Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schenking en deelachtigmaking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schenking en deelachtigmaking

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Woorden van vroeger.

Het gaat in dit artikel over het onderscheid en het verband van Schenking en deelachtigmaking. Maar het zou kunnen zijn, dat het daarmee nog niet duidelijk genoeg gezegd is. Het zijn nu eenmaal geen woorden die in de kerk elke dag gebruikt worden. Ik dacht wel dat wat ermee bedoeld wordt, aan de orde komt, althans aan de orde dient te komen.

”Schenking en deelachtigmaking ”zijn geen termen waarmee ”de weg in woorden” wordt uitgedrukt. Ze zijn niet aan de piëtistische woordenschat ontleend, maar aan die van de Reformatie.

Wel komt het begrip deelachtigmaking in de zeventiende eeuw en later niet zelden voor (naast deelgenoot worden, deel krijgen aan, deel hebben aan, delen in). Maar waar worden de Schenking en de deelachtigmaking van het heil beide benadrukt? In onze confessionele en liturgische geschriften en in de theologie en prediking die zich daarnaar oriënteert.

In het dankgebed van het Avondmaals-formulier staat: Wij danken U van ganser harte, dat Gij uit grondeloze barmhartigheid ons Uw eniggeboren Zoon tot een Middelaar en offer voor onze zonden en tot een spijze en drank des eeuwigen levens geschonken hebt, en dat Gij ons geeft een waarachtig geloof waardoor wij zulke Uw weldaden deelachtig worden.

Blijkens hun oorsprong en gedachtengang hangen de Heid. Catechismus en het Doops- en Avondmaalsformulier direct samen. Voor de Catechismus kan om te beginnen verwezen worden naar Zondag 25. Alleen het geloof maakt ons Christus en al Zijn weldaden deelachtig (vraag 65). De sacramenten zijn ingesteld om ons de belofte van het evangelie des te beter te verstaan te geven en te verzegelen, namelijk dat God ons om het offer van Christus vergeving van zonden en het eeuwige leven uit genade schenkt (antw. 66). In zondag 7 heet het ware geloof behaive een stellig weten of kennis ook een vast vertrouwen dat de Heilige Geest door het evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid door God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil. Verder denken we aan antwoord 53: De Heilige Geest is ook mij gegeven, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al zijn weldaden deelachtig make.

Men kan de vraag stellen of deze gedachten in de eeuw van de Reformatie ook in de theologie naar voren gebracht werden. Dat is inderdaad het geval, b.v. in de sacramentsleer zoals Calvijn haar in zijn Institutie uiteengezet heeft en Olevianus in zijn boek over het wezen van het genade verbond.

Dat de Schenking van het heil aan de deelachtigmaking voorafgaat, is met klem verdedigd door de Marrowmen, de Schotse predikanten - J. Hog, T. Boston, R. en E. Erskine en acht anderen - die in 1721 twaalf vragen moest beantwoorden, o.a. over wet en evangelie en over de zekerheid van het geloof. God heeft uit liefde tot de wereld Christus gegeven (Joh. 3:16). Dat betekent volgens de Marrowmen in het bijzonder een geven van Hem in de wereld aan allen om Hem aan te nemen en in Hem te geloven. Het geven kan hier niet een in bezit stellen zijn. Het moet een geven, schenken of aanbieden zijn. dat iemand machtigt om te geloven of deze gift aan te nemen en het moet daarom aan het geloof voorafgaan. Er kan geen aannemen van Christus tot zaligheid zijn, als er geen aannemen van Christus tot zaligheid is in het evangelie dat machtiging verleent om Hem aan te nemen (Rom. 10:14) en voorts de krachtdadige werking van de Heilige Geest die de zondaar overreedt en bekwaamt om Hem te omhelzen op deze machtiging en aanbieding. Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit de hemel niet gegeven zij (Joh. 3:27). Niemand is Christus deelachtig, voordat hij Hem door het geloof heeft aangenomen (Wet en evangelie, vertaald door E. Kuyk, 1948, blz. 60-65). In de Christelijke Gereformeerde Kerken na 1892 was het vooral prof. J.J. van der Schuit, die op de samenhang van schenking en deelachtigmaking wees. Hij deed dat o.a. in colleges, in artikelen in ”De Wekker” en in een van de hoofdstukken van zijn boek ”Ten dis geleid” (1961). Het zijn oude woorden die toch niet in het vergeetboek mogen raken. Wel kan men trachten hetzelfde anders te zeggen door te spreken van de aanbieding en de realisering van het heil. Het is dan direct duidelijk, dat de zaak waarom het gaat, niet alleen vroeger van belang was voor het geloofsleven, maar ook in onze tijd.

