Gods Woord en het humanisme
III.
Soli Deo Gloria — is de kernspreuk der Reformatie.
In dat „Gode alleen de eere" ligt opgesloten, dat God alles en de mensch niets is. j
Daarmede is tevens het vonnis f gestreken over het humanisme, om het even onder welken vormj of kleur het zich vertoont.
Daarmede is tegelijk ook ten eenenmale veroordeeld het streven der Nederlandsche Volksbeweging, waar deze in haar oproep, welken wij in haar Program en Tbelichting afgedrukt vinden als leidraad voor haar Program stelt: „dat ons Nederlandsche volk, zoowel voor al den arbeid aan eigen nationale gemeenschap als voor het behouden van eene waardige plaats in de rij der volkeren, bovenal noodig heeft eene vernieuwing gevoed uit de levende bronnen van Christendom en Humanisme, die steeds onze volkskracht hebben afgestempeld."
In de twee vorige artikelen, •welke wij aan dit onderwerp reeds gewijd hebben, hebben wij uiteengezet, dat Gods Woord en het humanisme niet minder scherp tegenover elkander staan dan licht en duisternis, waarheid en leugen en dat degenen, die deze beide als kenbronnen van recht en waarheid erkennen niet alleen den Bijbel als het geopenbaarde Woord van den levenden God ondergraven, maar zelfs begraven.
Daarop behoeven wij dan ook thans niet terug te komen.
Wij wenschen ons thans nader te bepalen bij hetgeen wij zoo even te voren in ons artikel uit den oproep van de Nederlandsche Volksbeweging hebben aangehaald.
Daarin wordt bepaaldelijk gehandeld over Christendom en' Humanisme. •-— •
Mfr~' tVtoen van Prinsterer heeft eens terecht opgemerkt, dat hoe meer men met het woord „christelijk" schermt, hoe] minder Wëri van den Christus der Schriften spreekt. Hetzelfde kan men ook met het grootste recht van het woord „Christendom" zeggen.
Hoe velen hebben in den loop der eeuwen de woorden „christelijk" en „Christendom" verlaagd tot begrippen, waaronder zij gansch naar eigen willekeur verstonden, hetgeen zi' er onder "beliefden te verstaan!
Wat is er al geen waar onder dat etiket aan de markt gebracht, dat bij nader onderzoek vervalschte waar bleek te zijn!
Men bedenke slechts hoe reeds in de eerste eeuwen na Christus' geboorte Arius en Pelagius een christendom gepredikt hebben, dat de oude christelijke kerk op grond van Gods heilig Woord als (Onchristelijk, als een grove ketterij, ja, als een drieste en openlijke verloochening van het ware christendom verworpen heeft.
En ook in latere eeuwen heeft zich dat zelfde onder allerlei vorm bij herhaling voorgedaan. Niet alleen heeft men toen de stelsels van Arius en Pelagius weder opgegraven en aan den man weten te brengen, maar ook heeft men bovendien' nog zoo vele andere stelsels uitgedacht, waarin van het christendom, zdoals het ons in de Heilige Schrift is overgeleverd, schier geen spoor of zweem meer over bleef en daarom evenzeer als goddeloos en onschriftuurlijk veroordeeld moeten worden.
Men heeft als Christendom verheerlijkt dat Christendom, dat verlichting en beschaving in zijn vaandels had geschreven en otok dat, hetwelk „God, deugd en onsterfelijkheid" als het kenmerk der christelijke religie had verheven, en nog al zoovele andere soorten van christendom, waarin Christus de middelaarskroon van het hoofd wordt gerukt en Christus in zijn gansch eenige heerlijkheid als Zone Gods en des menschen wordt aangetast.
Zulk een • soort van Christendom laat zich met het humanisme zeer wel vereenigen. Het Christendom is daar zelfs geheel en al onder gegaan in het humanisme. Het is goed en wel beschouwd niets dan humanisme. Het vloekt tegen het zuivere Christendom en is daar even ver van verwijderd als het Westen van het Oosten.
