Ware geschiedenis van Willem Farel
13
Bü de
laatst gehouden kermis van Lendit, welke voor hen de grootste dag van 't jaa/ was, verzamelden zij zich op een groot veld buiten de stad, de Prè Aux Clercs of studenten-weide genoemd. Op dien dag werden twee oeremoiiiën verricht en wel Ie een tentoonstelling van een stuk van het ware kruis van Christus, 2e de rector der Universiteit kocht van perkamentverkoopers die daar eveneens verzameld waren een voorraad perkament dat voor de universiteit een jaar dienen moest. Als dat gebeurd was, dan feestten, dronken en schreeuwden de studenten totdat er in de algemeene opwinding een complete veldslag plaats vond. De
kermis van Lendit eindigde nooit, zegt men, zonder bloedvergieten. Daarom werd zij 40 jaai later door de overneid verboden en daar papier de plaats van het perkament innam, was het voorwendsel voor dezen vacantiedag vervalen. De Kerstmis bras-en zwelgpartijen werden ook verminderd om de schandelijke tooneelen die in de kerken plaats vonden. In plaats van deze feesten gaven de studenten zich geleidelijk ovei aan andere amusrementen, als tooneelspelen. Vreeselijk om te verhalen hoe het de Heere Jezus Christus was of ook wel andere Bijbelsche personen die voor het tooneelspelen uitgezocht werden en waarin de goddelooze studenten hun rol van Paulus, Mozes of David speelden. Velen van hen lasterden Gods Naam openlijk, en den Bijbel, voor zoover zij hem kenden, behandelden zij als een fabel.
Willem werd 's nachts door deze medestudenten wakker gemaakt. Zij zwierven door de straten en maakten rustige burgers door hun roepen en zingen wakker. Een geliefde bezigheid voor hen was de politieagenten die hen vervolgden, te grijpen en in de Seine te werpen. Deze studenten waren d^ schrik van hen die nuchter waren, en van de achtenswaardige mwoners dei stad. En op dit alles gingen zij prat en schepten er behagen in. Farel zocht onder hen vergeefs naar den man dien hij begeerde te vinden. Maar ziet, een gelukkige dag was voor hen op komst. Hij v^as nog niet lang te Parijs, toen hij in één van de kerken, waar men hem zoo dikwijls kon vinden, een ouden man met een oud en slordig voorkomen opmerkte. „God, " zoo zegt Farel, „die zag dat ik zulk een vreeselijke zondaar en onbeschaamde afgodendiennaar was, heeft het zóó bestuu; d dat ik een anderen afgodendienaar ontmoette die al cat ik ooit gezien had, te boven ging. Nog nooit nad IK een mispriester gezien die den dienst met zulk een grooten eerbied zong, hoewel ik op zoek npar dezulken geweest ben in de groote a iep ten van de Carthusianer en andere kloosters".
„Deze man, als zijn naam wenscht te weten, was Johannes Faber. Hij knielde .ager voor de beelden neer dan eenig ander persoon die ik in mijn leven gezien heb. Hij kon een ongeloofelijk langen tijd op zijn knieën blijven liggen en voor deze beelden zijn rozenkas opzeggen en ik voegde mij bij hem in zoo t? doen. Wat was ik verheugd zulk een man gevonden te hebben, slaaf als : iij was van den paus en gerovema al cie dingen welke het afschuwelijkst zijn in de paapsche afgoderij.
Willem 'vond zoo de gelegen heid om met meester Faber bekend ie worden. Hy was blü te vernemer, dat hij één van de geleerdste professoren aan de Universiteit van Parus was en Daarvoor grooteiyks geacht en geëerd. Hg was doctor m de theologie; had een grondige studie gemaakt, beide van heidensche en z.g. Christelijke boeken; had op zoek naar kennis, niet alleen door Europa gereisd maar had ook Azië en Afrika bezocht. Naar de meening van den zeer knappen Erasmus, was Faber nummer één onder de ge.eeraen van Frankrijk. „Onoer dmzenaen", zegt Erasmus, „zult ge maar één Faber aantreffen'. Had hij veel geleerd, hij viel ook op als leeraar en het werd Willems grootste genoegen Fabers coll-eges te volgen, met hem te spreken en hem van kerk tot kerk te volgen, om aan zijn zijde de godsdienstplichten waar te nemen.
De Kamerzitting van 9 en October
gaan. Wordt onder het wfoord „Dtiangnjk" verslaan wai in het coig der Regtering i> f de ha^j: ajv.olgende üelaiijjrijk is? Maar weik suifcje..uei element worat uai) in de vveiieving ingedrafecn? Hoe licnt kan ooK ae Regeering zich bij haar betal.ng - van het belangrijke vergissen. De voorbeelden iijn er zoowel in de gewij-zigüe ais m de ongewijztgdt gesuiueden.s te over voor. Om er maar een enkele te noe.n.en In het ocg van K-oning Achab vvas de groote proleet Elia slechts en beroerder Israels. En toch was E.ia oneindig vee^ belangriiker dan Auhab met al zijn tijdelijke maciht. Koning Herodes achtte Jonannes oen Douper zoo weinig dat hij hem het hoold liet alslaan Wie zal echter kuDn.en siaai.de houden dat Herodes belangrijker was dan Jchannes de Doopei? faociates wera door hen, ave de macht daartoe hadden, veroordeeld om den gifbeker te drinken. Doich in wiens hoold zal het Oi-komen om te zeggen, dat die ir.achthebbers beiangrijker waren dan Socrates?
