GODS ONUITSPREKELIJKE GAVE IN DE HEILIGE DOOP
Bij de leer van de heilige doop moeten wij duidelijk onderscheid maken tussen schenking en deelachtigmaking. God schenkt vergeving van zonden, en aanneming tot kinderen van God. In de doop verbindt God de mens aan Christus en al Zijn weldaden. Romeinen 6:3-6 noemt dit ‘gedoopt zijn in Christus en in Zijn dood’.
DE DOOP ALS TEKEN EN ZEGEL VAN HET GENADE VERBOND
De doop is een teken en zegel van het genadeverbond. In het genadeverbond (Gen. 3:15; 17:7; Ex. 20:2; Han. 2:39) zegt God tot ons en onze kinderen: ‘Ik ben de HEERE, uw God’. Dat geldt al vanaf het allereerste begin van een verbondskind, nog tijdens de vorming in de moederschoot. De kinderen horen bij het verbond.
Als teken en zegel van dat verbond geeft de Heere de doop. Zij verzegelt de beloften van God. Het sacrament zegt niets van de mens, maar enkel Wie God voor de mens zijn wil. Romeinen 4:11 zegt: Abraham werd niet gerechtvaardigd door werken maar door geloof. Het sacrament verzegelt geen subjectieve genade maar de objectieve belofte van God. De doop is:
1. Een teken van de noodzaak van afwassing. God is heilig, wij zijn onrein, in zowel het Oude als het Nieuwe Testament zijn wassingen nodig om zich te reinigen voor God. Ook bloed is nodig tot reiniging (Ex.24:6-8; Lev.4:5-6,18-20). Proselieten werden gewassen. Johannes de Doper preekte de doop tot bekering. Het volk moest gereinigd worden om de Messias te kunnen ontmoeten.
2. Dopen in de Naam van de drie-enige God. Volgens Numeri 6:27 moet Gods Naam gelegd worden op de kinderen Israëls. Daarmee worden aan Hem verbonden. Ook de doop is een teken van eigendom. Zijn Naam is op Zijn volk gelegd en daarmee behoort men Hem toe. Daartoe is men ook verplicht tot een heilige wandel. Daartoe is genade van de God van het verbond te krijgen.
3. Een teken van oordeel. Er is zaligheid door het oordeel heen (I Petr. 3:20-21; I Kor. 10:1-2). Christus kwam in het oordeel Gods voor Zijn volk. In de doop worden wij ingelijfd in Zijn dood en opstanding (Rom. 6:3-4).
4. Schenking van leven. De doop symboliseert vernieuwing, wedergeboorte, schenking van het nieuwe leven. In de Schrift is water een teken van leven (Joh. 7:37-38).
KINDERDOOP
Waarom dopen wij kinderen? Omdat de Schrift ons dat voorhoudt.
1. Teken van het genadeverbond. Zij die tot het verbond behoren, moeten ook het teken van dat verbond ontvangen. Dit is één verbond en omvat zowel Oud als Nieuw Testament (Gen. 17:11-12). Datzelfde verbond wordt overgedragen van het Oude naar het Nieuwe Testament (Luk 1:72, Gal. 3:15). Baptisten maken hiertegen bezwaar. Zij beroepen zich op Jeremia 31:31-33 en op Hebree 8:13. Echter:
• Jeremia 31 slaat op de Mozaïsche wetten. God zou Zijn Geest uitstorten en Zijn wetten inschrijven in harten van mensen. De ceremoniële en burgerlijke wetten van Israël zouden worden afgedaan, maar niet het verbond met Abraham, waardoor alle geslachten der aarde gezegend zouden worden.
• De hoofdinhoud van het genadeverbond is geestelijk zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament ‘om u te zijn tot een God’ (Gen. 17:7). Dat is ook de inhoud van het verbond in Jeremia 31:33, ‘Ik zal hun tot een God zijn’. Het genadeverbond had nog niet zijn definitieve vervulling verkregen in het Oude Testament. Zacharias laat dit zien in Lukas 1:72-74, waar hij zingt van ‘een hoorn der zaligheid (...) opdat Hij gedachtig ware aan Zijn heilig verbond’. De vervulling van dit verbond vond plaats met de komst van Christus. Christus is de inhoud van de belofte aan Abraham gegeven (Gal. 3:16-18).
