood van de verhouding van kerkleden en ambtsdragers tot de Drieënige God. Daar laboreert het.

Wij moeten ons allen bekeren van onze eigenzinnigheid en betweterij. Wij moeten restloos ons ter beschik king stellen; onze programma’s in leveren en bidden — aanhoudend en volhardend — om Gods Geest.

En we moeten zelf werkelijk kerk zijn: trouw, serieus, krachtig.

Alleen levend, ootmoedig nuchter en verwachtend geloofsleven geeft ons het rechte zicht op de kerk, die we dan niet absoluteren noch relativeren, maar die we zien als een wonder van Gods genade, een werk van Christus, een schepping van de Geest.

Die kerk is katholiek; is heilig; is één in het geloof.

Daarom bidden we juist voor die kerk: Kom Schepper Heil’ge Geest bezoek weer opnieuw Uw kerk met al het heil van Christus’ werk.

Wij weten het niet meer. Wij hebben het verknoeid. Wijs ons de weg en bewaar ons voor onze beslissingen.

Laten we U niet vooruitlopen en laten we niet achterblijven.

Bouw Uw kerk. Het is Uw werk ondanks alles wat wij er aan verprutst hebben.

Zo biddende kerk zijn. Het moet en het mag.

Amen, Koning van Uw Kerk, maak het waar.

AANTEKENINGEN

x) Het is niet onmogelijk dat de lezers bepaalde delen van dit referaat volgend jaar terugvinden in een brochure over dit onderwerp.

2) Acta Gen. Synode 1947, art. 75.

3) Idem pag. 102. De rapporterende commissie stelde voor (2b): „dit contact ook te zoeken in dezelfde geest met kerken en groepen, die de Gereformeerde belijdenis aanvaarden en van wie een verzoek alsvoren niet is ingekomen”.

4) Acta Gen. Synode 1941, art. 54.

B) Men leze het korte, maar strakke rapport. Acta 1947, pag. 101/2.

6) Vgl. het rapport dat diende op de gen. synode van de Geref. Kerken (vrijgemaakt) te Hoogeveen 1969, pag. 32/33: „In de besluiten van de gen. synode van de Chr. Geref. Kerken in Utrecht 1947 ligt een van de voornaamste oorzaken van de verwijdering, waarover hun synode van Hilversum zich nu beklaagt”. „De contactoefening begon van chr. geref. zijde met een heel ander motief dan van geref. zijde”.

7) De gen. synode van Hilversum 1937 aanvaardde het rapport „Bredere omschrijving van de gronden, waarop het antwoord van de Synode van 1934 aan de Geref. Kerken rust”. Acta, Bijlage XV D, pag. 131 vv.

8) Deputaten namen met de Geref. Gemeenten contact op in 1949 (Acta 1950, pag. 172). De synode van 1953 verzocht de deputaten diligent te blijven om te trachten alsnog contact te verkrijgen met de Geref. Gemeenten. Acta 1953, art. 117. Dit is de voortdurende opdracht van de synode geweest, terwijl de deputaten periodiek moesten rapporteren: geen contact hunnerzijds gewenst.

Met de Geref. Bond werd contact opgenomen in 1951 (Acta 1953, pag. 138). De synode van 1953 droeg haar deputaten op het aanvankelijk gelegde contact te vernieuwen. Acta 1953, art. 116.

9) Acta Gen. Synode 1953, art. 115 en 118. Oud. ds. G. Wisse was de warme pleitbezorger van een Gerefor meerd Convent.

10) Een overzicht van de gehouden samensprekingen is te vinden in hoofdstuk V Kerkelijke Kaart van mijn. Kerk tussen klem en knoop.

11) Het historisch overzicht van de kerkelijke verhoudingen in Eindhoven is te vinden in de door de kerkeraad van Eindhoven uitgegeven brochure: De HERE bouwt Jeruzalem.

12) Op 26 april 1963. Vgl. de brochure Wat wil het C.O.G.G. ?

13) Nadat dr. C. Steenblok ontheven was van zijn docentschap aan de Theologische School te Rotterdam. Kern van het conflict was „het algemeen welmenend en onvoorwaar delijk aanbod van genade aan allen”. Zie dr. C. N. Impeta, Kerkelijke Kaart van Nederland 3, pag. 201.

14) Aanleiding tot dit conflict was de „Open Brief” van een aantal leden en ambtsdragers van deze kerken aan de Tehuis-gemeente te Groningen. 1966.

