Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbondsbelofte en geloofsleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbondsbelofte en geloofsleven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

n.a.v. de verschijning van dr. J. G. Woelderink, Verbond en bevinding, 1974 1)

Hernieuwde belangstelling voor Woelderink

Ongeveer 25 jaar geleden was er veel te doen over de theologie van ds. J. G. Woelderink. Hij was bekend geworden door werken als: Het Doopsformulier (1938) ; De rechtvaardiging uit het geloof alleen (1941) en De gevaren der doopersche geestesstrooming (1941). In het blad Eenigheid des geloofs werden vele artikelen van zijn hand gepubliceerd. In hetzelfde jaar waarin hij honoris causa tot doctor in de theologie promoveerde (1951), viel de verschijning van zijn geschrift De uitverkiezing, dat vanwege zijn kritiek op de leer van de dubbele predestinatie tot veel discussie aanleiding gaf.

In de kringen van de studentenvereni-gingen „Voetius” en „C.S.F.R.” is de zienswijze van Woelderink in verband met onderwrepen als verbond en verkiezing nogal eens ter sprake gekomen. De redactie van De Civitate, het maandblad van de „C.S.F.R.”, zorgde voor een verdienstelijk themanummer over dr. J. G. Woelderink (bij Bolland in Amsterdam te verkrijgen). In korte artikelen en interviews valt er licht op allerlei aspecten van het leven en werk van Woelderink.

Niet minder lezenswaard is een bundeling van werk van Woelderink, onlangs door Bolland uitgegeven onder de titel Verbond en bevinding. Het zijn studies en artikelen, drie niet eerder gepubliceerde lezingen, de kleinere geschriften Leven uit Gods beloften (1950) en Belijdenis en Avondmaal (1951) en de preek over de onveranderlijkheid van Gods beloften, die Woelderink in Ouderkerk aan den IJssel gehouden heeft, nadat drie van zijn kinderen op weg naar school verdronken waren.

Aanvankelijk zou ae titel van de bundel luiden: Het verbond. Dat is ook het centrale thema Maar verbond en geloofsleven hangen bij Woelderink zo nauw samen en de plaats van de bevinding wordt daarbij zo nadrukkelijk aan de orde gesteld, dat de definitieve titel Verbond en bevinding gerechtvaardigd is. Niet alleen omdat de theologie van dr. J. G. Woelderink hierdoor voor velen meer toegankelijk geworden is, maar ook omdat door ds. C. van der Wal voor een heel goede inleiding is gezorgd, mogen wij blij zijn met deze uitgave.

Ds. Van der Wal kan nog herinneringen ophalen aan de studententijd van Woelderink. Hij laat iets zien van zijn ernst en integriteit, van zijn strijd en leed.

Hij had ook zijn beperkingen. Hij heeft zich wel eens laten verleiden terwille van de duidelijkheid de dingen te scherp en te generaliserend te zeggen. Anderen lieten meer uitkomen wat in het hart van de onwillige mens moet gebeuren dan hij.

Maar terecht wordt in de inleiding het beeld getekend van een helderdenkend, zelfstandig, vroom en met pastorale zorg vervuld theoloog. Bij al wat hij schreef had hij de gemeente op het oog.

B. Plaisier, die als theologisch kandidaat veel gedaan heeft voor deze uitgave, merkt in het themanummer over dr. J. G. Woelderink op, dat zijn artikelen vanuit het pastorale werk ontstonden. In de gemeente bespeurde hij een groot gebrek aan geloofszekerheid, een hardnekkig ongeloof ten opzichte van de beloften van het evangelie, ongezonde lijdelijkheid, levenslange bekommering en een onderwaardering van kerk en ambt, Woord en sacrament, waardoor hij geschokt werd.

Het is van belang om bij het lezen van het boek aan deze achtergrond te denken. Het type gemeente waarin Woelderink tientallen jaren gearbeid heeft, kent niet ieder van nabij.

De belofte van het verbond

Wie verbond zegt, zegt belofte. De aanvaarding van de verbondsbetrekking bestaat voor Woelderink in de gelovige omhelzing van de verbondsbelofte. De belofte van het verbond is de belofte van het evangelie, waar de Heid. Catechismus zo dikwijls over spreekt. Het gaat om wat God ons in Christus zonder enige verdienste onzerzijds schenkt en geschonken heeft.

Dr. A. Kuyper heeft ernaar gestreefd de verbondsgedachte opnieuw de plaats te geven die haar toekomt en zijn invloed was in de Geref. Kerken groot. Woelderink heeft ernstige bezwaren tegen zijn leer van verbond en doop, maar hij betreurt het niet minder, dat veel hervormd-gereformeerden uit reactie maar liefst in het geheel niet meer van een verbond der genade spreken. „Volgens de beschouwing van de veronderstelde wedergeboorte houdt men alle gedoopten voor ware Christenen totdat het tegendeel in nun leven blijkt. Voor onze menschen, die evenals Kuyper in de scholastieke theologie wortelen, bleef bij verwerping van de leer der veronderstelde wedergeboorte niets anders over, dan allen voor onwedergeborenen te houden totdat het tegendeel zou zijn gebleken” (blz. 91).

Dan is het consequent, als van hen die belijdenis van het geloof afleggen, alleen maar een historisch geloof gevraagd wordt. Maar voor Woelderink is het uitgangspunt de verhouding waarin God Zich tot ons geplaatst heeft, de genade die ons in de belofte van het evangelie geschonken is en de dure verplichting tot een levend geloof die daaruit voortvloeit.

