Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKBESEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKBESEF

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De klacht dat er zo weinig kerkbesef is, dateert niet van vandaag of van gisteren. Generaties kerkeraadsleden hebben in vergadering bijeen die klacht zelf geuit en gehoord. Wat wordt ermee bedoeld?

Norm en verantwoordelijkheid

Wanneer ik besef dat ik verantwóórdelijk ben, dan dien ik weet te hebben van een woord, waarop mijn antwoord niet kan en niet mag uitblijven. Iemand spreekt mij aan en verwacht mijn antwoord zonder enige terughouding, ronduit en eerlijk; misschien heeft hij zelfs recht op mijn antwoord en stelt hij mij dus aansprakelijk, ver-antwoordelijk. Dat geldt in vele situaties van het leven, meer of minder zwaar geladen. Inzonderheid geldt dat wel als het om de kèrk gaat, de stichting des Heren, het lichaam van Christus. De kerk is immers de gemeenschap van de „uitgeroepenen” naar de letterlijke betekenis van het Griekse woord ecclesia. Zij die de klèsis, de roep hebben gehoord, het Wóórd dat hen riep om te antwoorden, zij kunnen door de Geest die dat Woord kracht verleent, niet anders dan antwoorden, ja zeggen tegen God. En ja-zeggen tegen God kan onmogelijk gepaard gaan met nee zeggen tegen de mede-geroepenen, zodat zij met hen sámenstemmen in hun antwoord, dat is: samen belijden voor God en voor mensen kèrk te zijn.

In het besef zó verantwoordelijk te zijn behoef ik niet ins Blaue hinein te antwoorden, laat staan als een binnenpraatje op mijzelf te antwoorden, mijn eigen menselijke ervaring beantwoorden alsof die het laatste woord heeft. Want het Woord dat mij aanspreekt en aansprakelijk stelt, is de norm voor de verantwoording. Ik stel niet zelf de norm die - om het zo eens te zeggen - medeconstituerend zou zijn in het besef verantwoordelijk te zijn onder het Woord dat God spreekt. Dat Woord kan ik en mag ik niet uitziften op de zeef van mïjn menselijke normen, want dan is God geen God meer voor mij en Zijn Woord niet Gòds Woord meer voor mij. Dan is alle praten over kerkbesef en alle klagen over tekort aan kerkbesef in feite een paskwil.

Nu is het zo, dat in wat wij als feiten constateren, als daden stellen, in wat wij zeggen of horen, in wat wij zien of laten zien - doorgaans zonder dat we ’t ons bewust zijn - altijd een zeker normatief besef als ingeweven zit, niet als een extraatje dat er bovenop komt, maar wezenlijk ermee verbonden. We spreken wel eens over „normloos” handelen, over wetenschappen die „normvrij” zouden zijn („onbevooroordeeld” believen sommigen dat te noemen), maar, hoezeer de feitelijkheid daartoe ook aanleiding kan geven, ’t i’s menselijk zelfbedrog of - minder net gezegd - zelfverlakkerij waardoor men slechts demonstreert niet bewust, niet verantwoord zichzelf te kennen. Het normatieve kan niet op dood spoor gerangeerd worden als een subjectieve verontreiniging, want het is met ons mens zijn inherent gegeven. Het is de zonde, de wetteloosheid die de tot verantwoordelijkheid geschapen mens tot normloosheid brengt, die hem tot de waan normvrij in het leven te kunnen staan verleidt. Ergens in dit kader past het tekort aan kerkbesef, ook - mogelijk zelfs vooral - als dat tekort zich als onverschilligheid openbaart. Moge het soms een kwestie zijn van verbale vaardigheid als men jegens anderen daarvan niet zo goed rekenschap kan geven, verwacht mag worden dat men zichzelf wèl rekenschap in dezen geeft, hoe ten dele en gebrekkig overigens ook.

De feitelijkheid

Kenmerkend voor onze tijd - waarbij we niet mogen vergeten dat we van bïnnen uit alleen onze eigen tijd kennen en dan nog maar ten naaste bij - is misschien wel dat er een slijtageproces gaande is waarvoor veler verantwoordelijkheids- en normbesef uitslijt, zodat die hun leidinggevende en richtingwijzende functie verliezen. Die feitelijkheid ontmoeten we op velerlei gebied, niet het minst op kerkelijk terrein. Soms lijkt het alsof we in een geestelijke chaos terecht zijn gekomen. Alles is op drift geraakt. Normen, standpunten, principes die generaties vast leken te liggen, schijnen ontworteld te zijn. Opvoeding, onderwijs, gezinsstructuur, maatschappelijke verhoudingen, relaties tussen kerken en godsdiensten enz. lijken op drift te zijn en aan stuurloosheid ten prooi. Terwijl de een zich vastklampt aan het oude omdat het oud is, jaagt de ander naar het nieuwe omdat het nieuw is. En behouden èn vernieuwen krijgen elk voor zich kwaliteit in zichzelf, die als een drug gaat werken en de spanning tussen feitelijkheid en normverantwoordelijkheid doet verdwijnen. Men is onderweg, maar weet niet waarom en waarheen. De vorm wordt de norm in de concentratie op het eigen ik. Weet hebben van verantwoordelijkheid en dat persóónlijk èn normgebonden bij de benadering van de feitelijkheid, ’t lijkt een indifferente zaak te worden, hoe langer hoe meer. Van de bekende Russische schrijver Dostojewski (1821-1881) is het gezegde in zwang: „Als God dood is, is alles geoorloofd”. We zouden kunnen zeggen: dan is er geen norm en geen verantwoordelijkheid meer. We zijn in de greep van het nihilisme gekomen. Met verantwoordelijkheids- en normbesef is ook het doel dan verdwenen. Er is geen ander doel meer dan het zelf gestelde. Vandaar dat alleen het spel, hetzij in de sport, hetzij in het amusement, de grote massa - passief - nog iets doet, het spel naar vooraf zelf gestelde regels met zelf gestelde doelen die op zichzelf even goed anders zouden kunnen zijn. Voor de rest geschiedt alles „vanzelf”, de „onttakelde god” zoals Nietsche dat noemde. Het oeroude (!) „de mens is zich zelf ten wet geworden” blijkt hyper modern te zijn. De mens naar zichzelf verwezen is op zichzelf aangewezen en daarom: laat ons eten, drinken, vrolijk wezen, want………alleen het niets rest nog!

En de kerk dan?

Er zullen er zijn die zeggen dat de christen, de kerk daarvan toch geen hinder behoeft te ondervinden. Immers, de christen, de kerk heeft toch het Woord van God dat leidt in alle waarheid betreffende norm en verantwoordelijkheid jegens God en de naaste? Misschien zijn er aan wie het gelukt de kerk tot een klooster te maken om zich er te isoleren van de invloed van een seculariserende samenleving, graag met wat gelijkgezinden, maar desnoods alleen: de kloosterling wordt kluizenaar…. óók naar zichzelf verwezen en op zichzelf aangewezen ! Maar of dèt „normaal” is?

Inderdaad, de kerk heeft het Woord van God, niet om ermee in een klooster of kluis onder te duiken, maar om ermee in het volle leven te staan, in de hele samenleving. Daar heeft de christen naar Gods wil, naar Zijn norm te handelen en in Zijn waarheid te wandelen, ofte wel in verantwoordelijkheid tegenover God en de naaste te leven op de plaats waar de Here hem stelde en stelt. Maar dat betekent tegelijkertijd dat die kerk, die christen in de totaliteit van zijn bestaan met die al meer seculariserende samenleving te maken heeft, de één zus, de ander zo, maar niemand ontkomt daaraan (tenzij dan in klooster of kluis boven genoemd).

De éne dag in de kerk is wel te onderscheiden, maar niet te scheiden van de zes dagen búiten de kerk! Het rustgebod is tegelijk ook het werkgebod! En dat niet alleen vanuit de schepping, maar ook vanuit de verlossing uit het diénsthuis (Ex. 20 en Deut. 5)!