Er zijn nog twee woorden te noemen waarmee ongeveer hetzelfde wordt bedoeld als met Schenking en deelachtigmaking: toezegging en toeëigening (vgl. hiervoor een conferentienummer van ”Ambtelijk Contact”: nr. 86 - dec. 1969).

Met twee woorden spreken.

Het heeft zin om de dogmatische plaats te bepalen van de Schenking en de deelachtigmaking van het heil.

Dan is te denken aan de leer van het genadeverbond, omdat wij het wezen van het verbond mogen zien in de belofte van God. Hij schenkt ons uit genade de belofte van het heil en Hij maakt ons het beloofde heil uit genade deelachtig.

Dat werkt door in de sacramentsleer. In doop en avondmaal stelt de Here voorop wat hij schenkt. In Zondag 25 valt de tegenwoordige tijd op: Hij schenkt het ons in het heden van de genade. Dat vraagt geloof. Wij worden het heil niet anders dan door het geloof deelachtig. Tegelijk bedenken we dat het gaat over het werk van de Heilige Geest. Hij toch eigent ons toe wat wij in Christus hebben (Doopsformulier), zodat wij het niet alleen in de belofte hebben, maar er ook persoonlijk deel aan hebben. Door de middelen der genade komt het heil van God op ons af: het wordt ons inderdaad geschonken. Christus wordt door het evangelie aangeboden (Dordtse Leerregels, III/IV, 9). De Heilige Geest doet ons hart voor Hem opengaan en geeft ons deel aan alles wat Hij voor zoadaren verworven heeft.

Wie het vooral niet te moeilijk wil maken, zal misschien zeggen, dat het hierop neerkomt, dat God ons het heil in Christus aanbiedt en wij het aannemen.

Nu zullen wij ons er wel op moeten toeleggen om het in prediking, catechese en gesprek eenvoudig te houden. Maar een al te grote vereenvoudiging kan ertoe leiden dat er iets uit het oog verloren wordt dat toch wel essentiel is.

De leer van Pelagius was gemakkelijker te begrijpen dan die van Augustinus en de leer van de Remonstranten scheen doorzichtiger dan die van de synode van Dordrecht. Maar eenvoud is niet altijd het kenmerk van het ware!

Op zijn minst moet aan de uitspraak over het aanbieden van Gods zijde en het aannemen van onze kant worden toegevoegd, dat God ons het heil uit louter genade aanbiedt en dat wij het door het geloof alleen kunnen aannemen.

En ook dan dreigt het gevaar nog, dat de aanbieding(schenking) wel beschouwd wordt als een genadige daad van God, maar het aannemen als een daad van ons eigen geloof. Dan wordt het geloof toch nog een zelfstandige factor!

Het feit dat deze voorstelling zoveel voorkomt, verklaart misschien de vrees voor de term ”aannemen” die hier en daar merkbaar is, terwijl het toch een van de bijbelse woorden voor geloven is. Het ”A.B.C. van het geloof” (Comrie) begint ermee.

In de Heilige Schrift staat het gelovig aannemen niet op zichzelf. Wij kunnen niets aannemen dan wat God ons eerst aangeboden of geschonken heeft. En wij komen niet aan dit aannemen toe, als Hij ons er niet toe brengt.

Theologisch gezien is ”deelachtigmaking” een waardevol woord. Wij mogen de verwerkelijking van het heil in ons leven beslist niet aan ons zelf toeschrijven. God laat het niet aan ons over. Gelukkig niet!

Evenals bij de Schenking is God bij de deelachtigmaking de handelende Persoon. Als het geloof het onderwerp is van het deelachtig maken (Zondag 25), is dat het geloof dat door de Heilige Geest wordt gewerkt. Dat staat er ook bij.

Het luistert nauw. Immers zowel in de theologie als in de prediking kan men in een ernstige eenzijdigheid vervallen door óf alleen de nadruk op de Schenking te leggen en te doen alsof het met het andere vanzelf goed komt, óf de deelachtigmaking centraal te stellen en aan de betekenis van de Schenking voorbij te gaan.