• Zowel in Oud als Nieuw Testament is de inhoud van het genadeverbond geestelijk van aard. Er waren aardse aspecten aan dit verbond net als er ceremoniële aspecten waren, maar de hoofdinhoud was en is geestelijk. Hij was hun God en het volk was verplicht zich tot Hem te bekeren en Hem te dienen. De profeten keerden zich tegen een formele, uitwendige opvatting van het verbond (Deut.10:16, Jer. 4:4). Datzelfde vinden we ook in Romeinen 2:29 en Filippenzen 3:3. De nieuwtestamentische kerk zag zich als de wettige voortzetting van het verbond met Israël, Rom. 11:17-24. Er is dus maar één genadeverbond dat door het Oude én het Nieuwe Testament loopt. Kinderen behoorden in het Oude Testament bij dat verbond en nergens heeft Gods Woord dat feit ongedaan gemaakt.
2. Kinderen horen bij de kerk van Christus. We lezen dit duidelijk in Genesis 17:7, waar God spreekt van een ‘verbond tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u’. Vanaf het begin van hun bestaan worden kinderen geacht tot de kerk te behoren. Daarom moest ook vrij snel na de geboorte het verbondsteken gegeven worden. Dit horen bij de kerk blijkt ook uit het feit dat de kinderen ook mee moesten naar de tempel om onderwijs te ontvangen (Ex. 23:17). In Ezra 10 komt heel het volk met hun kinderen voor de Heere, net als in II Kronieken 20:13.
De Heere geeft duidelijk aan dat de kinderen van de gemeente Zijn kinderen zijn, (Hos. 4:6; Eze. 16:20-21: ‘gij hebt Mijn kinderen geslacht’). Deze zelfde gedachte vinden we terug in het Nieuwe Testament. Denk aan de ouders die hun kinderen tot Jezus brachten (Mar. 10:13-16). Lees ook Handelingen 2:39. Hier zegt Petrus dat de beloften ‘voor u en uw kinderen’ zijn. De kinderen horen bij het genadeverbond. In plaats van het uitsluiten van de kinderen is de openbaring van het genadeverbond veel rijker onder het Nieuwe Testament. Nu worden zelfs de heidenen erbij begrepen. Ook Paulus spreekt de kinderen in Efeze 6:1-3 aan als behorend tot de gemeente Gods. Denk ook aan I Korinthe 7:14 waar de kinderen van de gelovigen heilig genoemd worden.
3. De doop vervangt de besnijdenis. In Handelingen 15 oordeelt het apostelconvent dat de heidenen niet besneden hoeven te worden. Besnijdenis is in de Vroege Kerk al snel verdwenen (Gal. 5:6; 6:15). We zien dit ook in de inlijving van Cornelius in de christelijke gemeente. Hij hoeft niet besneden te worden, maar wordt wel gedoopt (Han. 10). Dit principe van vervanging wordt ook geleerd in Kolossenzen 2:11-12. Nu de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen, dienen ook de kinderen – die eerst besneden werden – nu gedoopt te worden.
4. Voorbeelden uit het Nieuwe Testament van het dopen van huisgezinnen. De Schrift geeft ons hiervan drie voorbeelden: Lydia (Han. 16:14-15), de stokbewaarder (Han. 16:30-34) en Stefanus (I Kor. 1:16). Daarnaast bestaan er nog twee voorbeelden, waarbij waarschijnlijk het hele gezin gedoopt is: Cornelius (Han. 10:47) en Crispus (Han. 18:8).
Het begrip ‘huis’ is veelomvattend. Achan en zijn huis wordt gestraft in Jozua 7. In I Samuël 22:16 moet volgens koning Saul Achimelech met zijn huis sterven. Jozua (Joz. 24:15) kiest ervoor met zijn huis de Heere te dienen. In Deuteronomium 14 moeten de vaders met hun huis in het heiligdom komen. Volgens Genesis 17:12-13 wordt het hele huis van Abraham besneden.
Dezelfde gedachte zien we ook in het Nieuwe Testament en in de apostolische kerk. Het gezin behoort bij de vader van dat gezin. Hij maakt beslissingen voor zichzelf en voor allen die bij hem horen. Dat hoeft niet te betekenen dat er waar geloof is geweest in al de leden van dat huisgezin. We lezen niets van geloof dat aanwezig geweest zou zijn in het huisgezin van Lydia. Het Grieks laat verder zien dat er alleen sprake was van geloof van de stokbewaarder maar niet van zijn gezin. Het gezin verblijdde zich, maar alleen de stokbewaarder geloofde. Niettemin worden allen – als huisgenoten behorend bij het gezinshoofd – gedoopt.