15) Titel van een bij Wever verschenen paperback van dr. Louis Praamsma te Collingwood. Ondertitel: Brieven uit Canada.

1(i) Zie mijn „Kerk tussen klem en knoop” hoofdstuk V, noot 3, pag. 187.

17) Hier is te denken aan de beoordeling van vrijgemaakte zijde van onze synode van 1962 — zie „Om de ware katholiciteit der kerk”, pag. 25. Na 1962 toen onze kerken zich aansloten bij de G.O.S. kwamen grote bezwaren tegen deze beslissing en nu ook tegen het lidmaatschap van de I.C.C.C. hoewel dit vanaf 1950 nooit als onoverkomelijke belemmering was aangevoerd. De koers werd scherper. De geref. synode van Rotterdam Delfshaven besloot een be roep te doen op de e.v. gen. synode van de Chr. Geref. Kerken om de verschillen niet langer aan te raer-ken als beletsel om tot eenheid te komen”.

18) Deze uitdrukking werd op een van de laatste vergaderingen van de gen. synode van Hattem (1972) gebruikt, toen gesproken werd over de verhouding tot de buitenverbanders. Samenspreking met hen zou leiden tot een praat-cultus.

19) Rapport van deputaten aan de 1.1. gehouden synode van Rotterdam 1971. Laatste zin van het rapport: De chr. geref. deputaten constateerden, om deel II van hun rapport samen te vatten, eerder een toenemende verwijdering dan een groeiende toenadering.

20) In de eerste vergadering van deputaten eenheid — 13 november 1947 — werd ook reeds gesproken over de Oud-Gereformeerde Gemeenten.

21) Een duidelijk overzicht is in het Jaarboek te vinden; zie pag. 104. In tegenstelling tot vele jaren kwamen er meer uit de Geref. Keruen dan er uit onze kerken naar deze kerken gingen: 530-252. Daaren tegen verloren we aan de Geref. Gemeenten: 104 leden kwamen, maat 176 gingen. Verschuivingen !

22) Vgl. het rapport van gereformeerde deputaten „Met al de heiligen” (1960), pag. 20.

23) Art. 27-29 N.G.B. Daarom gaat net niet aan — zoals in de bespreking gevraagd werd — zonder meer deze artikelen toe te passen op onze huidige kerkelijke situatie en één kerk de ware te noemen en andere kerken als vals te bestempelen. We dienen zeker voorop te stellen wat de ware kerk is. „Toch wil ik niet beweren dat het onbijbels is om zuivere en minder zuivere kerken van elkaar te onderscheiden” — J. van Genderen, „De ware kerk”, (1957), pag. 16.

24) Titel van een brochure van dr. H. Berkhof: Gods éne kerk en onze vele kerken, Nijkerk zj.

25) Elke plaatselijke kerk is het lichaam van Christus: Efeze 4, 1 Corinthe 12.

26) Rapport „Verkenningen in de plaat selijke oecumene in Nederland” (Knippenberg-Rosbergen), pag. 33.

27) Deze brede samenwerking kwam meermalen ter sprake in de samen sprekingen met vrijgemaakte deputaten. Voor de voorbeelden, die zij gaven zie: Om de ware katholiciteit der kerk, pag. 28.

28) Deze synode was van oordeel „dat er verschillen gebleken zijn met name ten aanzien van de toeëigening des heils en met betrekking tot de hantering van het gereformeerd belijden omtrent de kerk”. Acta 1962, art. 154, pag. 76.

29) Aldus de uitspraak van de 1.1. gehouden gen. synode van Rotterdam „dat het op 13 jan. 1971 door de classis Zwolle genomen besluit ten dele niet op wettige wijze tot stand is gekomen” — zie synodeverslag in De Wekker, 28 jan. 1972, pag. 127. Het zal altijd moeilijk blijven om van buitenaf te beoordelen of in een bepaalde plaats zo hoog nodig aan de gevonden eenheid gestalte moet worden gegeven. Zij, die bezwaren hebben, zullen zich moeten afvragen wat zij zelf doen aan de eenheid van de gereformeerde belijders ter plaatse.

Anderzijds zullen kerkeraden, die tot kanselruil etc. besluiten, niet alleen de plaatselijke verhoudingen in het oog moeten hebben, maar ook dienen te vragen naar de landelijke verhoudingen zowel wat betreft eigen kerkverband, dat niet minder zwaar mag wegen dan de band met een andere kerk ter plaatse, als wat betreft de opvattingen, die onder de buitenverbanders leven en die nog niet uitgebalanceerd zijn.

