KERK EN PLAATSELIJKE OVERHEID
Als dit artikel zou moeten gaan over de formele relatie tussen de kerk en de plaatselijke overheid krijgt het zeker de prijs voor het kortste stuk sinds het bestaan van Ambtelijk Contact. Kerken zijn voor de gemeentebesturen binnen hun territoir gevestigde rechtspersonen met nagenoeg dezelfde rechten en verplichtingen als alle andere. Daarom zijn de officiële en verplichte contacten tussen een kerk en een plaatselijke overheid in het algemeen beperkt.
Belangwekkender is de vraag welke informele relaties er tussen de kerken en de plaatselijke overheid mogelijk en al of niet gewenst zijn. Een vraag die klemmender wordt naarmate het aantal informele en half-formele betrekkingen tussen overheden, burgers, organisaties en instellingen groeit.
Nog niet zo heel lang geleden voltrok het gehele openbaar-bestuurlijke gebeuren zich binnen de lijnen van de representatieve democratie. Daarbij worden burgers verkozen in overheids-colleges (gemeenteraden, provinciale staten, volksvertegenwoordiging). In dit systeem mag zoveel onderling vertrouwen worden verondersteld, dat gezegd kan worden: wanneer een college (gemeenteraad, provinciale staten, kamers) beraadslaagt en besluit, spreekt en beslist dit college namens en voor heel de bevolking. Besluiten geven weer wat bij de bevolking, althans in meerderheid, leeft. Alleen als veiligheidsklep, mede ter bescherming van de bijzondere belangen van enkelingen en groepen, zijn in vele procedures ter-visie-legging van voorgenomen besluiten en beroepsmogelijkheden tegen die besluiten ingebouwd; mogelijkheden die overigens pas aan de orde komen nadat beleidsvoornemens al vrij gedegen zijn voorbereid of aan uitvoering toe.
Sinds de befaamde zestiger jaren groeien naast het stelsel van de representatieve democratie vormen van participatie- (is: deelnemings-) democratie, waarbij veelal in de allereerste stadia van beleidsvoorbereiding aan burgers en groeperingen uit de bevolking gelegenheid wordt geboden meningen te geven over de beleidsvoornemens. De groei van dit stelsel is in onze tachtiger jaren zelfs zover gevorderd, dat voor een aantal beleidssectoren (ruimtelijke ordening, verkeersbeleid, milieuzaken, welzijnsontwikkeling) inspraakprocedures exact zijn voorgeschreven. Een overheid kan op die terreinen geen besluiten meer nemen zonder dat de bevolking nadrukkelijk en volgens vastgestelde regels is gehoord.
Over de opkomst van deze participatie-democratie wordt nogal verschillend geoordeeld. Het gemakkelijkst en het gretigst wordt zij aanvaard in die kringen waar het begrip democratie vertaald wordt naar een systeem, dat de volledige en absolute zeggenschap bij „het volk” moet leggen. In die kringen acht men bovendien de representatie-democratie te zeer verkokerd en ver-engd om de volkswil tot uiting te brengen; elke vorm van inspraak en „aksie” vindt men daar dan ook niet alleen verantwoord, maar zelfs vereist: het volk moet spreken en kan zijn zegje niet meer kwijt via de kanalen van het „georganiseerd vertrouwen”. Daarom moeten ook langs de kanalen van de representatie-democratie allerlei vormen van tussentijdse verantwoordingsplicht worden gecreëerd (denk aan de invloed van gewestraden en andere organen van de Partij van de Arbeid op de bestuurders in diverse overheidscolleges). Daarom moet in alle fasen de burger zijn stem kunnen verheffen en liefst ook nog bevoegd zijn om op beslissende wijze in menings- en besluitvorming in te grijpen.
Voor diegenen, die de volkswil - wat dit dan ook wezen moge - niet zonder meer met het gezag wensen te vereenzelvigen, liggen deze zaken moeilijker. Zij hebben er - gegeven het feit dat lang niet alle burgers politiek georganiseerd laat staan geëngageerd zijn - vrede mee, dat wegen worden gezocht en gevonden om belanghebbenden en belangstellenden meer rechtstreeks te laten meedenken en meespreken, doch zij willen de uiteindelijke bevoegdheid tot kiezen en besluiten laten waar deze behoort: bij het daartoe langs wettige lijnen verkozen dan wel benoemde gezagsorgaan.