5. De kinderdoop is beoefend sinds de tijd van de apostelen. Vroege getuigenissen van de kerk laten dit zien. In 156 zegt Polycarpus dat hij een discipel was van de Heere Jezus sedert 86 jaar. Daarbij wordt gerekend vanaf het moment van zijn doop in het jaar 70. Plinius verklaarde in een officieel rapport aan keizer Trajanus: ‘Onder de christenen zijn niet alleen volwassenen, maar ook jongeren en kinderen’. Er zijn grafinscripties gevonden waaruit blijkt, dat kinderen gedoopt werden. In het jaar 150 vermeldt Justinus dat er vele christenen zijn van 60 of 70 jaar die de Heere Jezus als hun Heere en Meester kennen van hun kinderjaren af. De uitdrukking Meester is nauw verwant aan wat Mattheüs 28:19 zegt: ‘Gaat dan henen, onderwijst al de volken, hen dopende..’ In 185 vermeldt Irenaeus expliciet de kinderdoop. Origines (185-254) schrijft dat het de gewoonte is in de kerk om de kinderen te dopen en dat deze gewoonte hen overgeleverd is van de apostelen.
BETEKENIS VAN HET WOORD DOPEN
Er zijn twee Griekse woorden die voor ons onderwerp van belang zijn: baptoo en baptidzoo. Het woord baptoo betekent niet onderdompelen maar iets ergens insteken en/of natmaken. (Luk. 16:24; I Sam. 14:27; Ru. 2:14; Opb. 19:13). Wanneer de Griek een tijdelijke verandering wil aangeven gebruikt hij het woord baptoo.
Dit woord baptoo wordt door de Heilige Geest in Gods Woord nooit gebruikt om de christelijke doop te omschrijven. De doop wordt steevast aangeduid met het woord baptidzoo. Dat betekent een blijvende verandering, een permanent ander bestaan.
Baptisten zeggen dat baptidzoo betekent ‘onderdompelen en daarna weer ophalen’. Dit is onjuist. In het seculiere en in het godsdienstige Grieks betekent baptidzoo onderdompelen en dan loslaten, daar laten liggen. Zo kan het bijvoorbeeld gebruikt worden om te zeggen dat iemand is verdronken, dat een schip is vergaan of dat iemand een zwaard in zee heeft laten vallen. Het is nooit indopen maar totaal onder laten gaan en daar blijven. De doop is dan ook een blijvende verandering, een overzetting van onrein naar rein gerekend te worden voor Gods aangezicht. Dat laat het geweldig appel zien in de doop als blijvend en groot geschenk.
BAPTISTEN
Zoals gezegd is de kinderdoop ook in de Vroege Kerk gepraktiseerd. Dat blijkt uit verschillende zaken. Bijvoorbeeld uit doopvonten die gevonden zijn in vroegchristelijke kerken. A.G. Luiks heeft daar een hele studie aan gewijd. Het is bekend dat de kinderdoop sinds Augustinus niet meer ter discussie heeft gestaan.
De strijd ontvlamt pas in de 16e eeuw. Hierbij zijn namen te noemen als van Conrad Grebel, Felix Mantz, Georg Blaurock en Simon Stumff (Zürich, 1524). Menno Simons verlaat in 1536 de Roomse kerk en wordt wederdoper. Pas in 1609 wordt de eerste officiële Engelse baptistengemeente gesticht, en wel in Amsterdam. In 1612 ontvangt Engeland zijn eerste baptistengemeente, Amerika in 1639 te Rhode Island. Wat dreef hen? Het verlangen naar een zuivere kerk.
BEZWAREN TEGEN BAPTISTISCHE THEOLOGIE
1. Baptisten hebben een gebrekkige hermeneutiek (regels om Schrift uit te leggen): Zij maken sterk onderscheid tussen het Oude en het Nieuwe Testament en verwerpen in feite het gezag van het eerste. Dat behoort, zeggen zij, tot een ander openbaringstijdvak en is niet meer geldig voor de kerk van het Nieuwe Testament. Daaruit volgt dat zij elk beroep op het Oude Testament ongeldig achten.
