Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LEZEN OF VOORDRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LEZEN OF VOORDRAGEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een kwestie als vraag

De lezingen

Wie over de lezingen in de samenkomsten van de gemeente spreekt, denkt daarbij aan de onderdelen van de lezing van de Heilige Schrift, van de Wet en van de Apostolische Geloofsbelijdenis.

Dit zijn zeer oude en oorspronkelijke gedeelten van de kerkdiensten. Ze komen zelfs uit de synagogale samenkomsten voort en zijn door de eerste christenen meegenomen in hun diensten. We kunnen gerust zeggen, dat ze van het begin af bestanddelen vormen van de gemeentebijeenkomsten. Wie hier meer van wil weten, kan in bestaande vakliteratuur over de lezingen terecht.

Nu gaat het in heel de kerkdienst om de ontmoeting van de sprekende, gevende God in Christus door de Geest en de horende, ontvangende en antwoordgevende gemeente in het geloof. Dat is de bijbelse reformatorische visie op de liturgie. In mijn boekje „Twee in één” heb ik het zo geformuleerd: „Het gaat in de liturgie om de ontmoeting of ge-meenschapsbeoefening tussen de sprekende God, die in genadige vrijmacht op de wijze van het Woord, bijzonder in Schriftlezing, prediking en sacramentsbediening tot zijn gemeente komt, èn de antwoordende gemeente als het volk van Gods verbond en handelen, die reageert, antwoordt op Gods spreken in geloof, in aanvaarding en zo deel ontvangt aan het heil van de verzoening in Jezus Christus, dat haar in het Woord gepresenteerd is” (blz. 34). Binnen dit kader vormen de Schriftlezingen het directe spreken van de Here God tot zijn gemeente. Dat moet ook in de vorm uitkomen. Hier zal duidelijk moeten worden, dat God door zijn Woord regelrecht tot zijn volk spreekt.

Zoals we boven al hebben aangegeven, kunnen tot de lezingen in de erediensten gerekend worden:

1. de lezing van een gedeelte of van een aantal gedeelten van de Bijbel, waarover de prediking zal gaan;

2. de lezing van de Wet of de tien geboden des Heren of de tien woorden van Gods Verbond, hetzij uit Exodus 20, hetzij uit Deuteronomium 5, met daarbij of daarmee afgewisseld door de samenvatting van de ganse wet en de profeten uit Mattheus 22 of door een paraenetisch gedeelte uit de nieuwtestamentische brieven zoals Romeinen 12 : 9-21, Galaten 6 : 1-10, Efeze 5 : 1-21 e.a.;

3. de lezing van de Apostolische Geloofsbelijdenis of de Twaalf Artikelen des Geloofs, eventueel vervangen door de zgn. Belijdenis van Nicea of Geloofsbelijdenis van Athanasius op feestdagen;

4. de lezingen van de liturgische formulieren; deze kan men ook bij de lezingen rekenen, want ze worden gelézen en wel bij bijzondere liturgische handelingen in de diensten zoals doop- en avondmaalsbediening, bevestiging van huwelijk en van ambtsdragers enz.

In welke vorm - want dat was de vraag! - moeten deze verschillende lezingen nu geschieden? Om daar duidelijkheid over te verkrijgen, lijkt het mij nodig de lezingen afzonderlijk te bezien.

De Schriftlezing(en)

Men heeft deze vanouds gezien als het directe Woord en spreken van God tot zijn gemeente. Ze komen van de andere, van zijn kant. In sommige kerken gaan de aanwezige gemeenteleden ook staan bij deze lezingen om de eerbied en sterke aandacht voor Gods stem uit te drukken. Ook de lezer zal moeten beseffen, dat hij hier het Woord van God op zijn meest directe wijze vertolkt. Het is het Woord van de Here, dat hij aan de gemeente doorgeeft. Het eigen persoonlijke van de lezer zal hier zoveel mogelijk op de achtergrond moeten blijven en het spreken van de Here God zo goed mogelijk moeten doorkomen. Het lijkt me onjuist als de lezer net gaat doen of het zijn woord is. De Schriftlezing mag niet klinken als een persoonlijk getuigenis. Het mag geen declamatie zijn, maar moet proclamatie blijven. De lezer zelf zal zich helemaal gevangen moeten leggen met de gemeente onder dit spreken van de Allerhoogste. Daar behoren geen gebaren bij in de trant van: „Nu zal ik jullie eens even vertellen, waar het op staat en hoe het moet!”

Het verschil met de prediking moet dan ook duidelijk uitkomen. In de prediking komt de persoonlijkheid van de prediker mee. Niet, dat de prediker zijn mening mag ventileren, maar hij mag met al zijn gaven het Woord en de wil van God zo krachtig en indringend mogelijk aan de gemeente nader uitleggen, in zijn eigenlijke bedoeling duidelijk maken en toespitsen op de situaties van heden. Daarbij mag gerust doorkomen, dat hij ook zelf zich heeft geconformeerd aan dit Evangelie Gods in Jezus Christus. Maar ook in de prediking zal toch altijd bedacht moeten worden: we staan niet in een theater, maar op de preekstoel voor de gemeente Gods.

Dat wil anderzijds niet zeggen, dat de Schriftlezingen lijzig, op dezelfde toonhoogte en zonder variatie zullen geschieden. In het spreken van God in zijn Woord vallen accenten en gaat het levendig toe. Die accenten en levendigheid mogen, ja moeten ook in het (voor)lezen ervan doorkomen. Daarom vereist de Schriftlezing goede voorbereiding en is het aan te bevelen dat de lezer het Schriftgedeelte thuis ook een keer hardop heeft gelezen voor zichzelf.