Hij verzet zich sterk tegen de vereenzelviging van verbond der genade en verbond der verlossing, zoals deze in de leeruitspraken van de Gereformeerde Gemeenten van 1931 te vinden is. Dan staat het verbond onder de beheersing van de verkiezingsgedachte. De „bediening van het verbond” wordt angstvallig onderscheiden van het wezen van het verbond. Het eigenlijke verbond is dan in de eeuwigheid met Christus opgericht en daarin zijn alleen zij begrepen die van eeuwigheid aan Christus gegeven zijn. Praktisch gezegd: de beloften van God gelden alleen voor Gods volk en men mag er alleen de hand op leggen, als men weet, dat men tot bekering is gekomen. Woelderink noemt dit het einde van het evangelie.

Hij is er diep van overtuigd, dat de belofte van het evangelie vrijuit gepredikt dient te worden aan de gehele gemeente. Anders moet het geloofsleven wel kwijnen.

De beleving van het geloof

De eerste studie die in deze bundel is opgenomen, is de lezing: Geloof en bevinding. De term „bevinding” betekent voor Woelderink bevinding van de waarheid van Gods Woord. De bevinding is maar geen subjectieve ervaring — ze is gericht op het voorwerp van het geloof. Het ware geloof en de echte bevinding zijn één.

Als wij nagaan wat er in de latere artikelen van gezegd wordt, bemerken wij, dat hij in aanraking is gekomen met velen die zonder geloof over het geloof en zonder bevinding over de bevinding Spraken. Ook dan wil hij niet weten van een tegenstelling tussen geloof en bevinding. Het geloof is voor hem geen verstandelijke aangelegenheid en in de bevinding gaat het om de waarachtige en werkelijke levensverbinding met de levende Christus. Daarom gaat het ook om het werk van de Heilige Geest in de levende Godsopenbaring en in de levensverbinding met Christus.

Hier en in een ander verband geeft Woelderink zijn mening over het krijgen van teksten. Velen achten dit het „summum van begenadiging”. Naast deze overschatting bestaat er ook een „geringschatting en verwerping van deze genade”.

Wij mogen er niet naar staan om beloften te „krijgen”, want we mogen er niet naar staan om ongelovig te zijn of Gods beloften te vergeten. Door de bijzondere wijze waarop de Heilige Geest een belofte op ons hart bindt, krijgt zij geen andere betekenis dan in de Schrift. Er is een wijs woord van Ralph Erskine: Ik ken weinig verschil tussen een belofte, liefelijk tot het hart gebracht, en een hart, liefelijk gebracht tot de belofte; het laatste mag misschien wel zo zeker en veilig zijn als het eerste. Hier is mee bedoeld, dat God ons in Zijn Woord niet bedriegt, maar dat men zichzelf wel kan bedriegen met het „krijgen” van een woord.

Over wijze woorden gesproken — we treffen ze op meer dan één bladzijde van dit boek aan. Een voorbeeld: Woelderink zegt door ervaring geleerd te hebben, dat er in de pastorale arbeid een toetssteen is die de voorkeur verdient boven alle andere: de vraag, of Christus in Zijn verlossingswerk, al is het maar in één van Zijn ambten, betekenis heeft gekregen en er geloofswerkzaamheden ten opzichte van Hem worden gevonden. „Als Christus waarlijk onze Heiland is, komen al onze belevenissen in de schaduw van Zijn werk te staan” (blz. 185, 186).

Gods beloften zijn de bron waaruit het geloof leeft. Toch kunnen wij maar niet geloven, wanneer wij willen. Onze „diepe en steile afhankelijkheid” van de bediening van de Geest — Woelderink gebruikt ook wel woorden uit de tale Kanaäns — maakt het leven des geloofs uit Gods beloften tot een leven dat wij niet in onze eigen hand hebben. Het geloof is van nature niet produktief, maar receptief; het brengt Gods genade niet voort, maar het neemt aan wat God geeft.

Het leven des geloofs is over heel de linie een leven uit Gods beloften.

Sommige gedeelten van het werk van Woelderink zijn meer van dogmatische aard en niet zonder polemische toespitsingen; andere zijn zeer praktisch. Steeds treft ons de pastorale inslag.

Een heel persoonlijk element komt naar voren in de preek die hij in Ouderkerk aan den IJssel hield, toen die zware slag hem had getroffen. Hij sprak toen over Rom. 9 : 33b: Een iegelijk die in Hern gelooft, zal niet beschaamd worden.

De predikant die zelf rust vond bij God, wijst ook anderen de weg. Niet de verklaring van Gods leiding met u geeft licht in de duisternis, maar de gelovige overgave aan God van heel uw leven, het gelovige volgen van Hern, ook als Hij gaat langs ongebaande wegen en langs paden die u gans vreemd zijn.

Voor deze nieuwe uitgave van theologisch werk van dr. J. G. Woelderink mogen wij dankbaar zijn, want het heeft zijn waarde beslist nog niet verloren.

Er blijkt veel vraag naar te zijn. Wijst dat op de mogelijkheid van een herdruk of van een tweede bundel ? Ik hoop dat de uitgever er iets in ziet.

1) Dr. J. G. Woelderink, Verbond en bevinding. Uitg. Ton Bolland, Amsterdam 1974. 29 + 255 blz., geb. f 27,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Verbondsbelofte en geloofsleven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's