In deze bedeling behoeft het niet te verwonderen dat het de kerk, de christen de nodige strijd oplevert om in die wereld te leven. De geschiedenis van Christus’ kerk en kind is ondenkbaar zonder die strijd. leder die dit leest, zal uit eigen tijd en eigen leven voorbeelden daarvan te over kennen. Juist in dit kader is het dienstig te herinneren aan het feit dat geheel volgens de lijn van de geschetste feitelijkheid een aftrekproces op gang gekomen is vanuit het humanisme (dat het Paulinische loflied „Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen” inwisselde tegen de verheerlijking van de mens: uit de mens, door de mens en tot de mens zijn alle dingen) dat in het modernisme zijn laatste station heeft bereikt, nl. dat er van de kerk, van het geloof, van de Bijbel afgetrokken wordt wat niet in de eigen al of niet wetenschappelijke kraam past. Het Woord dat God zó en niet anders tot ons sprak en spreekt, wordt dan een verhalenbundel uit de agrarische samenleving van het voor ons culturele en wetenschappelijke besef nog zo primitieve Israël, dat de moderne, verlichte mens van nu niet zoveel meer zegt, hoogstens sprookjesgewijs nog, maar dat zeker geen norm voor hem is, waardoor hij zich aangesproken weet en die hem verantwoordelijk stelt. Van kerkbesef is dan helemaal geen sprake meer. Onlangs werd in remonstrantse kring als „natuurlijk” gezien dat vrijzinnige mensen wat gemakkelijker afstand nemen van de kerk: „Het geloof wordt over het algemeen in orthodoxe kring overgebracht, niet in vrijzinnige kring. Vaagheden en abstracties zijn aan kinderen niet over te brengen.” Het laatste station is gauw gepasseerd ! ’t Is vaker gezegd: na één, twee generaties heeft de onkerkelijkheid, zo niet de ontkerstening het gewonnen. Alleen waar Gods Woord nog Woord van God is en als Woord van God functioneert waar norm en verantwoordelijkheid naar dat Woord worden beleden en beleefd, daar kan het kerkbesef een levende zaak zijn, alle smalen op kaft-tot-kaft-gelovigen ten spijt (wie dat Woord tussen beide kaften als het ware gaat „hermunten” tot een selfmade bijbel, houdt uiteindelijk alleen de kaften over). Dan wordt beseft dat - nogmaals - die kerk het lichaam van Christus is (1 Cor. 12 : 27, Ef. 4:12 enz.), hoeveel menselijks er ook een rol in speelt, soms zelf zeer tragisch. Hij vergadert zich een gemeente door Zijn Geest en Woord in de eenheid van het ware geloof (HC 54). Van die gemeente, die al haar heil verwacht van Jezus Christus, gewassen door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest (NGB 27), is Hij de enige, algemene Bisschop en het enige Hoofd (NGB 31). Het gaat in de kerk om het werk van Christus. Wie dat „beseft” en gelooft van die kerk een levend lid te zijn en eeuwig te zullen blijven (HC 54), die ziet niet alleen door al dat menselijke, soms al te menselijke heen (denk aan dat wonderlijke gezelschap waarmee Davids koninkrijk begon: ieder die in moeilijkheden verkeerde, ieder die een schuldeiser had, ieder die verbitterd was - 1 Sam. 22 : 2), die beseft ook dat hij de kerk niet vrijblijvend kan passeren, laat staan negeren of bagatelliseren, ook al geven de kerkmènsen soms wel eens aanleiding dat te doen. En zeker wacht hij zich voor - karakterologisch doorgaans goed te plaatsen - „nestbevuiling”.

Maar de veelheid van kerken dan?