Te vermelden waard is, dat Luther voorstander was van het op een bepaalde toon zingen van de Schriftgedeelten om de objectiviteit van het Bijbelwoord beter tot zijn recht te laten komen dan door het gewone spreken. In het zo gezongen Schriftwoord zag hij de zelftegenwoordigheid van de Here Christus het beste gewaarborgd.

De Wetslezing

Het is verleidelijk om Hier na te gaan, waaruit de Wetslezing in de samenkomsten is voortgekomen. In de synagogale dienst en in de orde van de roomse mis (Missale Ro-manum) komt u geen wetslezing tegen. U vindt deze eerst in de middeleeuwse pronaus, een zgn. Woorddienst naast de officiële misdienst, die veel gebruikt werd door de volkspredikers om zich tot het volk te wenden.

In het reformatorische Straatsburg van Bucer krijgt de wet een eigen plaats in de liturgische orde. De wet wordt in twee delen verdeeld en onderbroken door een gebed om geleid te worden in de wegen van Gods wil. De twee delen van de wet worden door de gemeente gezongen en krijgen een plaats aan het begin van de dienst.

Dit wordt door Calvijn in zijn Straatsburgse periode overgenomen. Hij laat zelfs de wet, die hij zelf in verzen heeft berijmd, door mannen en vrouwen om beurte zingen. Als Calvijn echter in 1541 weer in Genève terugkeert, ontwerpt hij een nieuwe liturgische orde, die gepast is voor de situatie in deze stad en daarin ontbreekt zowel de gelezen als de gezongen wet in eerste instantie. Na 1546 komen er echter gegevens, dat ook in Genève in plaats van psalmgezang vóór in de dienst de wet gezongen kon worden. Dit zingen van de wet door de gemeente blijft een eigenaardig verschijnsel in de liturgie. Men zou het kunnen rechtvaardigen door te beweren, dat men in de gemeente elkaar namens God zijn wil aanzegt, toezingt. In plaats van de lezer, die de wet de gemeente voorhoudt, is dan de gemeente zelf gekomen, waarvan de leden elkaar de spiegel van Gods wil laten zien.

Daarbij blijft het vaststaan, dat het niet om de wil van de gemeente of de voorganger gaat, maar om de wil en de wet van de Here God.

Het zingen van de wet is nu nagenoeg uit de kerkdiensten verdwenen en heeft plaats gemaakt voor de lezing van de wet of een gelijksoortig gedeelte uit de Bijbel. Ook hier gaat het om een echte lezing, die op hetzelfde vlak ligt als de Schriftlezingen.

De Geloofsbelijdenis

Anders is het gesteld met de Geloofsbelijdenis, in welke verwoordingen dan ook. Hier hebt u een onderdeel van het antwoord van de gemeente op het spreken van de Here God. De meest gepaste vorm hiervoor is dan ook, dat de gemeente zelf haar antwoord, haar geloofsbelijden uitzegt of uitzingt. Dit is echter niet overal de gewoonte. Meestal wordt de Geloofsbelijdenis ook door de voorganger uitgesproken. Maar dan behoort toch duidelijk uit te komen, dat hij niet zijn persoonlijke geloofsbelijdenis uitzegt, ook al luidt het telkens „Ik geloof”, doch dat het de belijdenis is van de gemeente Gods. Al zal - dat moet er direct bij gezegd worden - de voorganger zijn eigen geloven in deze belijdenis vertolkt vinden en mag hij ook persoonlijk met alle overtuiging als voorbeeld voor de gemeente meebelijden, het blijft een belijden van de gemeente.

De liturgische formulieren

In de liturgische formulieren, die gelezen worden bij bijzondere gebeurtenissen en handelingen in de samenkomsten van de gemeente, vindt u bijeen: Schriftlezingen; nadere uitleg en toespitsing daarvan; verwerking van de kerk door alle tijden heen van het spreken Gods inzake doop, avondmaal, huwelijk, ambten en tucht.

In het lezen van deze formulieren mag dan ook variatie gelegd worden, waarin in levendige wederkerigheid aan de ene kant het spreken van God-zelf uitkomt en aan de andere kant de reflectie daarop door de gemeente van Jezus Christus. Dit weerhoudt de lezer van het ongearticuleerd afraffelen van de formulieren en houdt de aandacht van de gemeente geboeid.

Samenvatting

Wanneer ik mijn oordeel formuleer over de vorm van de lezingen in de kerkdiensten, doe ik dat op de volgende manier:

1. Waar de Schriften gelezen worden als het eigen Woord van God moet dit wel in levendige, maar toch echte lezing geschieden. Dat geldt van die Bijbelgedeelten, waaruit de prediking zal geschieden, en van de Wet en/of een paraenetisch gedeelte van de Bijbel, en van de Bijbelgedeelten die in de liturgische formulieren voorkomen.

2. Waar de gemeente haar geloof belijdt in een geloofsbelijdenis is de beste vorm, dat de gemeente dit zelf uitzegt of uitzingt en waar de voorganger deze geloofsbelijdenis leest, dat hij die vorm en tonatie kiest waarin het beste uitkomt dat hij namens de gemeente belijdt.

3. Komen in de liturgische formulieren gedeelten voor, die nadere uitleg van het gelezen Bijbelgedeelte zijn of verwerking ervan door de kerk van Christus, dan mag daarvoor die vorm gekozen worden die ook bij prediking en geloofsbelijden past, en is er voor declamatie alle ruimte.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

LEZEN OF VOORDRAGEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's