Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR DE SPIEGEL Over de vraag naar de echtheid van het geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR DE SPIEGEL Over de vraag naar de echtheid van het geloof

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wijlen ds. J.H. Velema haalde het eens op als een herinnering, afkomstig uit één van de gemeenten die hij gediend had. Het moet ergens in de jaren ’30 van de vorige eeuw gebeurd zijn. De toenmalige predikant – die een aantal jaren later buiten het kerkverband zou komen te staan – had op de preekstoel eigenaardige onderscheidingen aangebracht in zijn verklaring van het ware geloof. Terug in de consistorie was er een oudere, in de Schrift en de confessie doorknede broeder, die de dominee vriendelijk doch beslist voorhield dat hij er goed aan deed zijn uitspraken ‘s avonds publiekelijk te herroepen, hetgeen overigens ook gebeurde. De drie redenen die de betreffende ouderling voor zijn vermaan aandroeg, zijn ook nu nog veelzeggend, zowel qua inhoud áls qua rangschikking: ‘Wat u gezegd hebt, is niet naar de Schrift, niet naar de belijdenis en ook niet in overeenstemming met de ervaring van Gods kinderen’.

EEN VOORONDERSTELLING

Zoals u merkt, is een voorvraag stilzwijgend bevestigend beantwoord, namelijk of het wel nodig is om te vragen naar de echtheid van het geloof. De Heilige Schrift is hierover helder: ‘Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven’ (II Kor. 13:5). De Bijbel laat daarbij ook herhaaldelijk de waarschuwing horen dat het mogelijk is dat mensen zichzelf op een verschrikkelijke manier bedriegen met een valse hoop. Aangrijpend is wat de Heere Jezus daarover zegt in het slot van de Bergrede. Niet het louter ‘Heere, Heere’ zeggen, maakt zalig. Er zullen er weggezonden worden, die er vast van overtuigd waren dat ze in de hemel welkom zouden zijn (Mat. 7:21-23). Vandaar dat niet alleen de noodzaak maar ook de beoefening van de zelfbeproeving in Gods Woord steeds weer naar voren komt. Zoals in dat hartelijke, eerlijke gebed van David: ‘Doorgrond mij, o God! (…) En zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg’ (Ps. 139:23-24).

De noodzaak van de zelfbeproeving is derhalve een vooronderstelling van dit artikel. Dat is Bijbels en dat was van meet af ook de overtuiging die mede het karakter van onze kerken en van onze prediking bepaalde. In prediking en pastoraat te veronderstellen dat we als leden van de gemeente allemaal het ware geloof deelachtig zijn, is daarom in meerdere opzichten een afwijken van wat ons als kerken vanuit Gods Woord werd en wordt voorgehouden.

NAAR DE SCHRIFT

Wat is volgens de Bijbel zelf een waar geloof? Ik noem een aantal kenmerkende dingen, die u zelf ongetwijfeld zou kunnen aanvullen. Geloof is vrucht van de verkondiging van het Evangelie. De gelijkenis van het zaad, waarin de Heiland ook eerlijk vertelt dat er ook ‘namaakgeloof’ op de akker van ons leven kan opschieten, spreekt van zaad dat in goede aarde valt. Dit blijkt te slaan op mensen die het Woord horen en aannemen en – in onderscheiden mate – vruchten dragen.

Het gaat om het horen én gehoorzamen van Gods Woord. Het gaat erom dat het geloof vruchten van bekering voortbrengt. Een waar geloof krijgt consequenties voor heel het leven, anders is het geen waar geloof.

De gelijkenis die spreekt over ‘vruchten’ leert ons ook dat het geloof een genadegave van God is en geen verdienste. Vruchten ‘maakt’ men niet, zij groeien als gave van Gods scheppende én herscheppende Geest. Daarom maakt het ware geloof ons tot kleine, verootmoedigde en van God afhankelijke mensen. Een geloof dat een mens groot maakt en hoog van zichzelf doet opgeven, kan het ware geloof niet zijn. Jezus’ discipelen, die door het geloof uit de ware Wijnstok bediend worden, leven bij het ‘zonder Mij kunt gij niets doen’ (Joh. 15:5). Mensen met een waar geloof zijn daarom ook mensen met een binnenkamer, waar de verborgen omgang met God beoefend wordt (Ps. 25:14, Mat. 6:6).

Denk ook aan die twee mensen die naar Jezus’ oordeel een ‘groot geloof’ hebben: de Kananese vrouw (Mat. 15:21v.) en de hoofdman te Kapernaüm (Luk. 7:1v.). Waaruit bleek dat? Beiden blijken nederige gedachten over zichzelf te hebben, maar grote verwachtingen te koesteren van Jezus’ macht. Beiden nemen – ootmoedig én volhardend tegelijk – de toevlucht tot de Heiland. De Kananese vrouw is bovendien vindingrijk in haar geloofsbeoefening. Wat Jezus als een mogelijk bezwaar noemt om haar geloof te beproeven, weet zij aan te wenden als een pleit-grond om te vragen om een kruimel genadebrood. En zij is in haar aanhouden aan Jezus’ voeten niet beschaamd uitgekomen. Wie kwam trouwens ooit met Hem beschaamd uit?

Het ware geloof draagt – zoals reeds is opgemerkt – bepaalde vruchten. Het is ‘door de liefde werkende’ (Gal. 5:6). Welke vruchten dat heel praktisch oplevert, is af te leiden uit vers 22 van dat hoofdstuk: de negenvoudige vrucht van de Geest.