Het is niet te zeggen hoe gevaarlijk en schadelijk zulk een jammerlijk stelsel is, juist daar het in christelijke verpakking wordt aangeboden.
Hoe velen toch zijn er direct niet door van de wijs gebracht als zij de woorden christelijk en christendom maar hooren, dewijl zij geheel op den klank af luisteren. Te meer nog zijn zij van de wijs gebracht, als zij bovendien nog vernemen, dat de Nederlandsche Volksbeweging met de vermenging van christendom en humanisme de eenheid des volks, de formatie van eene groote volksbeweging beoogt, waarbij zij den dusgenaamden schotjesgeest en de anjithese uit JewereI3"wil helpenT^ "*"
Aan die velen dient het echter niet te ontgaan, dat die volksbeweging met haar voorgenomen huwelijk van het Christendom met het humanisme op een volslagen failliet moet uitloopen, dewijl zij zich daarmede lijnrecht stelt tegen Cristus' getuigenis waar Hij ons zegt, dat Hij niet op aarde gekomen is om te brengen den vrede, maar het zwaard, zoodat er om Zijnentwege niet alleen verdeeldheid in staat, kerk en maatschappij, maar zelfs in een en hetzelfde gezin zal zijn, zoozeer zelfs dat menigwerf de ouders tegen de kinderen en de kinderen tegen den vader of moeder zullen en de eene broeder tegen den anderen broeder en de eene zuster tegen de andere zuster zal opstaan.
Men kan eerbied, grooten eerbied zelfs hebben voor de bedoeling van de Nederlandsche Volksbeweging, maar met eene goede bedoeling alleen redt men zijn zaak niet, allerminst het vaderland. Bovendien is eene goede bedoeling zonder een goeden grond uiterst schadelijk; hetgeen ons de Heilige Schrift leert waar zij spreekt, dat in den dag der dagen velen zullen meenen in te gaan en niet zullen kunnen. Juist dit feit dat de Nederlandsche Volksbeweging een goeden grond ontbreekt zal haar noodwendig in de uitkomst doen falen. Dit zal de oorzaak zijn, dat zij als zij geroepen zal worden om de vaagheid, die haar in alles zoo kenmerkt, prijs te geven en om in heldere en klare bewoordingen openbaar te maken, wat zij eigenlijk wil, in Babylonische spraakverwarring uiteen zal gaan, daar zij vereenigen wil wat naar den Woorde Gods niet te vereenigen is. Dat zal ook de reden zijn, waarom zij met bittere teleurstellingen moet eindigen.
De voorteekens vertoonen zich daarvan nu reeds. Dat kon men duidelijk bespeuren in een artikel, hetwelk men in het lijfblad der Nederlandsche Volksbeweging „Je Maintiendrai" de vorige week kon lezen, waarin geklaagd werd over kwijnende belangstelling en over toenemende verflauwing van liefde voor het ideaal.
In dat zelfde blad kon men" bovendien lezen, hoe zeer Gods Woord en het humanisme met elkander in flagranten strijd zijn, als men er las van een aandoenlijk sterfgeval. Het betrof iemand, die in de dagen der bezetting door de Duitsche rechters ter dood veroordeeld was en toen tegen dezen dezelfde woorden sprak, die Socrates eenmaal gesproken heeft, toen hij door zijn rechters tot het drinken van den gifbeker veroordeeld werd, namelijk deze: „Wij scheiden van elkander. Ik ga tot het sterven en gij tot het leven. Wie van ons beiden gaat nu den besten weg? Dat weet niemand, dan God alleen."
Stel daartegenover de getuigenis van den Apostel Paulus, van den waren Christen; Dood, waar is uw prikkel! hel, waar is uwe overwinning! Wij weten, als ons aardsche huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig, in de Hemelen.
Hoe zeer verschillen ten aanzien van dood en eeuwigheid Gods Woord en het humanisme!!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1945
De Banier | 4 Pagina's