Het heden
Nederland is weder vrü. Dit is door den Heere geschied. Het smart ons, dat dit 200 weinig erkend wordt, ja, dat in stede van Hem de eer te geven de mensch maar al te zeer verheerlijkt wordt. Nu weer toch woidt deze macht en dan weder geene organisatie als de oorzaak van onze eevrydiiij aangemerkt. Gedurig wordt de mensch op deu troon gezet, alsof het Woord des Heeren iiiet gola, dat zegt: Zoo de Heere Ce' huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden dezelfs bouwlieden daaraan; zoo de Heere de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.
De Heere heeft groote dingen bij ons gedaan, maar waar is de dankerkentenis? Zelfs de overheid bleef in gebreke, zooals in Engeland, een algemeenen dank-en biddag uit te schrijven.
De toestand, welke ons het heden vertoont, is verre van bemoedigend. Zware oordeelen zön over ons heengegaan alsook groote en heeriyke weldadigheden Gods zijn tot ons gekomen. Doch noch het een noch hel ander is door ons volk ter harte genomen. De krachtige hand Gods heeft ons bezocht Doch waar is de vernedering, de bekeering, zelfs eene als die van Nineve? Hard en verhard !s ons volk op den dag van heden.
Dit openbaart zich op allerlei wvjze. Het zedelijk peil is schrikkelijk gedaald. Tijdens den oorlog wierpen vele van onze vrouwen en meisjes zich in de armen der Duitschers. Dat was schandelijk Doch wat zieh thans ten dezen vertoont, is dat zoo verheffend? Strekt dat velen onzer vrouwen en meisjes tot eer? Verhoogt dat de goeden naam van ons volk? Ia dal In aard en wezen niet even zondigï Schreit het niet ten hemel dat er heden zoovele huwelijken ontbonden, zoovele verlovingen verbroken en zoo vele bmten-echtelüke kinderen geboren worden of staan geboren te worden? Hoe zeer vloekt dit alles tegen Gods wet! 'Welk een vreeselijke zedelijke ontwrichting geeft het ons te aanschouwen!
Geeft er bovendien nogs eens aeiit op, hoe het pret-en plezier-maken niet van de lucht is. Het komt gedurig voor, dat na een of twee minultn stilte ter herdenking van. de gevallen de dolste en uitgelatenste joiyt uitbreekt. Is dat eene waardige herdenking van degenen die hun leven voor iiun land lieten? Daarenboven hoe velen zitten nog niet in angstige spanning ter neer ten aanzien van hunne verwanten, van wien, hetzü ziJ in Duitschland, hetzü zü in Indië verkeeren, hun tot dusverre geen tyding gewerd; hoevelen ook zyn door verlies hunner geliefde betrekkingen m diepe rouw gedompeld! En trots dit alles en de vele verwoestingen en den hoogst zorgelüken staat des lands danst men avond aan avond tot diep in den nacht. Een nooit op onzen vaderlandschen bodem gekende danswoede sleurt vooral in de steden jog en oud mede en heeft hen zoo aangegrepen, aat voor zeer velen de feestelijke plechtigheid geen feest meer is. als zij niet met een bal wordt be sloten.
Let er voorts op, dat talrijken aan een eerlijken arbeid een broertje dood hebben, zoodat er door heel het land een klacht over arbeidsschuwheid gaat. Is dit met ontstellend om te hooren hoe luid alom in den lande de roep om , , brood en spelen" weerklinkt , , Brood en spelen" dat is het waar na de groote massa hunkert. Is dat geen sterk sprekend bewij; van een vreeselUk verval? Ging die roep ook niet vooraf aan' de ineenstorting van het eens zoc machtige Romeinsche rijk? Laat hierbij vooral uw volle aan, dacht eens gevestigd zijn op den desolaten toestand des lands. Bergen van moeilijk op te lossen problemen stapelen zich hier opeen Welk een enorme schuldenlast drukt op ons land! Welke waarde zal de gulden uiteindelvjk bezit ten? Sommigen onzer groote steden zün voor een groot deel verwoest. Nog al meer dorpen zün, zooal niet geheel met uen grond gelijk geworden, dan toch vrijwel geheel onbevi oonbaar. liet getal der geruineerden, die letterlijk alles ontbreekt, is onüer ons bij du.üenüen te tellen. \\/!xl is er al niet vermeld, gestolen en uit den lande weggehaald? Hoe moeizaam komen toch tal van bedrijven weer aan den gang? Weik een siagiiatie js er nog In he*, verkeer! Allerwege openbaart zich een chaos. Bovendien is Indië nog steeds niet bevryd.
Men meent legén dit alles een afdoend geneesmiddel rjevoiden te hebben. Breng eenheid onder ons volk, zoo zegt men. en alles zal terecht komen. Van dat zeggen hebben de vrienden van Mos" kou, die zich de vrienden van de waarheid noemen, handig gebruik gemaakt om de eenheid in de vakbeweging te propageeren en zoo" veel mogelijk vereenigingen onder die leuze te stichten. Dat hierbij van eenige erkenning van Goda Woord geen sprake is. behoeft nauwelijks opgemerkt t* worden^ En voorwaar dezen zün niet de eenigen, die een eenheid voorstaan waarbij Gods Woord als lundament gemist wordt. Het garoep om eenheid oefent op velen eene groote bekoring uit. Stellig: het zou een groote zege zijn, als allen in den lande zich als een man rondom Gods Woord schaarden. Maar dat is niet het geval, neen, men wil een eenheid, waarbij dat Woord geen volle zeggingsehap zal hebben. Wat is van zulk een eenheid anders te verwachten dan bittere ellende? In den «uden Volkenbond zocht men ook alle volkeren weder te veteenigen Wat is er van geworden? Hij is als een zeepbel uiteengespat. Hij heeft niets dan de grootite ontgoocheling en de bitterste ellende nagelaten. Zoo zal het ook gewis en zeker die eenheid vergaan, welke niet naar des Woords Goda is. Meer dan eenheid hebben wij dan ook in dezen t(jd van noode, dat er onvoorv/aardelük naar Gods Woords geleefd en geregeerd wordt. Ook thans, ja, vooral in dezen tijd is de uitspraak van Beza nog van kraöht: Wilt gy een medicijn tegen alle kwalen, Gods Woord biedt het U. Wordt dat medicijn versmaad, hoe kundig de geneesheer ook' overigens moge aiijn, de kwaal zal niet te genezen zijn. Het za! stellig en zeker met den patiënt van kwaad tot erger gaan. Dike lezer stelle zich dit wel terdege voor oogen. Wie God verlaat, heeft smart op smart te vreezen_ Wat het neden, wil TT een gelukkige toekomst volgen, aan ook boven alles van noode '. £t, is, de terugkeer tot Gids Woord. Dat Woord diene de grondslag te zijn voor het regeeringsbeleid, voor de wetgeving des lands, voor heel het politieke ieven, ook voor de partijformatie. Het staat toch voor alle eeuwen en volken onv, irikbaar vast: Tot de wet en tot de getuigenis! Zoo zjj niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zü geen dageraad zullen hebben.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1945
De Banier | 4 Pagina's