Hitler achtte alle Nederlanders tezamen van zoo *einig 'belang, dat hij ze gerust a.len tezamen naar de Oekraïne of naai S.berië had doen verhuizen, maar is daarmedi ook zijn suferioriteit bovcjn alle .Nederlanders vastgesteld? Met de laatste oipmerking raken wij nog meteen een ander punt. Tot welk een willekeur kan de apname van het wooid „belangrijk" in onze wetgeving leiden. Wie het woord belangrijk in de wetgeving opneemt, kan ook de woorden „belangrijker, belangrijkst en allerbelangrijkst^' erin doen opnemen. Socrates heeft I EaV^n^aa'; rfirrnit^or't is. En heel dikwijls is dat woord ' in de historie bevestigd geworden. Eerst belangrijk en straks belangrijker en nog even daarna belangrijkst en tot slot allerbelangrijkst in één adem er aan toegevoegd, en met vier passen is de weg van de demo-, cratie naar de tirannie afgelegd, ! als men alzoo de macht in de' handen van een desipoot gespeeld heeft. En met deze en dergelijke leuzen is zoo menigmaal in de oudheid, in de latere eeuwen en ook in (^ze eeuw de democ'"atie "om "ha& gebracht* Men heeft met zulke redenee-j ringen in de Grieksche oudheid de regeeringen der op'timaten, der besten, gevestigd, welke slechts heel weinig tot bestwil van het volk geweest zijn; zoo ooik de oligarchieën. Zoo ook kan men als men de rijken als de belangrijfken aanmeikt, een loutere plutoicratie stichten Maar de Regeering heen rJ^issc'Sfen onler hlt'^wd belaneriik" de eroote fracties l verstaan. ; fn'^Lcf Doh dSmIdi asrmede S wordt h de zaak al waarlijk niet beter gemaakt Want alsdan wordt een niet minder verderfelijk element in de wet gedragen. Dan wordt het recht van den sterkste erkend. Dan wordt hulde gebracht aan de opvattingen van den sofist Trasymacbus,
Machiavelli, Nietzs.he en Hitler, die allen hulde gebracht hebeen aan het recht van den sterk te. Dat zou todh heel weinig voegen bij den Minister-President, dié een humanistisch-1 Christelij'ke ': iarti: vorming voor-1 staat. De grootste Gereforrr.eerde the. loog Owen, die Engeland ( gehad heeft, heeft in een zijner werken een na zoo vele eeu-* wen, nog alleszins lezenswaar ' dige veihandeling over bet humar.isin-.e geschreven, waarbij hij er zich principieel tegenover gesteld heeft, maar toch nadrukke, ijk verklaard heeft, dat hij het huor.anisme nog verre venk'oos boven wat hij met een zeer juist typeerend woord het kann.balisme de thecrie van heü recht van den sterkste, betiteltr beeft. En nu zi^n er in den loop der eeuwen humanisten geweest, die maar al ; e zeer het recht van den sterkste zijn bijgevallen maar dat mag men van den Minister-Presidant, die een • Christelijk-bumanistische le'vensbeschouwing voorstaat, allerminst verwachten. Daarom doe ik oo'k een beroep op hem om zijn invloed aan te wenden, dat het woO'rd „belangrijk" uit artikel 3, lid 4, geschrapt zal worden. B''^ft het er staan, dan is daarrredè althans het recht van'den sterkste, zoo men onder — „belangrijk" „groot" verstaan moet, in deze wetgeving in be-.inselbinnengedragen. ... , - - , Dan , zul-, len baj andere gelegenheden Kamerle'den op dit precedent ^" een beroep kunnen doen. Zoo is dan ook een gansch onrechtvaardig element in de wet gebracht, dat tot het plegen van onrecht jegens de kleine partijen zal leiden. Thomas van Aqumo heeft m een zijner geschriften zeer getoorrid tegen hen, die de rechtvaardigheid m bitterheid verkeeren.
