Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MIJN EERSTE KRULLEN OP HET IJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MIJN EERSTE KRULLEN OP HET IJS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze titel is niet origineel. Hij is afkomstig van de redactiesecretaris van Ambtelijk Contact, die zich deze zin liet ontvallen, toen hij mij vroeg een artikel te schrijven over mijn ervaring na één jaar predikantschap.

Van preek tot pannekoek

Op 15 september 1989 werd ik door mijn beide leermeesters ds. H. Korving en ds. R. van Beek bevestigd tot dienaar van het Goddelijke Woord in Nieuw-Vennep. Dat betekende een grote verandering in ons leven. Ineens sta je met je gezin - voortdurend - in het centrum van de belangstelling en in het middelpunt van veel activiteiten. Dan dringt het besef pas goed tot je door: het leven van een dominee is totaal anders dan een studentenbestaan. Hoe gemakkelijk (ver)wordt je zetel tot een troon. Gewoon jezelf blijven, blijkt dan een hele opgave. Zelfverheffing en hoogmoed vormen zonder twijfel één van de grootste aanvechtingen voor een predikantsgezin. Het gebed uit Ps. 19 over de ”dwaze hovaardij” is wel zeer geschikt voor de binnenkamer van de pastorie: weerhoud o Heer’ Uw knecht.

Een jaar na dato mag ik zeggen dat we ons in de gemeente van Nieuw-Vennep bijzonder thuis voelen. Met grote hartelijkheid en genegenheid trad en treedt men ons tegemoet. Dankbaar zijn we deze gemeente te mogen dienen. Nieuw-Vennep is een eenvoudige, hartelijke en trouwe gemeente, waar een nieuw dominee een geweldig stuk krediet krijgt.

Het predikantschap ervaar ik als een boeiende, afwisselende en intensieve bezigheid. Boeiend omdat je met zoveel mensen mag omgaan. Afwisselend vanwege de variatie in het werk: van de wekelijkse preekvoorbereiding tot het bakken van pannekoeken voor de kinderen van de zondagsschool. Maar vooral is het een intensief bestaan. Eén telefoontje haalt de planning voor een hele week door elkaar. Het pastoraat in nood- en crisissituaties vergt enorm veel van je energie. Bovendien is er de druk van de tijd. Je zou zo graag nog veel meer willen doen. Vaak heb ik het gevoel dat ik in permanente tijdnood verkeer.

Dat dit alles invloed heeft op ons gezinsleven is duidelijk. Al snel bemerkten we dat het pastorieleven een grote mate van flexibiliteit vraagt. Met name in de eerste maanden was het voor de gezinsleden maar beter om vader niet te veel lastig te vallen zodra de zondag weer in zicht kwam. Inmiddels hebben we onze draai als gezin aardig gevonden. Dankbaar zijn we dat het eerste jaar een betrekkelijk rustig jaar is geweest. Niet dat er geen verdrietige dingen waren, helaas wel, maar er waren ook veel momenten van vreugde en dankbaarheid. Zo heb ik vijf huwelijken mogen bevestigen en zeven kinderen gedoopt, terwijl ik slechts eenmaal geroepen werd een begrafenis te leiden.

Prediking

Dat is toch het hart van de dienst: de verkondiging van Gods Woord. Heel duidelijk kwam dat naar voren in de bevestigingspreek over Matth. 16 : 19: de bediening van de sleutels van het Koninkrijk der hemelen. Dat is mijn opdracht. Deze roeping van Godswege maakt het werk tot een ambt, een dienst. Het gaat erom instrument te zijn in de hand van de Here, omdat het Hem behaagt door de dienst van het Woord het Koninkrijk te openen en te sluiten.

Achteraf zeg ik: Je weet eigenlijk helemaal niet waartoe je geroepen wordt. Je geeft je ja-woord op vragen waarvan je de diepgang nog lang niet beseft. Je overziet niet wat het betekent om dienaar des Woords te zijn, te moeten zijn. Er is namelijk niets zwaar-ders dan mond van de Here te zijn. Het lijkt een heerlijk werk om in het Evangelie te mogen arbeiden. En dat is het ook. Maar het luistert in dat werk zo nauw.

Concreet: de sleutels van het Koninkrijk moeten bediend worden: prediking, pastoraat, catechese. Maar dan komen er direct vragen op je af: open ik wel voldoende? Sluit ik wel voldoende? Waar is de ruimte om het Koninkrijk in te mogen gaan? Waar de engte waar het Koninkrijk toegesloten moet worden? Waar moet je troosten en leiden? Waar vermanen en dreigen? Spreek ik niet terwijl ik zwijgen moet? Zwijg ik niet waar God wil spreken? Kan de Here Jezus van mijn preken zeggen: Wie naar u hoort, hoort naar Mij. Durf ik te zeggen, zoals ’t ons in Apeldoorn werd voorgehouden: Mijn kop eraf als ’t niet waar is?