De meeste baptisten onderscheiden verschillende dispensaties, waarin kerken wereldgeschiedenis verdeeld moeten worden. Elke dispensatie heeft haar eigen kenmerken en bepalingen die niet overgebracht kunnen worden naar andere tijdperken. Deze gedachten zijn onbijbels en komen voort uit de gedachtewereld van mannen als John Nelson Darby (1800-1882) en Cyrus Scofield (1843-1921), die via studiebijbels enorme invloed uitoefenen binnen de Angelsaksische wereld.
Andere baptisten (Reformed Baptists) verwerpen de leer van verschillende dispensaties maar maken wel onderscheid tussen verschillende verbonden, respectievelijk gesloten met Noach, Abraham, David en Christus, en stellen daarbij dat de bepalingen van het ene verbond niet normatief zijn voor een ander verbond. Echter, de Schrift laat dus juist de continuïteit zien van het ene ongedeelde genadeverbond (Gen. 17:7, Han. 2:39).
2. Baptisten redeneren vanuit stilzwijgen. De baptisten redeneren, omdat zij naar hun zeggen alleen maar getuigenissen hebben in het Nieuwe Testament van dopen van volwassenen, dat uit dit stilzwijgen afgeleid kan worden dat de kinderdoop niet Bijbels is. De gereformeerden stellen dat de leer van Gods Woord geldig is voor het Nieuwe en niet minder voor het Oude Testament en dat daar geen verandering in aangebracht mag worden, tenzij de Schrift ons dat zelf voorhoudt. Het was voor de nieuwtestamentische kerk vanzelfsprekend dat de kinderen erbij horen. Daarom wordt er geen expliciete uitspraak over gedaan. Iets wat vanzelf spreekt, wordt immers niet apart vermeld?
3. Baptisten begrijpen niet wat een sacrament is. Ze stellen: de doop is de bewuste respons van de gelovige op wat God in Zijn Woord gezegd heeft. De gelovige betekent zijn eigen dood en opstanding in Christus. De doop wordt op die manier een belijdenis van de gelovige. Echter, een sacrament is een teken en zegel van Gods beloften (Gen. 17:11; Rom. 4:11). Dat geldt voor besnijdenis en doop, maar ook voor het heilig avondmaal (Mat. 26:26-28). We lezen veel vaker in de Schrift dat tekenen gegeven worden. Deze tekenen slaan altijd op Gods Woord en belofte maar niet op iets van de mens (Achaz’ zonnewijzer, Jes. 38; het wollen vlies van Gideon, Ri. 6; de wolkkolom, Ex. 13:21-22; de geboorte van Immanuël, Jes. 7:14 etc.).
4. Baptisten hebben zwakke bewijsteksten. Zij beroepen zich op Mattheüs 28:19, Markus 16:16, Handelingen 2:41 en 18:8. Echter, in die teksten gaat het alleen maar over volwassenen die tot bekering komen en dan gedoopt worden. Er wordt geen enkele melding gemaakt van kinderen. Men kan derhalve zulke teksten niet gebruiken om de kinderdoop af te wijzen. Daarnaast is het beroep op Mattheüs 28:19 zwak: ‘Onderwijst al de volken, hen dopende’. Dopende is een tegenwoordig deelwoord, het legt uit hoe dat onderwijs moet plaatsvinden, namelijk door hen te dopen. Het gaat niet aan om een strikte volgorde in ‘onderwijzen’ en ‘dopen’ te hanteren, ook al niet omdat na het ‘dopende’ ook nog gesproken wordt over ‘lerende’. De tekst wil dus zeggen: mensen moeten onderwezen worden. Hoe? Door hen te dopen en hen te leren.
5. Baptisten hebben een onjuiste visie op de positie van kinderen in de kerk. Zij beschouwen hun kinderen als ongelovigen die geëvangeliseerd moeten worden. Dat is emotioneel onhoudbaar. Ze leren hun ongedoopte kinderen te bidden, omdat zij in de praktijk wel bij de kerk horen. Ouders ervaren een leemte en daarom dragen ze hun kinderen op in de samenkomst van gemeente. Dit wordt in feite gebaseerd op wat we lezen in I Samu I: moeder Hanna, die haar kind opdraagt c.q. toewijdt aan de Heere. Nota bene: een geschiedenis uit het Oude Testament!
DOOP VAN JOHANNES
Dit is niet de christelijke doop, maar de doop tot bekering en vergeving der zonden. Jezus moest Zich laten dopen door Johannes (Mat. 3:15). Daarbij werd de Heere Jezus door Zijn wegbereider ingeleid tot Zijn officiële ambtswerk.