Misschien zouden we minder moeite hebben met „kerkbesef” als de kerk - het „lichaam van Christus” dus - zich concreet aan ons voordeed als een eenheid. De Catechismus spreekt toch over de „eenheid van het ware geloof”? En hoe beklemtoont Paulus niet de eenheid van de gemeente (Ef.4:1-5). Maar de feitelijkheid waarmee we allen te maken hebben, is de gebrokenheid van de kerk in vele kerken. Breekt dat feit dan ook het „kerkbesef” niet stuk? Ja, dat kan natuurlijk gebeuren; vooral als je jong bent, is die gebrokenheid soms een onverteerbare zaak, zodat je meent dat alleen een vlucht uit de verantwoordelijkheid je eraan kan doen ontkomen - om te ontdekken dat je vlucht van de regen in de drop: in de gebrokenheid die aan deze bedeling inherent is, ontkom je niet aan de divergerende krachten van de zonde. Het gaat erom welke norm je hanteert, dat is: belééft in de feitelijkheid die als een proef op je afkomt.

Het lijkt niet nodig in dit kader op het verschijnsel van de veelheid van kerken breed in te gaan. De één vlucht in de onderscheiding zichtbare en onzichtbare kerk; de laatste zou dan de eenheid realiseren, waarbij dan de zichtbare verdeeldheid in het niet valt. Maar zolang een kerklid zich niet onzichtbaar kan maken, zolang zal op deze wijze geen concrete oplossing gevonden worden. Het idee van de pluriformiteit van de kerk helpt evenmin. Soms zie je als het wolkendek niet helemaal gesloten is, tussen al die gevarieerd gevormde wolken veelvormige open stukken waarachter de éne blauwe hemel zichtbaar wordt. Dat zou dan een beeld zijn van de veelvormigheid van de kerk. Een soort scheppingsgegeven dus waarin toch in wezen de Schepper pluriform verheerlijkt wordt. De zonde van de gebrokenheid is zo wel helemaal goedgepraat. Weer een ander speelt de zwartepiet (met alle excuus voor Venda’s, Ndebeles enz.) toe aan de andere kerken, want zïjn kerk is de enige, onvervalst ware kerk, het enige adres ter plaatse waar het Evangelie postaal terecht komt (voor de rest onbestelbaar retour?). In naïeve zelfbevrediging is dan door eigen gelijk zó te etaleren de angel uit het probleem getrokken en is in feite „kerkbesef” een overtollige zaak.

De vraag kan gesteld worden of we in deze bedeling met man en macht òplossingen moeten en mogen najagen. Gaat het niet om vèrlossing óók in dezen? Dan beseffen we onze schuld aan de gebrokenheid van Christus’ kerk op aarde. Die schuld kunnen we zomaar niet verdonkeremanen. Dan weten we ook in het geloof levend uit Zijn verlossing, dat er verzoening is door Zijn voldoening: Hij zelf heeft ook deze schuld in Zijn lichaam op het hout gebracht. En we beseffen dat de kerk sinds Golgotha geen gemeenschap van volmaakten is, zonder vlek en rimpel, maar een gemeenschap van zondaren die dàt Evangelie nodig hebben, juist ook als zij telkens weer met de zonde en de gevolgen van de zonden te maken krijgen in deze bedeling.

Dan komt het erop aan in Zijn voetstappen te treden (1 Petrus 2 : 21), leesbare brieven van Hem te zijn (2 Cor. 3 : 2), niet het minst als het gaat om de kerk, Zijn lichaam, ook als de gevolgen van de zonde zich daar niet laten elimineren. Dat appelleert op onze persoonlijke verantwoordelijkheid naar de norm die ons gegeven is. Dat beleef je niet maar in het algemeen - want dan beleef je niets - maar juist daar waar je zelf kerklid bent.

En nu de eigen kerk

Wie vanuit z’n eigen kerk - „eigen” dan in die zin: de kerk waarvan hij zelf lid is - naar andere kerken kijkt, kan wel eens met de gedachte rondlopen dat het in andere kerken, althans in sommige, beter is dan in de eigen kerk. Voor de één is de eigen kerk veel te benauwd en benepen. Hij kijkt meer of minder jaloers naar een kerk die ruimer en dynamischer is. Voor de ander is de eigen kerk veel te open en veel te progressief, hem lijkt een kerk die behoudender en strakker is hèt ideaal. En als de betrokkene zelf geen zwaartillende of querulant is, dan zijn er in elke mensengemeenschap wel dergelijke lie-den, ook in de gemeenschap die kerk is, die graag een handje helpen - misschien onbewust - om een „overstapje” te nemen. In het licht van de toenemende daling van de kritische behoefte en de steeds zwakkere oordeelsvorming is het geen wonder dat dan de waarheidsvraag, de normvraag ternauwernood nog gesteld wordt of het moest zijn om God voor eigen gelijk te annexeren. Maar dat strijdt met elk waarachtig kerkbesef.