30) Deel IIA van dit rapport, waar ook staat: „Sommige plaatselijke kerke raden menen dat eenwording met onze kerken zo spoedig mogelijk moet plaats vinden; andere kerkeraden willen niets forceren en ”lemen ook hunnerzijds een afwach tende houding aan”. Daarop voigt dan het vermelde oordeel van deputaten.

31) Een goed overzicht biedt het themanummer van Wapenveld „De Gereformeerde Gezindte — een portret” (20e jrg. nr. 3, 4 — maart, april 1970).

82) Vgl. E. Smilde „Een eeuw van strijd over verbond en doop”, Kampen 1946.

33) Geheel verdwenen zijn de karikaturen nog niet. Alleen reeds de titel van het boek van A. v. d. Meiden „De zwarte-kousen kerken” wijst in deze richting. Overigens rekent hij — zelf van chr. geref. afkomst de chr. gereformeerden niet geheel onder de zwarte-kousenkerken. (Pag. 144). Nog steeds komen we de gedachte tegen dat christelijk gereformeerd zonder meer betekent aarts-conservatief en overal op tegen.

34) Vgl. „De HERE bouwt Jeruzalem”, pag. 23 - 32 en de bijlagen V en XII.

35) Vgl. de artikelenserie „Waarheid en ootmoed” in De Wekker van 27 ok tober, 17 en 24 november 1972.

36) Vgl. Jaarboek 1972, artikel 1892 1972, pag. 231 en het artikel „Nog tachtig jaar” in De Wekker van 16 juni 1972.

37) Vgl. over de nieuwere theologie: J. H. en W. H. Velema — Nieuwe wegen/Oude sporen en W. H. Velema: De nieuwe theologie en de Heilige Schrift.

38) Vgl. C. Augustijn: Kerk en belijdenis; daartegenover J. van Genderen: De reformatorische belijdenis in discussie.

39) Dit is het standpunt van prof. dr. H. M. Fiolet, secretaris van de Raad van Kerken in Nederland. Vgl. de uitgave van de Raad van Kerken „God, wereld, kerk”: Fiolet ziet de eenheid vooral daar tot stand komen waar christenen werkelijk gaan staan aan de concrete problemen van de huidige samenleving. Deze beweging zal leiden tot kerkvernieuwing, die de eenheid van de kerk zichtbaar zal maken”, pag. 18/9.

40) Men zie het referaat, gehouden op de Ouderlingenconferentie van 1968 „In het snijpunt van horizontaal en verticaal”, Ambtelijk Contact, no vember 1968, nr. 74.

41) Vgl. hoofdstuk III, 7 van Nieuwe wegen/oude sporen.

42) Vgl. „Kerk tussen klem en knoop”, pag. 161 en C. Graafland, Verschui vingen in de Gereformeerde Bonds prediking, hoofdstuk Wet en Evangelie, pag. 57.

43) Voor de politiek leze men de interessante uiteenzetting van J. Klatter, Vóór de bocht, pag. 20 - 25.

44) Vgl. J. van Genderen in Wij geloven en belijden, pag. 28: Het is de waarheid, die erin weergegeven wordt, maar die weergave is niet volmaakt en niet volledig.

45) „Welnu, de functie van de Kerkorde is in wezen niet anders dan om deze Christocratie, of wil men deze alleenheerschappij van het Woord Gods, voor zover het aan de kerk zelve ligt, te verwerkelijken en te bewaren, te realiseren en te conser veren” — J. Hovius, Het verband tussen onze Belijdenis en onze Kerkorde,

46) Was dat het geval dan was alles buiten de kring van de gereformeerde belijdenis niet-christelijk — een standpunt dat in strijd zou zijn met de katholiciteit van het christendom. Men leze de nog altijd actuele rede van prof. dr. H. Bavinck, De katholiciteit van Christendom en kerk. Onlangs opnieuw uitgegeven door dr. G. Puchinger.

47) J. van Genderen schrijft in „De betekenis der belijdenis”, pag. 72: En in dit alles gaat het om het leven bij het Woord van God, waarvan ons christelijk en gereformeerd belijden de zuiverste vertolking geeft.