Met name bij het naderen van de zondag dringen deze vragen zich krachtig aan je op. Hoort de gemeente in mijn preek wel de stem van de levende God? Is het wel Uw Woord, o Here? Ben ik wel een herder voor de zielen en een wachter op de muren? Het gebeurt dan ook regelmatig dat ik zaterdagnacht slecht slaap.

Ook op de zondagen sta ik behoorlijk onder spanning, al is het ’s morgens meer dan in de middagdienst. Het kost me dan ook de grootste moeite om op onverwachte gebeurtenissen in de dienst spontaan te reageren. Voor mezelf ervaar ik daarin nog een stuk krampachtigheid.

Zo’n eerste jaar als dienaar des Woords staat vanzelfsprekend in het teken van oefening in het maken van preken. Als student mag je een stichtelijk woord spreken en daar zit meestal wel een paar dagen werk aan. Lukte het niet, dan nam je wel een oud exemplaar.

Dat is nu uitgesloten. In één jaar worden er ruim honderd preken van je verwacht; in de week van bid- en dankdag en rond Pasen vier in één week. Lukt het niet dan moet het toch.

Na één jaar blijkt het toch redelijk goed te gaan. Voor elke preek reken ik één dag. Soms is het meer, soms ook minder. Niet alles wat er over een tekst te vinden is wordt meer gelezen. Je selecteert. Exegetische kwesties, die voor de preek nauwelijks terzake zijn, laat je liggen. Vergeleken met de studietijd besteed ik nu minder tijd aan exegese, maar veel meer aan meditatie, praktische toepassing etc., in de hoop dat mijn preken eenvoudiger en geestelijker worden.

Met grote regelmaat gebeurt het dat de preken op het laatste moment (zaterdagavond, zondagmorgen) nog drastisch veranderd worden. Als de druk toeneemt, als de ontmoeting tussen de Here en Zijn gemeente nadert, is het mijn ervaring dat mijn preken anders worden: eenvoudiger, hartelijker en directer.

Daarom ben ik vrij snel gestopt met het maken van een preek vroeg in de week. Nu kies ik op maandag de tekst, doe in grote lijnen de exegese en laat het vervolgens bezinken. Pas aan het einde van de week komt dan de rest.

Het voorgaan in eigen gemeente is altijd weer een grote vreugde. Bij een vrije zondag is er meer tijd voor andere dingen. Maar na een zondag in een andere gemeente ben ik weer blij in ons dorp terug te zijn. Hier horen we thuis.

Met dankbaarheid schrijf ik dat er in de gemeente een grote ontvankelijkheid is voor de verkondiging van het Evangelie. Soms wordt er zo gespannen geluisterd dat je aan de gezichten mag aflezen dat het Woord zijn werk doet. Ook de doorgaande cate-chismusprediking wordt hier nog erg gewaardeerd. Ik had niet gedacht zoveel vreugde te vinden in het bespreken van die oude Heidelberger.

Het is een voorrecht te weten dat er in de gemeente zijn die voor je bidden, juist ook met het oog op de prediking. Nog rijker is het te mogen opmerken dat de Here de verkondiging van Zijn Woord niet ongezegend heeft gelaten. Het zijn rijke momenten voor Gods dienaren als ze mogen merken dat de Here Zijn Woord in het leven van Zijn kinderen bevestigt. Dat maakt je stil. Ook in de diensten mag je soms op verrassende wijze de leiding van de Heilige Geest ervaren. Ik schrijf dit artikel na een Avondmaalszondag. Bij de voorbereiding van de nabetrachtingspreek ging het gewoon niet. Er zat voor mijn gevoel weinig lijn en inhoud in. Biddend werp je je dan maar in het diepe, om dan onder Gods zegen te mogen ervaren dat er op de kansel toch een geheel uitkomt, anders dan ik tevoren overdacht had, maar blijkens de reacties wel zo dat het overkwam.

De prediking blijft voor mij het hart van de dienst. Het evangeliewoord is zo rijk dat je soms wel elke dag zou willen preken.

Pastoraat

De kennismakingsbezoeken heb ik zo snel mogelijk afgelegd. Na acht maanden had ik vrijwel alle 130 adressen bezocht, ook al waren op dat moment niet alle gezinsleden aanwezig. Deze werkwijze is me wel goed bevallen. Je krijgt snel wat zicht op het geheel van de gemeente. Bovendien zoekt men gemakkelijker contact met de pastorie als er een eerste kennismaking is geweest. Het voornemen om zoveel mogelijk samen op kennismakingsbezoek te gaan bleek in de praktijk niet haalbaar in verband met de kinderen. Een gezinsleven kan niet altijd aangepast worden aan een strak bezoekschema. Terwijl het preken voor mijn besef makkelijker gaat met de loop der maanden, vind ik het pastorale werk moeilijker worden. In de eerste contacten is er iets van wederzijdse onbevangenheid en spontaniteit. Later verandert dat. Je wordt geconfronteerd met veel verdrietige zaken. Er is zoveel nood, met name psychosociale problematiek en relatieproblemen. Wat is dan een wijs woord? Wat moet je zeggen als vermaning? Wat mag je doorgeven aan troost en hoop? Vaak weet ik dan eigenlijk niet wat ik zeggen moet. Je voelt je klein en onmachtig. Als een berg kan ik tegen zulke bezoeken opzien. Aan de andere kant zijn het ook vaak de rijkste bezoeken. Om samen te buigen voor de Here en Hem uit de nood aan te roepen om hulp, uitzicht en vergeving.