Verschillen tussen de doop van Johannes en de christelijke doop:
1. De doop van Johannes vond niet plaats in de Naam van de drie-enige God;
2. De doop van Johannes initieerde geen verbondsrelatie of inlijving in Christus. Paulus heeft hen die gedoopt waren door Johannes dan ook opnieuw gedoopt (Han. 19:5);
3. De doop van Johannes was geen sacrament, maar teken van reiniging. Het was een vorm van rituele wassing. Jezus en Zijn discipelen sloten zich bij de doop van Johannes aan (Joh. 3:22, 4:1-2). Daarna wordt er van dopen niet meer genoemd. Pas in het zendingsbevel klinkt de instelling van de christelijke doop (Mat. 28:19).
DOOP DOOR ONDERDOMPELING?
Dit wordt nergens in de Schrift geleerd. Het is zelfs onpraktisch en soms volstrekt onhaalbaar. Denk aan de doop door Johannes de Doper. Het is zeer de vraag of het fysiek mogelijk was voor Johannes om honderdduizenden neer te laten in het water en dan weer op te tillen. Wat veel meer voor de hand is dat die mensen de Jordaan inkwamen en dat Johannes water over hen heen spoelde, als teken van reiniging.
Dopen van 3000 mensen in Jeruzalem op de Pinksterdag gebeurde niet door onderdompeling. Dat was onmogelijk. Er moest stromend water zijn. Dat was er niet. Er waren wel grote waterpotten die de Joden gebruikten voor hun ceremoniële wassingen. Daar werd water uit genomen en gesprenkeld op het hoofd van een bekeerling.
Vroegchristelijke kerken laten zien dat de doop niet door onderdompeling plaatsvond. De baptisteriums waren daar gewoon te klein voor. Zelfs de vroege anabaptisten dompelden niet onder in water.
HERDOOP TOEGESTAAN?
Baptisten zien de doop als teken van iemands wedergeboorte en toewijding aan Christus. Daarom sturen zij aan op herdoop. Dit is een miskenning van de doop die werd ontvangen in de jeugd. Ze verwerpen wat God hen als kind gegeven heeft. Dit is ondankbaarheid jegens God. Er is een te sterke accent op ‘het beleven’ van de doop. Door herdoop zegt iemand dat de drie-enige Naam van God uitgeroepen over hen in hun jeugd destijds ijdel gebruikt werd. Het is niet minder dan een verachten van de inzettingen van God.
DE JUISTE OPVATTING VAN DE DOOP:
Het klassieke doopsformulier geeft krachtige uitdrukkingen om aan te geven de werkelijkheid van Gods gave, van Gods schenking in de doop. Die schenking moet beantwoord worden door deelachtigmaking door God de Heilige Geest.
Kinderen zijn opgenomen zijn in het verbond. Dat is een objectieve werkelijkheid. Lees hiervoor Romeinen 6:3 en 4: ‘of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood. Het is zoals de Heere Jezus zegt in Johannes 15:5: ‘Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen’. Door het verbond zijn allen verbonden aan de Wijnstok, maar vele takken dragen geen vrucht.
Om op een zaligmakende manier verbonden te zijn aan Christus is wedergeboorte nodig. Want het is zeer wel mogelijk om de naam van Christus te dragen en aan Hem in naam verbonden te zijn als een formeel lid van de kerk en toch onbekeerd te zijn. We kunnen door onze geboorte tot de kerk gerekend worden, maar in feite is men alleen lid van de kerk in de weg van wedergeboorte.
Izaäk was lid van de kerk krachtens wedergeboorte, Ismaël alleen krachtens geboorte. Er is een formeel behoren tot de kerk en er is een geestelijk behoren tot de kerk. In Johannes 15 zijn de takken die geen vrucht voortbrengen, dode ranken, die geen gemeenschap met Christus hebben. Zij zijn niet op een zaligmakende wijze verbonden aan Christus. Ze worden ook niet geestelijk gevoed door Christus. Deze dode ranken worden straks afgehouwen en in het vuur geworpen.
In uw doop bent u aan Christus verbonden. Het is een sterke band. U wordt kinderen van het Koninkrijk genoemd. Het is een machtige oproep om uw weldaden in Christus te beseffen. Daarom moeten we dankbaar zijn voor de manier waarop het verwoord is. Het benadrukt iets wat we al te gauw onderbelichten: de werkelijkheid en de geldigheid van de beloften van God, die op ons gelegd zijn in het verbond. Dit komt tot uiting in het dankgebed van het formulier. Tegelijkertijd wekt het dankgebed ons op om vruchten voort te brengen. Dat kan alleen maar gebeuren wanneer de takken het levenssap van Christus ontvangen. We moeten de gave ons geschonken in de doop leren ontvangen. Weer zien we het onderscheid tussen schenking en deelachtigmaking.