48) Vgl. J. H. Velema „De religie van de Nederlandse Geloofsbelijdenis” in „Wij geloven en belijden”.

49) Vgl. J. H. Velema „Wat is Christelijk Gereformeerd”, pag. 136/7 a-i.

50) Deze zaak is de laatste weken aan de orde n.a.v. de uitnodiging van het hoofdbestuur van de Geref. Bond voor een predikantenconferentie vande geref. gezindte, welke uitnodiging gericht werd tot predikanten van de Geref. Bond, de Chr. Geref. Kerken en de Geref. Gemeenten, terwijl predikanten uit andere kerken welkom waren. Ds. J. Overduin sprak in het Centraal Weekblad over versmalling van de geref. gezindte. 51) vgl. dr. W. Aalders, De schok der herkenning.

52) Dat het niet louter om geestelijke, onzichtbare eenheid gaat, blijkt m.i. duidelijk uit het doel „opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt” Joh. 17 : 21a.

53) In een bijdrage in de serie „Tien keer gereformeerd”, gepubliceerd in De Waarheidsvriend.

54) Een en ander wordt nader uitgewerkt in een rond Pasen D.V. verschijnend boekje „Blijvend belijden”.

55) De naam werd voor het eerst gebruikt door de bekende staatsman Groen van Prinsterer. „Wij geven er mee aan het onloochenbare feit dat er in ons land vele gereformeerde belijders zijn, die helaas over verschillende kerken zijn verspreid. Kenmerkend voor de gereformeerde belijder is het buigen onder het gezag van de Heilige Schrift en hef willen leven naar en handhaven van de gereformeerde belijdenis” — Wat wil het C.O.G.G. ?, pag. 4.

56) Over deze uitdrukking werd een vraag gesteld mede n.a.v. een eerder gebruik van dit begrip. Het is nl. mijn mening dat in onze Chr. Geref. Kerken, die de veronderstelde wedergeboorte de voordeur hebben uitgewezen, een verondersteld geloof door de achterdeur wordt binnengehaald. Daarmee bedoelen we dat we in deze fase van onze geschiedenis er te veel van uitgaan dat de gemeente gelooft. Soms is in onze kringen te horen: de vragen m.b.t. de toeè’igening des heils zijn achterhaald; deze vragen hebben hun tijd gehad. Het gaat nu om andere dingen. Er zijn nog niet duidelijk te verifiëren, maar voor de insider toch te waarnemen symptomen,die in deze richting wijzen. Dat zou betekenen dat we een streep halen door onze bestaansreden als kerk; dat er tweespalt groeit en vroeg of laat tot uitbarsting komt in het kerkelijke leven en dat we onze aan trekkingskracht als kerken bezig zijn te verliezen.

57) Men zie de paperback „Gewoon Hervormd” — het streven van de Geref. Bond in de Nederl. Herv. Kerk - -een verantwoording.

5S) „en dus geen gemeenschap meei willen hebben met de Ned. Herv. Kerk, totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren”.

59) Titel van het interim-rapport van de hervormd-gereformeerde werkgroep. We zullen het moeten waarmaktn „dat wij de oude controversen niet bagatelliseren, de nieuwe eenheid niet idealiseren, maar ons gezamenlijk door het Woord van de Heer laten inspireren. Zo zullen wij verder mogen bouwen op het ene fundament, als wij ons na een lange Babylonische spraakverwarring laten terugbrengen naar de taaleen heid van Jeruzalem”, pag. 20.

60) Immers is essentieel voor het gestalte geven aan de eenheid dat dit alleen kan geschieden „met kerken die behoren tot een kerkverband waarvan de synode van de eigen kerken heeft geconstateerd dat het zich in alles wil stellen op de grondslag van Gods heilig Woord en de gereformeerde belijdenis, en met welk kerkverband contacten worden onderhouden door wederzijdse deputaten”. Acta 1965, art. 219.

B1) Drs. A. Noordegraaf in „Wat vinut u van het Getuigenis ?”, pag. 61.

62) C. Veenhof in de reeds eerder genoemde artikelenserie „Tien keer gereformeerd”.

63) Op kerkeraadsniveau wil zeggen: dat de kerkeraden zich officieel laten vertegenwoordigen in een plaat selijk C.O.G.G. Vgl. de brochure „Wat wil het C.O.G.G. ?” pag. 13/ 14.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1972

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

Kerkelijke verhoudingen en perspectieven 1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1972

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's