Paulus zegt in dat tekstverband trouwens ook dat het geloof de nodige strijd kent doordat niet alleen de Geest maar ook het vlees zijn invloed in het leven van de gelovige laat gelden. Die innerlijke tweestrijd blijkt in de Bijbel een wezenlijk iets te zijn in het leven van de ware gelovige, zie daarvoor ook het slot van Romeinen 7. Het zorgt er wel eens voor dat de vraag die we in dit artikel behandelen heel existentieel wordt. ‘Heb ik wel ooit waar geloof gekend? Heb ik mij niet bedrogen?’ De plek waar je met die vragen terecht komt, zegt op zich al veel. De ware gelovige wordt er namelijk mee naar God toe gedreven, zoals in dat gebed uit Psalm 139 ook al bleek. En op de bodem van het hart blijkt ondanks de aanvechting tóch dat ene verlangen te liggen. Ten diepste won Gods liefde je in voor het aanhangen, betrouwen en liefhebben van Hem! En ondanks zoveel afdwalingen en tekortkomingen kun je niet meer buiten de Heere Jezus. Je herkent je in Petrus’ belijdenis: ‘Tot Wien zullen we anders heen gaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens’ (Joh. 6:68).

NAAR DE BELIJDENIS

Wat zeggen onze belijdenisgeschriften op grond van Gods Woord over het ware geloof? Zondag 7 H.C. spreekt over het ‘kennen’ en het ‘vertrouwen’ dat het geloof kenmerkt. De Zondagen 23 en 24 geven op een onnavolgbare manier weer dat het geloof niets in zichzelf zoekt of kan vinden, maar dat het een steunen is op de borggerechtigheid van Christus alleen. Zondag 23 gebruikt daarbij dat heerlijke woord ‘nochtans’. Je gelooft niet omdat je zelf allerlei eigengerechtigheden bijeen wist te schrapen maar ondanks de berg aan schuld die je zelf voortbracht én-brengt.

Ook artikel 22 en 23 N.G.B. onderstrepen het genadekarakter van het echte geloof.

Het is alles of niets. De scheidslijn daartussen ligt bij de bekende sola’s van de Reformatie. Artikel 24 sluit meteen weer aan met een paragraaf over de heiligmaking als die noodzakelijke vrucht die uit het ware geloof opbloeit. Overigens zegt de N.G.B. in de artikelen over de Kerk ook mooie dingen over de ware gelovigen. Mag u zich hierin herkennen? ‘… niet, alsof er nog geen grote zwakheid in hen zij, maar zij strijden daartegen door den Geest al de dagen huns levens; nemende gestadiglijk hun toevlucht tot het bloed, den dood, het lijden en de gehoorzaamheid van de Heere Jezus…’ (art. 29 N.B.G.).

En wilt u een levendige beschrijving van die strijd die de gelovige voortdurend te strijden heeft tegen de overgebleven zwakheden en de inwonende zonde? Lees het laatste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels en overtuig er u van, dat wie de Leerregels voor droge, theoretische stof verslijt, dit belijdenisgeschrift óf niet gelezen óf niet begrepen heeft…

DE ERVARING VAN GODS KINDEREN

Wat kan het een zegen zijn om in een huisbezoek of pastoraal gesprek of tijdens de nabespreking van de preek in de consistorie van hart tot hart dingen tegen elkaar te mogen zeggen, die zorgen voor ‘weerklank op de bergen’. Herkenbare dingen, waarvan je zegt: zo heeft de HEERE het mij ook geleerd. Zoals het mij laatst verging, toen ik aan het sterfbed van een oude zuster zat, die nog maar twee uren van de eeuwigheid verwijderd was. Samen zeiden we een eenvoudig gedichtje op, waarin we ons beiden mochten herkennen: ‘Niets uit ons, ’t al van Hem, zo reist men naar Jeruzalem’.

In dit verband wil ik toch ook graag nog eens wijzen op het gebruik maken van wat gelovigen vóór ons hebben geschreven en beleden met betrekking tot de beoefening van het ware geloof. Laten we de geschriften van mannen als Calvijn, Bunyan, á Brakel, Kohlbrügge en Spurgeon niet ongebruikt laten. Inderdaad, ze komen net als de confessies ná de Schrift, waaraan alles en iedereen getoetst moet worden. Maar de schat van de Kerk der eeuwen is een goudmijn, die we niet dan tot onze schade ongebruikt kunnen laten. En het is zo verrassend: ‘in gesprek’ te gaan met een broeder die qua tijd eeuwen van je afstaat, maar zo dicht bij je komt qua geestelijke beleving.

ZALIG ZIEN OP JEZUS

Het ging in dit artikel onder meer over de kenmerken van het ware geloof. De aandacht voor kenmerken kan een gevaar in zich dragen als het onderzoeken van onszelf los komt te staan van het contact met de levende God en als het ware hoofdzaak en hoofdtaak in het geestelijke leven wordt. Daarom tenslotte nog een opmerking, opnieuw opgetekend uit de mond van ds. J.H. Velema: ‘Hét kenmerk van alle kenmerken is dat de ware gelovige uiteindelijk aan de kenmerken geen genoeg heeft’. En zo is het. Uiteindelijk immers vindt de ziel alleen dáár rust, waar er gezien wordt op de Heere Jezus en Zijn volbrachte werk. Zijn dat niet je ‘beste’ momenten, als je jezelf even helemaal mag vergeten omdat je al je aandacht nodig hebt om op Hem te staren, van Wie de bruid uit het Hooglied zingt: ‘En al wat aan Hem is, is gans begeerlijk’ (Hgl. 5:16)?

Ds. A. van der Zwan (1972) werd in 1999 tot predikant bevestigd en staat vanaf 2002 in Sliedrecht (Beth-El).

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2013

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

VOOR DE SPIEGEL Over de vraag naar de echtheid van het geloof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2013

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's