De kern van de zaak als het gaat om de eigen kerk, is het bewust aanvaarden van de eigen persoonlijke verantwoordelijkheid in de kerk waarin de Here mij door geboorte een plaats gaf, of waarin Hij mij langs een eigen persoonlijke weg bracht, om tegenover Hem en mijzelf - en als het gevraagd wordt tegenover anderen - rekenschap te geven van die aanvaarde verantwoordelijkheid naar de norm die Hij in Zijn Woord meegaf. Dat betekent niet dat het in de eigen kerk al of niet bij voorbaat alles goed en mooi en braaf is, dat je er geen pijn kunt hebben, verwond kunt raken. Binnen een gemeenschap kun je dieper verwond raken dan er buiten, daar ook alleen loop je de kans telkens weer verwond te raken…… Zou het ook zijn om „beproefd” bevonden te worden? Het betekent ook niet dat je daarmee alle andere kerken veroordeelt en afschrijft als min of meer regelrechte synagogen van de satan (Openb. 2 : 9 en 3 : 9). Hen oordeelt de Here. Wij staan in verantwoordelijkheid voor onszèlf! Zou het ook een treden in de voetstappen van de Here Jezus zijn om over te geven in de hand van Hem die rechtvaardig oordeelt? Ons en hen?

De kern van het besef van verantwoordelijkheid wordt bepaald door de norm die de Koning der kerk ons gaf in Zijn Woord. En Hij heeft het zo geleid dat als de kerk dreigde onder te gaan in zichzelf, dat Woord triumfeerde. En in de kerk van de Reformatie vond men elkaar in en rond dat Woord en legde daarvan op grond van dat Woord belijdenis af om zichzelf en elkaar daaraan te binden tot getrouwheid jegens dat Woord, het Evangelie van vrije genade. Telkens weer is dat Evangelie betwist en belaagd, in de dagen van Paulus (zgn. judaisten), Augustinus (Pelagius), de Reformatie (Rome), Dordt, De Cock enz. Telkens weer was de verleiding het in te ruilen tegen prestaties en/of kwaliteiten van de (vrome) mens. Kerkbesef is: daarvoor een open oog hebben, ook al lukt het niet altijd het te verwoorden. Dan kan het bedroeven dat anderen andere wegen gaan, waarvoor wij tegenover de Koning der Kerk geen verantwoordelijkheid kunnen dragen omdat aan dat Evangelie van vrije genade op de een of andere wijze wordt te kort gedaan en de heilsweg zo niet wordt opgebroken dan toch wordt omgelegd, verlegd. Maar het ontslaat ons niet van eigen verantwoordelijkheid.

Dan is het lid zijn van de Chr. Geref. Kerken geen speling van de natuur of van de geschiedenis, maar in persoonlijke verantwoordelijkheid willen leven, willen belijden en beleven in gebondenheid aan die norm. Dan zal ook het kerkelijk besef niet teloorgaan, het besef dat we in die kerk op kerkelijke, niet op wereldlijke wijze met elkaar omgaan. Dat is geen ander hoofdstuk, maar wel een hoofdstuk waaraan een ieder van ons dagelijks moet werken! Dan kun je zelfs je eigen kerk liefhebben!! Al zullen er altijd weer mensen en zaken zijn die die liefde op de proef stellen. Maar als ik - ook in de kerk en tot de kerk - de liefde niet heb, dan…… laten wij daarom ook als ambtsdragers die met falend en wijkend kerkbesef te maken hebben of te maken krijgen, maar veel 1 Cor. 13 heel concreet in gedachten houden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

KERKBESEF

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's