EEN GROOTE PARTIJ
Eén groote partij is er eenmaal in Duitschland geweest.. Elke andere eenmaal bestaande partij heeft er voor moeten zwichten.
Wat heeft men met die groote partij al niet gedweept! Wat heeft men er al geen ophef van gemaakt! Wat heeft men er al niet van verwacht! Welke grootsche daden zou zij al niet verrichten!
Zij zou het zijn, , die Duitschland groot en sterk, ja, onoverwlnneiyk zou maken. God noch Zijn gebod had men daarbiy van noode. Die partij alleen kon dat alles wel tot stand brengen.
Vandaag — zoo zongen de 'Nazi's op hU'Mie partijdagen eenmaal in, Neurenberg's straten — behoort ons Duitschland, morgen de gansche wereld. Het had er inderdaad eenmaal veel van weg, dat de profetiën dier parij bewaarheid zouden worden. •
Duitschland wist het Sudetenland weder aan het moederland te hechten, bracht Oostenrijk onder diens heerschappij en plantte zelfs zijn vlag op de burcht te Praag, en teeken dat ook heel Tjecho-Slowakije aan hetzelve onderworpen was.
Duitschlands legers drongen zegevierend Polen binnen en bezetten binnen een ommezien van tijd Warschau, de hoofdstad van dat land.
En daar bleef het niet bij! Denemarken en Noorwegen werden nu vervolgens onder Duitschlands macht gebracht.
Nederland, België, Luxemburg zelfs Frankrijk hadden in een kort tijdbestek voor hetzelve moeten capituleeren. In der haast had Groot-Brittannië zijn legerscharen van het vaste land van Europa moeten terugtrekken. Het werd bovendien zelf ernstig in zijn bestaan bedreigd.
Tot welk een duizelingwekkende hoogte van macht had die groote party DuitrSchland ge bracht. In het volle bewustzijn daarvan beklom Hitler den Eifel-toren te Parijs. Verreweg het grootste deel van Europa lag overwonnen aan zijne voeten. Slechts Napoleon had luttele jaren zulk een macht gehad.
En toch — wat is er van die macht overgebleven? Wat is er na slechts een vijftal jaren van Duitschland geworden?
Van welken kant men het ook beziet, allerwege ontwaart men er bittere lellende. Vreemden heerschen er over. De Engelschman, de Amerikaan, de Canadees, de Rus, de Franschman en de Pool bezetten het. En allen, die het eens overwon, zijn thans zijne mede-overwinnaars.
En wat is er van die groote party geworden? Als kaf voor den wind is zij uiteen gestoven; als sneeuw voor de zon, is zij weggesmolten. Geen harer aanhangers draagt zelfs het hakenkruis meer
En wat heeft die groote partij gebracht? Verwording en verwoesting en de jammerlijkste ellende, die zich maar denken laat, in zoo menig land en in Duitschland wel heel in het bijzonder.
Een bekend vooraanstaand Duitsch predikant heeft in een brief, tot een Amerikaansche genootschap gericht, verklaard, dat Duitschland ellende slechts één oorzaak had en wel deze: dat het God en Zijn Woord verlaten had.
Hoe juist en hoe wèl gegrond is die uitspraak!
Welk eene leering ligt daar ook voor ons in!
Wat hebben wij aan ééne groote partij, indien Gods heilig en onfeilbaar Woord, niet aan haar bestaan en streven ten grondslag ligt?
Wat wij er aan zullen hebben, dat kan die groote Duitsche partij ons leeren. Het moge met haar en met de uitkomst, die zg brengt, niet dermate verlpopen, als met de groote Duitsche partij, omdat zij niet zoo driest en brutaal den opstand tegen God en Diens gebod in haar vaandels geschreven heeft, mtar toch kan zij ons land wel vermeerdering van smarten, maar geen redding brengen. Neen, neen, zij kan ons niet baten, maar wel ter dege schaden. Zij kan het land geen heil, maar slechts ellende bezorgen. Zij doet ons land nog te dieper in het moeras van jammer en kommer wegzinken.
Men moge dan erbarmelijk klagen over en niet zuinig afgeven op schotjes geest en wat dies meer zij, al dat klagen en al dat afgeven mogen ons er niet van afdringen om eene staatkunde voor te staan, waarbij Gods Woord en Wet het leidende beginsel zijn.
Dit mogen wij niet uit eerbied voor Gods Woord, nit liefde tot den naaste en uit liefde tot ons vaderland.
Het kan toch Gods onmisbare goedkeuring niet wegdragen, het kan toch niet tot heil van onze naaste zijn en tot het welzijn van ons vaderland strekken, indien wij een staatkunde zouden voeren en eene groote partij zouden voripen, welke niet op het vaste fundament van Gods geopenbaard Woord gegrond zijn.
Daarom dient men vóór alles en boven alles op het beginsel te letten, ontbreekt het rechte beginsel, dan moet de staatkunde en de partij, hoe zeer zij ook de bewondering en de toejuiching der groote massa moge hebben, zekerlijk falen. Wat Van den hoogen God afvalt, dat moet vallen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1945
De Banier | 4 Pagina's