Aldus is er een politieke discussie mogelijk over de grenzen van de participatie-democratie. Een discussie waaraan ambtsdragers en kerkleden als burgers in de samenleving kunnen en zelfs moeten deelnemen. Daarnaast is echter evident, dat vormen van participatie-democratie in ons bestel hun plaats hebben gekregen. Om slechts enkele voorbeelden te noemen:
- de voorbereiding en vaststelling van streekplannen gaat met omvangrijke inspraakprocedures gepaard. In deze streekplannen wordt het wonen, werken en recreëren binnen een regio voor een flink aantal jaren - tenminste tien - gereguleerd. Aangegeven wordt welke kernen zullen uitgroeien tot nieuwe woonsteden voor bevolkingsstromen uit de overvolle Randstad, voorts welke kernen in hun ontwikkeling zullen worden geremd of stilgelegd, hoe in de toekomst de forensenstromen zullen gaan lopen, waar de „groene weduwen” zullen wonen en zo meer. Zaken, die voor het welzijn van een bevolking van het grootste belang mogen worden geacht.
- de voorbereiding van gemeentelijke bestemmingsplannen, waarin dezelfde onderwerpen op lokaal niveau aan de orde komen, voltrekt zich op een vergelijkbare wijze. Ook plaatselijk worden dit soort beleidsvoornemens ter beoordeling aan de bevolking voorgelegd.
- de zogenaamde decentralisatie van het welzijnsbeleid brengt met zich mee, dat binnen afzienbare tijd vele sectoren van dit beleid primair op gemeentelijk niveau zullen worden behartigd. Daarbij wordt de vraag naar de behoefte aan bepaalde welzijnsvoorzieningen tevoren aan de bevolking voorgelegd.
Actueel is in dit verband het onderzoek naar de behoefte aan sociaal-culturele voorzieningen, dat in een groot aantal gemeenten gaande is. Of bepaalde voorzieningen nodig zijn, zal uit de respons van de bevolking moeten blijken. Met het oog op de beperkte financiële mogelijkheden zullen de gemeentebesturen uiteindelijk prioriteiten moeten stellen en keuzen moeten maken. Bij een eerste overweging vervallen dan zeker die voorzieningen, waarvoor gedurende de inspraakprocedure door niemand is gepleit.
- ook op het terrein van het onderwijs wordt het meer en meer gebruikelijk beleidsvoornemens aan de mening van „het veld” te toetsen. Een recent voorbeeld is het bij de Rijksbegroting voor 1980 gevoegde „Ontwikkelingsplan voor het voortgezet onderwijs” (OPVO), dat momenteel onderwerp van kritische bezinning is binnen de onderwijsorganisaties, die in regionale bijeenkomsten de mening van schoolbestuurders en docenten trachten te peilen.
Ongetwijfeld zullen velen deze beperkte opsomming met onderwerpen uit hun eigen belangstellingssfeer kunnen aanvullen. Er wordt de laatste jaren van alles ter beoordeling aan „de bevolking” voorgelegd. En de praktijk leert dat vrij velen de hun geboden gelegenheid tòt participatie met beide handen aangrijpen. De ervaring leert evenzeer, dat de participatie maar al te dikwijls wat eenzijdig „gekleurd” is. Met als gevolg, dat een te groot deel van de visie van „de bevolking” niet in de inspraakrapporten doorklinkt.
Tòch zijn kerken en kerkeraden soms wel met vraagstukken van ruimtelijke ordening, van welzijn en van onderwijs bezig. Nog onlangs gaf „De Wekker” citaten uit kerkbladen, waaruit zorg om de ontwikkeling van Amsterdam en de Zaanstreek duidelijk werd. De vraag rijst of het bij signalering van dit soort zorg in kerkbladen zou moeten blijven. Het voortbestaan van een bloeiend kerkelijk leven is van wezenlijk belang voor een samenleving. Daarvan uitgaande zou het niet misstaan, wanneer inspraakrapporten over bestemmingsplannen, streekplannen en zelfs landelijke nota’s over de ruimtelijke ordening ook de zorg van kerken met betrekking tot bepaalde ontwikkelingen zouden weergeven.
Hetzelfde geldt voor de gemeentelijke welzijnsplanning. De kerken hebben op het punt van vormings- en ontwikkelingsmogelijkheden voor diverse bevolkingscategorieën iets te zeggen en iets te bieden. De ontwikkeling van het onderwijs en de werkgelegenheid zijn eveneens onderwerpen, waarover kerken met een geheel eigen „intonatie” veel be-hartenswaardigs naar voren zouden kunnen brengen.
Er werken in Nederland - landelijk, regionaal en lokaal - vormen van participatiedemocratie. Het zou een agendapunt voor de kerkeraadsvergadering kunnen zijn eens te overwegen of kerken in het kader van de participatie ook nieuwe verantwoordelijkheden hebben te aanvaarden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1980
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1980
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's