In verband met het eerste zou ik Calvijn willen laten spreken: Hoewel Christus door de vader aan allen tot zaligheid wordt aangeboden en voorgesteld, wordt Hij toch niet door allen erkend en aangenomen (Institutie, IV, 14,7). De Schenking is de deelachtigmaking nog niet. Dat gaat niet buiten het het werk van de Heilige Geest in ons hart om. Juist vanwege de realiteit van de Schenking hebben wij te wijzen op de noodzakelijkheid van het geloof en op de schuld van het ongeloof.

In verband met het tweede moet tegen een omkering van de volgorde worden gewaarschuwd. Dan zou de eerste vraag worden: Heb ik er deel aan gekregen? En velen zijn dan geneigd om de heilszekerheid te zoeken in de geestelijke ervaring die zij hebben. Maar Calvijn heeft ons geleerd om bij de belofte van het evangelie te beginnen. De Marrowmen zeggen: De grond van de zekerheid van het geloof is de aanbieding en Schenking van Christus als Zaligmaker in het Woord, waarin geloofd moet worden ter behoudenis door allen aan wie het evangelie wordt verkondigd.

Schenking en deelachtigmaking zijn woorden die bij elkaar horen. Ze spreken van een tweevoudig werk van God dat op ons heil gericht is. De Schenking is op de deelachtigmaking en de deelachtigmaking is op de Schenking betrokken.

Dat komt heel duidelijk uit in het dankgebed bij het avondmaal. Daarin wordt vooropgesteld, dat God ons Christus geschonken heeft tot Middelaar en offer voor onze zonden. Dat is in het sacrament bevestigd. Daar hoort het geloof bij waardoor wij de heilsweldaden deelachtig worden en dat geloof is zelf weer een gave van God. Op grond van het genadeverbond kunnen wij zeggen, dat God ons de Heilige Geest, de Geest die het geloof werkten daarmee het geloof dat door de Geest wordt gewerkt- wil geven (vlg. Heid. Catechismus, Zondag 27). Als het goed is, zullen wij om de vervulling van die belofte bidden en voor de vervulling danken. De kerk gaat ons daar in de gebeden bij de sacramentsbediening in voor.

Een waar geloof is een geloof dat vertrouwt, dat ”ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid door God geschonken is”. Niet alleen anderen, maar ook mij!

Het kan gebeuren dat iemand uit een speciale belofte, uit de wijze waarop een tekst of vers hem raakt, of uit een bijzonder gevoel dat daarmee gepaard gaat, afleiden wil dat het ook voor hem persoonlijk is. Door de Reformatie zijn onze ogen er echter voor geopend, dat de grond voor het ”ook mij geschonken” buiten mij ligt. God belooft het onvoorwaarhjk, onafhankelijk van wat wij voor Hem waren of voor Hem zijn.

Ook mij geschonken!

Als wij dat met verwondering en vreugde mogen belijden, is dat omdat de Heilige Geest dit vaste vertrouwen door het evangelie in ons hart werkt.

Laat ik tenslotte het woord mogen geven aan ds. W. Heerma, die jaren geleden al heel schriftuurkijk en praktisch over het onderscheid tussen Schenking en deelachtigmaking en over de betekenis van de volgorde geschreven heeft (Van Gods Verbond en Woorden, 1952, blz. 49-59).”De deelachtigmaking houdt in, dat het in de belofte, in het Evangelie geschonken heil nu door het geloof mijn onverliesbaar deel is geworden. Het heil des Heeren, de genade Gods moet ons niet alleen in het Woord Gods geschonken worden, aangeboden worden, maar het moet ook worden aangenomen door het geloof; het moet ons worden toegeëigend door de Heilige Geest. De toeëigening, de deelachtigmaking is niet mogelijk zonder de Schenking. Terwijl ons goed duidelijk moet zijn, dat deze Schenking zonder de toeëigening ons geen nut zal doen en geen eeuwig heil zal brengen”.

Hij zegt verder: ”De Schenking gaat aan het geloof vooraf. Dat is de belofte des Evangelies. Maar de deelachtigmaking niet. Door het geloof maakt de Heilige Geest het mij deelachtig. De verzekering van Godswege, dat al mijn zonden vergeven zijn, dat ik het heil deelachtig ben, dat de Heere Zelf mijn deel is, volgt op het geloof”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1978

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

Schenking en deelachtigmaking

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1978

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's