Mijnheer de Voorzitter! Als hier onder „belangrij'k" „groot" verstaan moet worden, dan gebeurt er onreciht, en dan z? l H^" kens weder onrechtvaardigheid gep'l'eegd worden tegenover fcleine piartijén als in dezen geest de wetgeving wordt voort. gezet; dan wordt inderdaad rechtvaardigheid in bitterheid verkeerd. Het kan toch niet uitblijven of het moet bittere gevoelens verwekken bij kleine partijen, indien zij moeten waarnemen, dat zij door de bepaling van belangrijke staatkundige stroomingen bij de groote partijen worden acht^uitgezet. Zoo zou bq voorbeeld bij de Staatkundig-Gerefor' ~ " meerde Partij, die nu 16 jaren achtereen door twee afgevaardigden, 8 jaar zelfs door drie, het groote bitterheid verwekken, indien zij moest aanzien dat door straks genoemde bepaling een zetel werd verbeurd,
Men zou dit te recht aanmerken als een zetelroof. Zoo aoiu ook, midden in t' vervolg in den door mij bestreden geest werd voortgegaan, bij de kleine partijen verbittering op verhitte, ring gewekt worden. En dat is alienrriiinst gewensciht. Dat werkt zeer schadelijik. Dat men een kleine ipartij, die er volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging door den stembusiuiitslag recht op een zetel heeft, door ze niet belangrijk genoeg te achten een zetel ontrooft, dat is in strijd met . de rechtvaardigheid, zooals die thans in de wet doioT de evenredige vertegenwoordiging is vastgesteld. Men kan bovendien veel en veel beter hier in de „ _ 4 _ _ j-Kamer een vertegenwoordiger van een kleine ipartij hebben, öie, als hij zich niet behoorlijk gedraagt, door den Voorzitter tot de orde geroepen wordt, die daar mamsgenoeg toe is, dan dat men duizenden morrende en ontevreden menscihen in het land beeft, die er zich te recht over beklagen, dat jegens hen de ^ ^ ^ ^ " ^ ^ . ^ ^ n a ! ^ : ^ ^erkeerd is. Zij knjgen dan een '''''^ê'' "'^ niet verdiend hebben. Wanneer het juist is, hetgeen Solon gesteld heeft, namalijk, dat alle Staten stand houoen door belooning en straf en dat, wanneer die weggenomen zijn, de gansche tuoht der Staten ineenstort en verdwijnt — vele 'personen van hoog aanzien en grondige wetkennis hebben, ook onder het Christendom, Solons stelregel als zeer wijs en juist erkend —, dan wordt bij de voorgestelde regeling niet aKeen een volksdeel onverdiend gestraft, maar ook heel het Staatsbesiel grootelijks in ge-. vaar gebracht,
Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch ten zeerste der Regeering aan te bevelen het woord belangrijik" uit artikel l, lid 4, te willen schrappen. Blijft het staan, dan kan daarmede gemanoeuvreerd worden zelfs zoo, dat er een ernstige sohending der wet plaats grijipt en de evenredige vertegenwoordiging ondergraven wordt. Ik vrees dat er alsdan te veel gelegenheid gegeven wordt, dat de groote partijen als rechters in eigen zaak kunnen optreden en dat zal blijken dat Aristoteles gelijk heeft, toen hij zeide dat de meeste menschen slechte rechters in e.gen zaken zijn.
De Regeering neme het woord „belangrijk" uit deze wetgeving weg en verandere het in dien zin, dat er bij de benoemingen en het samenstellen van de aanbevelingen er laar gestreefd zal worden, de verschillende staatkundige stroomingen, welke redelijkerwijs gerekend mogen worden tbij den stemibusuitslag den vollen kiesdeeler te halen, een zetel toe te kennen en dat voorts bij de verdeelins der zetels de evenredige vertegenwoordiging strikt in acht zal genomen worden.
Ik besluit mijn rede met te ver'klaren, dat ik mij kan vereenigen met het standpunt der Regeering, welke de verkiezingen wU doen .P'laats hebben zoo ^ ^^^ ^1^ ^^ te'Chnische mogejy^Èi^i^ ^^Iks toelaat,
O Bedankt voor Giessendam D L
Aangeenbrug, Btroepen: te Gouda J v d Berg ~ te Krabbendijke
Zondag 14 Oct. nam Ds A. Visser in de Hervormde Kerk te Domburg afscheid van de Geref. Gemeente te Oostkapelle. Spreker bepaalde zijn talrijk gehoor bij den rijkdom van Gods genade en koos daarbij tot tekstwoorden 1 Petr. 5 : 10 en 11. Hij stond achtereenvolgens stil by J.e 't werk^ 2e de heerlijkheid, 3e de vermeerdering en 4e het doel van Gods genade. Aan het einde van den dienst richtte spreker zich tot den vfnd. burgemeester, wethouder de Roo, den kerkeraad der Ned Herv Kerk reoö^tkap^lTë, die tijdens de over strooming steeds welwillend zijn 'kerkgebouw ter beschikking van de Geref. Gemeente heeft gesteld, en vervolgens tot den kerkeraad, de leden, de catechesanten, den
organist en den koster ^^ Ouderling ^ ^ C. de Visser dankte ^^^ spreker .^oot. in ^gn gevoelvolle veelvuldigen bewoordin-arbeid, dien hy voor zijn gemeente heeft verricht en wenschte hem met de zijnen Gods onmisbaren zegen toe bij zijn vertrek naar de gemeenten van Poortvliet en Scherpenisse. Hij verzocht de gemeente den scheidenden leeraar staande toe te zingen de zeg'enbede uit Ps. 134 : 3.
OUD GER GEMEENTE
Niet op 6, maar op Maandag 5 November a s. hoopt Ds De Reu ver afscheid te nemen van zyn gemeente te Kralingsche Veer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1945
De Banier | 4 Pagina's