WAT IS ER NU ZO ERG AAN HET BAPTISME?
Wat is er nu op tegen? Waarom zoveel commotie? Baptisten zijn toch ook ware gelovigen? We hebben toch ook contact met baptisten in Rusland en we lezen toch ook boeken van baptisten? Het baptisme ontkent echter belangrijke gedeelten van de Goddelijke openbaring. We kunnen niet zonder meer een gedeelte van de Goddelijke openbaring negeren. Dat gaat ten koste van iets. Het accent in de theologie komt te liggen op de mens.
De mens staat centraal met zijn gevoelens en dat is het hart van de zaak voor velen die zich laten overdopen en overgaan tot de baptisten. De gangbare uitdrukking is dan: Ik wil mij ‘laten’ dopen. Zo spreekt men in die kringen erover, terwijl de Schriftuurlijke verwoording is dat men gedoopt ‘is’ of ook ‘zij werden gedoopt’. In dit laatste staat God centraal en niet de mens. Wanneer de mens centraal staat, leidt dat tot allerlei dwalingen.
1. Leer van genade. Er is een steeds terugkerende ontwikkeling binnen het baptisme waarbij men aanvankelijk particuliere verzoening leerde, maar daarna afwijkt tot algemene verzoening. Zo verschuiven Reformed Baptists naar Free will Baptists. (Particular Baptists worden General Baptists). Daarna belandt men in het universalisme.
2. Antinomianisme. Men loochent het gezag van het Oude Testament, of vindt het van mindere waarde. Dit opent de weg tot antinomiaans denken. Daarbij zegt men dat de wet is afgedaan. Men kan in feite een heel eind ‘werelds’ leven en toch nog een christen zijn.
3. Kinderen. Baptisten vinden het emotioneel onhoudbaar dat hun kinderen als verloren heidenen beschouwd worden. Wat moeten zij aan met jong gestorven kinderen? Dan zoekt men de toevlucht tot redeneringen waarbij men in feite de erfzonde gaat loochenen en weer een reden zoekt in de mens, nu in zijn aanvankelijke onschuld, om de kleine kinderen toch te laten behouden wanneer zij sterven.
4. Emotionalisme. Het verlangen naar emotie en gevoel waarbij de mens centraal staat leidt tot een verlangen om nog meer sterkere emoties te ervaren. Er ligt een lijn van het baptisme naar Pinkstergroepen, waarbij nadruk gelegd wordt op het dopen door de Heilige Geest. Men zegt dan dat men ‘de Geest wil vrij laten werken’. Daarbij staat ook weer de mens centraal.
5. Pastoraal. Er is een gebrek aan troost. Wanneer wij de Schriftuurlijke leer vasthouden van de soevereiniteit van God zowel in het verdienen alsook in de toepassing van de zaligheid, wat een geweldige Schriftuurlijke troost wordt de mens onthouden, wanneer wij de kinderdoop en het eenzijdig verbond van God negeren. Het overdopen is dom, want dan ruilt men de belofte van God in voor je eigen belofte en daar ligt nu net geen troost en houvast in.
Uiteindelijk verduistert de leer van uitsluitend volwassendoop de eer van God. God wordt er niet in verheerlijkt. Laten wij de zegen zien van Gods schenking en van de noodzaak tot deelachtigmaking. Laten we beseffen hoe dicht de Heere tot ons komt in de doop met uitgebreide handen. Dan begrijpen we J.A. Wormser: Leer dan der natie haar doop verstaan en waardeeren, - en Kerk en Staat zijn gered! (De Kinderdoop, blz.8).
Ds. Procee is predikant sinds 1984. Van 1989 tot 2011 diende hij de Free Reformed Church in Hamilton, Ontario. Sinds november 2011 is hij verbonden aan de gemeente te Middelharnis. Hij promoveerde in 2010 aan het Amerikaanse Reformed International Theological Seminary. In 2011 verscheen een vereenvoudigde versie van dit proefschrift onder de titel: Holy Baptism, The Scriptural Riches and Realities of Infant Baptism (informatie hierover is te vinden op www.frcna.org).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's