Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE CLASSIS EN DE COLLECTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CLASSIS EN DE COLLECTEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op verschillende plaatsen wordt in onze Kerkorde aan de classis een taak toegekend ten aanzien van het toezicht dat op de naleving van synodale bepalingen wordt uitgeoefend. Die taak is er met betrekking tot allerlei gebieden. Zij bestaat ook uit het toezicht op het houden van de door de synode voorgeschreven collecten. Op drie plaatsen uit de Kerkorde kan hier worden gewezen. In artikel 41 wordt verwezen naar de synode van 1928 en 1931: „Elke classis stelle op haar vergadering een onderzoek in naar de voor de onderscheiden kerkelijke kassen gehouden collecten”. Teneinde dit onderzoek goed te laten verlopen ontvingen verschillende deputaatschappen de opdracht om daarover te rapporteren: „De daarvoor in aanmerking komende deputaatschappen zullen aan elke classis dusdanige inlichtingen verschaffen dat deze inzicht ontvangt in de stand van de collecten in haar ressort”. De bepaling dateert van 1965/1966 (synode van Zwolle/Apeldoorn).

Toen in 1928 de kwestie van de verschillende kerkelijke kassen ter tafel kwam, werd er een instructie van de part. synode van het Zuiden ingetrokken. Deze wilde een commissie van kasopname benoemen voor de verschillende kerkelijke kassen. Maar voor zulk een commissie voelde de synode niets. Heel terecht dacht de vergadering aan de kerkelijke weg toen zij besloot: „De Generale Synode spore elke classis aan om onderzoek naar de gehouden collecten der onderscheidene kassen als punt van behandeling op de agenda te plaatsen” (artikel 63).

Maar deze beslissing was niet afdoende, zoals bleek op de volgende generale synode (Rotterdam 1931). Alle drie particuliere synodes kwamen met instructies, die voor een deel betrekking hadden op nalatigheid van verschillende kerken en classes. Uit een verslag ter vergadering bleek, dat 46 procent van de gemeenten niet driemaal voor de Theol. School hadden gecollecteerd, terwijl ook de Kas E.B.P. en de Emeriti kas te weinig hadden ontvangen. Professor De Bruin herinnerde er aan dat „synodaal is aangenomen deze collecte voor de School te houden. De kerkeraden hebben daarmee te rekenen”. Wel werd opgemerkt dat statistieken van gehouden collecten niet maatgevend zijn voor de liefde tot Kerk en School, maar tevens werd het besluit van 1928 opnieuw onderstreept. Zo werden de classes ook op hun taak gewezen.

Latere synodes hebben dezelfde lijn vastgehouden en zich in gelijke geest uitgesproken. Eén voorbeeld daarvan geven we hier nog. Bij de behandeling van de begrotingen besloot de synode van Amsterdam 1974 „de kerkeraden resp. de diaconieën er nadrukkelijk op te wijzen dat de in goed overleg gezamenlijk aanvaarde taken ook door alle kerken en/of diaconieën gezamenlijk dienen te worden gefinancierd”. Tegelijk ontvingen de deputaten voor het kerkelijk bureau de opdracht om vóór iedere voorjaarsclassis de roepende kerk een gespecificeerde opgave te verschaffen van de kerken of diaconieën die niet, of niet in voldoende mate bijdroegen aan de verschillende kerkelijke kassen. Op deze wijze kunnen de desbetreffende gegevens op de vergadering van de classis onderwerp van bespreking uitmaken. En dat dit geschiedt is zeer terecht, omdat er op deze wijze een bespreking kan plaats hebben van de motieven die in het spel zijn, wanneer het blijkt dat kerken in gebreke blijven. Deze kunnen van verschillende aard zijn. Er kan sprake zijn van financiële moeilijkheden in de gemeente die veroorzaken dat de voorgeschreven collecten niet worden gehouden. Maar het is ook denkbaar, dat deze motieven er niet zijn, en dat het veeleer gaat om een uiting van ontevredenheid inzake het beleid van sommige deputaatschappen. De vraag rijst dan, wat een gemeente te doen staat waarin deze bezwaren zich doen gelden. De weg die in dit geval moet worden ingeslagen, is duidelijk: het kan geen andere zijn dan de kerkelijke weg. Dit betekent concreet, dat de bezwaren die er zijn, kenbaar zullen worden gemaakt. Men kan en mag deze niet verzwijgen. Het betreffende deputaatschap zal er van op de hoogte gesteld moeten worden. Dit kan rechtstreeks geschieden, maar het kan ook bij de classis aanhangig worden gemaakt. Wèl moet dit natuurlijk duidelijk en met vermelding van deugdelijke gronden geschieden. En worden zó de bezwaren niet weggenomen, dan zal in de regel deze weg verder bewandeld moeten worden, d.w.z. indien de classis de geuite bezwaren niet overneemt, zal de kerkeraad bij wijze van appel haar moeilijkheden brengen bij die vergadering, wier deputaten in geding zijn.

In vele gevallen zal dit de generale synode zijn, die over het beleid van haar deputaten heeft te oordelen.

Alleen zó handelt men in overeenstemming met de eisen waarvoor het kerkelijk samenleven ons stelt. Gezamenlijk namen de kerken verplichtingen op zich, die ook slechts tesamen kunnen worden uitgevoerd. We staan hier voor een van de grondgedachten van de functionering van het kerkverband. Men moet die functionering niet op een onderdeel opschorten door het nalaten van datgene wat in gezamenlijk overleg werd vastgesteld. Heeft een kerk bezwaren in dit opzicht, dan dient eerst vastgesteld of ze van die aard zijn, dat de functionering van het kerkverband in geding is.

Is naar het besef van een kerkeraad dit werkelijk het geval, dan hebben de kerken in het algemeen er recht op om te weten wat de aard en het gewicht van die bezwaren zijn, opdat ook zij daarover kunnen oordelen.

In dit licht wordt het ook duidelijk wat de taak van de classis in dezen is. Zij heeft te onderzoeken hoe het met de voorgeschreven collecten in de kerken van haar ressort staat. Wanneer de uitslag van dit onderzoek onbevredigend is, hetgeen kan blijken uit het rapport van de kerkvisitatoren en ook uit de haar ter beschikking gestelde gegevens, dan zal de classis over de kwestie met de betreffende kerkeraden spreken, en trachten hen van de noodzaak van het inslaan van de kerkelijke weg te overtuigen.

Daarbij zal duidelijk moeten zijn, dat op de voorhand niet collecteren in feite een zaak is die alle kerken aangaat. Het is niet ondenkbaar dat de classis de heersende bezwaren overneemt en daar brengt waar ze horen. Maar ook dan zal men zich in ieder geval houden aan gemaakte afspraken. Dit is althans de bedoeling van het bepaalde in onze Kerkorde bij artikel 41 sub. 4. Het is een niet onbelangrijk artikel - al staat het in kleine letter.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1980

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

DE CLASSIS EN DE COLLECTEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1980

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's