Een ander aspect dat mij moeite geeft, is het bezoeken van die mensen waar je moeilijk tot een echt contact komt. Je bent wel bij elkaar maar niet samen. Geen gesprek van hart tot hart voor Gods aangezicht. Er ontbreekt een stuk openheid. Als het gesprek persoonlijker wordt, stopt het direct. Nu heb ik van mijn stagebegeleider geleerd dat mensen geen citroenen zijn die je uit kunt knijpen. Toch ervaar ik zulke bezoeken als onbevredigend, zeker als je zulke mensen regelmatig moet bezoeken.

Verder valt het mij zwaarder om mensen waarlijk lief te hebben vanuit de liefde met Christus. In het begin is er een evangelische bewogenheid met mensen. Dat wordt later beproefd door de negatieve ervaringen die je met mensen opdoet, als je ze beter leert kennen. Soms bespeur je een stuk irritatie bij jezelf. En dat is niet goed. Dat vraagt veel gevouwen handen om de liefde van Christus. Want die moet ons toch dringen.

Met dankbaarheid mogen we opmerken dat er langzaam een stuk vertrouwen groeit. Gemeenteleden, zeker ook de jongeren, weten zelf de weg naar de pastorie te vinden om samen te praten en te bidden.

Met veel plezier heb ik het catechisatiewerk gedaan. Mijn voorganger in deze gemeente heeft hier een uitstekend catecheseklimaat gecreëerd. Ordeproblemen doen zich nauwelijks voor. Wel word je geconfronteerd met ongeïnteresseerdheid en matheid onder de jeugd. Het was een groot voorrecht een buitengewoon gemotiveerde club jonge mensen als mijn eerste belijdenisgroep te hebben gehad. Af en toe denk ik er nog met heimwee aan terug.

Van doctoraalstudie is nog weinig terecht gekomen. Het voornemen om er met vaste regelmaat aan te werken is mislukt. Elke regelmaat ontbreekt. Zo af en toe een paar uur is veel te fragmentarisch.

Kan ook een dominee zalig worden?

Dat is de titel van een artikel dat mij het afgelopen jaar nogal geraakt heeft. Het is het getuigenis van een predikant vlak voor zijn sterven. Hetzelfde las ik in het boek over wijlen ds. R. Kok. Hij vroeg eens op een ziekenzaal aan de patiënten: Wat denken jullie, zou ik nog bekeerd kunnen worden?

Als gemeentelid meende ik dat dominees altijd een hoogstaand geestelijk leven kenden en vol waren van de liefde en de genade van God. Nu begrijp ik die vraag van de stervende predikant. Het is ook in een domineesziel wel eens leeg. Je verricht soms de heilige dienst zonder zelf bediend te worden. Soms ontbreekt het roepingsbesef en de bewogenheid. En dan zijn er ambtelijke en persoonlijke zonden en tekorten. Dan grijpt die vraag je aan: Kan ook zo’n dominee zalig worden?

Dan houd ik de intredepreek nog maar eens. Nu alleen voor mezelf. Om troost te putten uit het woord van de Here Jezus: Vreest niet, gij klein kuddeke, want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven (Luk. 12 : 32). Zo en zo alleen kan ook een dominee zalig worden.

Mijn eerste krullen op het ijs

Na een jaar zeg ik: het is een heerlijke dienst. Het is anders dan je voordien vermoedde. De werkelijkheid valt soms best tegen. Maar de Meester nooit. En daarom is het zo’n goede dienst. Ik ben een vrij slechte dienaar geweest, een beginneling, maar één met een uitnemende Zender en een zalige dienst: de bediening der verzoening.

De dienst van God is één en al goedheid: goed voor jezelf en goed voor de ander, omdat daarin de goedheid van de Here voor schuldige mensen verkondigd wordt.

Mijn schaatsen heb ik al jaren opgeborgen. Ik viel te veel. ”De jongelingen zullen ge-wisselijk vallen”. Ook beginnende dominees. ”Maar die de HERE verwachten zullen de kracht vernieuwen”. Zo hoop ik nog een poosje door te mogen gaan, van kracht tot kracht steeds voort, tot opbouw van Zijn koninkrijk en de eer van Zijn Naam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

MIJN EERSTE KRULLEN OP HET IJS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's