Ware geschiedenis van Wilem Farel

Er was nog een gezicht aan de voet van het heilige kruis. Het was een man die handelde als bij een schouwspel en die dies preisters toovenaar genoemd werd. Hij was verschrikkelijk om aan te' zien; zijio oogen waren bedekt met witte schalen. Hij stond daar om den priesters bij te vallen in al de vertelsel die de priester over het kruis en het crucifix vertelde. Want, zoo zeide de priester, niemand kon het kruis zien bewegen, noch vonken zienuitwenpen, daji alleen hijzelf en de man met de witt© oogen.

De Parels keerden huiswaarts, verheugd over het zien van het 'Wonderlijke kruis. En hoewel hij over al het wonderlijke veel liep na te denken, hield hij de kleine Willem deze gedachten voor zich zelf. En toch geloofde hij alles wat zijn ouders hem leerden; ook waagde hij het niet te denken dat één van de verhalen van den priester, valsch konden zijn, maar toch had hij een vreemd gevoel.

Hoe zeer is het woord van Jeremia hier van toepassing (J.er. 5 : 30 en 3.1): en schrikkelijke en afschuwelijke zaak geschiedt er in het land. De profeten profeteeren valschelijk en de priesters heerschen door hunne handen; en Mijn volk heeeft het gaarne alzoo".

En dat van Paulus: 2 Tim. 4 : 4): n zullen hun gehoor van de Waarheid afwenden en zij zullen zich keeren tot fabelen.

In de dagen van Farel, toen de Bijbels van het volk werden weggehouden, werkte de Satan door zijn knechten op een andere wijze dan nu. Toen kon men Gods Woord niet raadplegen en werden de allerdwaaste fabelen geloofd.

Farel schreef in later tijd deze woorden, die waaid zijn onthouden te worden: „Ik bid allen die Jezus Christus, die alleen de waarheid is, liefhebben, dat zij het niet in mij afkieuren indien ik weiger de oudste en meest geëerde leeraren op één ry te zetten met de Heilige Schrift, en dat ik, als ik hun geschriften lees, ik naarstig de Schrift onderzoek om te zien of zij de waarheid schreven of niet.

Ver zij het van mij eenig groot en heilig leeraar die de waarheid verkondigt, tegen tei spre­ ken. Integendeel, de kleinste en laagst geplaatste persoon behoort, indien hij de waarheid spreekt, niet te worden tegengesproken. Maar wat ik eisch is dit, dat de waarheid die zij sipieken, duidelijk bewezen worde uit, en gegrond zij op de Heilige Schrift, en door ons verdedigd, omdat we dezelve daarin vinden. Want de Schrift is zeer vast en leert ons niets aan datgene wat de waarheid is, en die een ieder moet aannemen en gelooven. Maar elk eenvoudig ding dat met de Schrift niet bewezen kan worden, legt geen gewicht in de schaal; heeft noch plaats noch gezag in der!' eeredienst en dienst van God. Christus is de Waarheid; Hij is de Eenige naar wien wij moeten luisteren. Wij moeten ons niet keeren tot iemand anders, noch ook luisteren naar wat iemand doet of zegt, maar Christus volgen en Hem alleen. En als wij twijfelen of iets dat ons door menschen verteld wordt, werkelijk is hetgeen Christus gezegd en bevolen heeft, dan moeten we de Heilige Schrift opslaan, die de hoofdbron is waaruil naar Gods wil, alle waaiheid zou afgeleid worden.

Wij moeten daar vinden wat Christus werkelijk gezegd heeft, en daaraan moeten v^ij vasthouden, dezelve waarheid geioovende en doende; zonder er iets aan toe te voegen of er van af te doen, noch ook de waarheid op deze of dt.: manier te verdraaien, maar zuiver gehoorzamen."

Het zou goed zijn indien allen die zich Christenen noemen, bij dezen regel gewandeld hadden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen