Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oudejaarsavond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oudejaarsavond

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere is onzer gedachtig geweest Ps. 115 : 12a

Wij staan thans aan het einde van een veelbeteekenend jaar. Als er ooit een jaar geweest is, dat vol was van zorg, benauwdheid, angst en ontroering, maar ook vol van de betooningen van Gods ontfermingen, dan wel het jaar dat straks achter ons ligt. Het jaar 1945 zal ook in de eeuwigheid terugkeeren, en als met groote letters ons voorgehouden worden in de eeuwigheid, waar wij samen met rassche schreden henen reizen.

Wij mogen thans wel zeggen: O, geslacht van Nederland, aanmerkt toch gijlieden des Heeren Woord! Elke oudejaarsdag en - avond spreekt meer dan anders tot de conscientie van den mensch. Met eiken oudejaarsdag wordt er een tijdperk van ons leven afgesloten, en wordt het ons gepredikt, dat wij een jaar verder zijn van den dag onzer geboorte, maark ook een grooten stap nader aan den dag onzes doods.

God heeft de eeuw in ons hart gelegd, en dat is door niemand uit te roeien.

Nebukadnezar, die groote koning van Babel, had dat zelfs. En toen het voor Beltsazar oudejaarsavond werd, veranderde de glans zijns aangezichts, de banden, zijner lendenen werden los, en zijn knieën stietten tegen elkander. O, vrienden, dat wij, gelijk weleer Jona, in dezen avond een opperschipper bij ons kregen met de ontstellende vraag: „wat is u, gij hardslapende? " God van den hemel mocht ons eens wakker schudden. O, wie kan het missen? Immers niemand! Of wij jone of oud, klein of groot, aanzienlijk of gering zijn, overheid of onderdaan, bekeerd of onbekeerd zijn, wij hebben zoo noo* dig aangesproken te worden, . door dien God van ons leven en bij Wien alle onze paden zijn. Hij is Almachtig, en voor Hem moet alles zwichten. Christus leert als machthebbende, en niet. als de Schriftgeleerden. Gods Geest werkt krachtdadig en onwederstandelijk.

Gij doet buigen alle krachten, O eeuwig God zeer sterk. Wie is U gelijk te achten.

Het is thans een jaareinde zooals ons geslacht nog nimmer beleefd heeft. Vijf bange oorlogsjaren liggen er achter ons. Met schrik en vreeze zijn wij dit jaar begonnen en ingetreden. Wat was het van alle kanten donker. Het zwaard van den oorlog velde er duizenden en tienduizenden neer. Het was allerwege te water en te land, en vanuit de lucht een uitmoording gelijk de wereld nog nimmer gekend had. En behalve in den oorlog, wat vielen "er een slachtoffers in kampen en gevangenissen. Als schapen werden zij geslacht, en op de vreeselijkste wijze omgebracht. Geen rust was er meer op de straten, zoowel in de steden als op de dorpen; ja, geen rust in onze huizen en op onze bedden. De geweldhebb»rs van de wereld hebben, aangestookt uit de hel, er behagen in geschept om millioenen menschen het leven te benemen.

Zeker, het was niet buiten Gods Voorzienigheid: God had het zwaard bevel gegeven. En niemand op de wereld was bij machte om het zoo ver te krijgen, dat men het zwaard in de schede stak. Het moest zoo lang duren als God het wilde. Er werden van de verschillende oorlogvoerende landen wel conferenties gehouden en besprekingen gevoerd, in 't verborgen en in 't openbaar, maar de God van hemel en aarde was altijd Voorzitter. De grooten der aarde hebben alleeii maar uitgevoerd, wat in den hemel besloten was.

Het roode paard van den oorlog reed over de wereld, maar ook het zwarte paard van den honger was van stal gehaald, en 't vale paard van de pestilentie liep rond. Wat was het bang en benauwd op de wereld. O, dat was alleen maar tot moed en sterkte, tot verademing, wanneer onze oogen geopend werden om door het geloof te zien op Dien ruiter op het witte paard. Die toch door alle'tijden voorop rijdt. Maar och, de arme mensch ziet dat van nature niet. Daar zijn de oogen voor gesloten. Wij moeten verlichte oogen des verstands gekregen hebben om Christus in Zijn Majesteit en heerlijkheid te aanschouwen.

„De Heere is onzer gedachtig geweest." Ziet daar hetgeen wij in het einde van dit jaar elkander wel mogen toeroepen. O, dat God het ons ook eens toeriep, dan zouden wij het inwendig vernemen en verstaan.

God gedachtig; God onzer gedachtig. Dat is een daad van souvereiniteit. God is de Oppersouverein. De hemel is Zijn troon, en de aarde de voetbank Zijner voeten. Wij zijn afhankelijk van God en van elkander, maar Hij is de onafhankelijke. Aan niemand is God eenige verantwoording schuldig. Hij doet met het heir des hemels, enftiet de inwoners der aarde naar Zijn vrijmachtig welbehagen. God is groot, en wij begrijpen het niet. Hij is de Volheerlijke, de Algenoegzame in Zichzelven. Hij heeft niemand en niets van noode. Hij is eeuwig verheerlijkt in Zichzelven.

En die souvereine God heeft nu in de eeuwigheid gedachten des vredes gehad, en awt des kwaads. Zulke gedachten, dat David er van uitriep in Ps. 139: „Hoe kostelijk zijn mij, o God, Uwe gedachten, hoe machtig vele zijn hare sommen."

Het heeft God behaagd sommigen te verkiezen tot zaligheid, en dat in Christus, den Zoon van Zijn eeuwig welbehagen. En het is in en door een weg, waarin Zijn deugden wordeji verheerlijkt. Gods eeuwige ontferming en genade blinkt er in uit, maar niet minder Zijn ondoorgrondelijke wijsheid. Zijns verstands is geen einde. En wat een eeuwig wonder in die Goddelijke gedachten besloten te liggen! 't Ligt alles buiten 't schepsel. God heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wille, dat is tot Zijne heerlijkheid, 't Zal niet anders dan eeuwige verwondering en aanbidding verwekken.

O, wat mocht elk mensch wel onderzoeken of in dit jaar dat straks ten einde is, die Godsgedachten in ons zijn verklaard geworden. De dichter van Ps. 98 zegt in vers 2—3: De Heere heeft Zijn heil bekend gemaakt. Hij heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard voor de oogen der heidenen. Hij is gedachtig geweest Zijner goedertierenheid < en Zijner waarheid aan het huis Israels, en al de einde der aarde hebben gezien het heil onzes Gods.

Dé dagen liggen weer achter ons dat de kerk gedachtenis mocht vieren van het heugelijke feit van Christus' geboorte. Wat in de eeuwigheid besloten was, en in den tijd beloofd, dat is in Bethlehem bevestigd.

Alzoo lief heeft God de wereld geh? d, dat Hij Zijn eenig geboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (Joh. 3 : 16). De Engelen hebben dat feit bekend gemaakt en bezongen en de herders hebben het omhelsd voor hun eigen hart.

En zie, dat is boven alles noodzakelijk op reis naar die groote eeuwigheid. Daar ligt een jaar achter ons van vele roepstemmen. Bij duizenden werden zij afgemaaid. O, in hoevele gezinnen en woningen zal thans droefheid zijn. Daar een 'ader, ginds een moeder. Daar weer een zoon die nooit meer terugkeerde uit het buitenland, of die in eigen vaderland om het leven kwam. Een wereld vol van ellende en een zee van trajien allerwege ook in ons vaderland. Wat heeft het alles nagelaten. Wie is er vernederd voor het aangezicht des Heeren. Wie is er tot God bekeerd geworden? Voor wie was het een jaar der vrijlating en verlossing? Geef u er toch eens rekenschap van. Ook gij allen die terug mocht keeren tot vrouw, kinderen of ouders.

Daar zijn er die voor de poorten des doods gestaan hebben. Sommigen jaren in gevangenschap doorgebracht. De Heere is onzer gedachtig geweest. God was ons gedachtig in de oefening van Zijn heilig recht. God kwam de zonde te bezoeken. Dat Duitschland is geweest een roede in Gods hand! Wat heeft dat volk ons getuchtigd, en onder harde dienstbaarheid gebracht. O, als God de zonde komt bezoeken, dan is het een bewijs dat God ons niet vergeten is. Hebben wij het zoo opgemerkt, en ter harte genomen?

„Jehova is onzer gedachtig geweest." .

Onze geëerbiedigde Vorstin en Haar Huis bracht Hij terug. God verbrak de roede waarmede wij geslagen zijn. God gaf verlossing aan het zuchtende vaderland. God was onzer gedachtig. De nood was op het hoogst en wat handelde God wonderlijk. Geheel Europa, ook ons land, was door Duitschland ten doode opgeschreven, reeds enkele jaren voor de oorlog begon. Gods gedachten waren echter anders, en de gedachten der heidenen werden vernietigd. God gedenkt aan Zijn verbond tot in eeuwigheid. En als vrucht daarvan werd ons land nog verlost, 't Was niet omdat wij zoo gebeden hadden, omdat wij zoo diep verootmoedigd waren, o, neen, God nam redenen uit zichzelf. Was God doorgetrokken met Zijn recht, dan was alles in puin veranderd, en in bloed versmoord geworden.

„De Heere is-onzer gedachtig geweest." Ook ons persoonlijk. Wie zal de grootheid Gods wel uitspreken, geopenbaard in het dragen, in het verdragen, in het bewaren, en in het verschoonen? God had geen lust in uw dood, o zondaar. Uw vader stierf onder een bombardement, uw moeder werd door een scherf getroffen. Uw broer kwam in Duitschland om. Uw kind werd onder 't puin bedolven bij het neervallen van de VI. Ja, op zoovele andere wijzen kwamen ze om het leven, uw dienstbare betrekkingen. Hoe groot is toch het getal in ons vaderland van degenen die vielen als door de hand van de moordenaars. En waar zullen wij beginnen en waar zullen wij eindigen? Het „Zaad van Abraham" werd voor een groot deel vergast en op andere vreeselijke wijze van het leven beroofd. Wat is er in ons eigen vaderland niet geleden door het evacueeren. En zie, God bracht de meesten weer terug tot hun land en haardsteden voor zoover ze nog gevonden werden. O, dat het ons eens in waarheid vernederde voor het aangezicht des Heeren, dat de Heere aan ons nog dacht. Dat deed Hij ook in de bange tijden die achter ons liggen, 't Is bang geweest vaak op allerlei gebied, doch God onderhield mensch en beest nog. Harten werden geneigd om te helpen, den troon der genade bestormd bij dag en nacht. De God van Elia leefde nog, ja. Dezelfde. Wij hebben de tranen gezien in de grootste ellende van vrienden en bekenden, die over hun aangezichten liepen, toen ze een stukje brood, wat worst, , erwten en boonen enz. kregen. Wat was het een lief werk, om de ingewanden te mogen verkwikken. O, 't zal wat zijn, onbekeerde medereiziger, als alles tegen U zal getuigen in het oordeel.

Kon ik het eens op uw harten binden! Helaas, vernedering kwam er niet, na de zware oordeelen en pa de groote ontfermingen Gods. 't Is over het algemeen een dansend volk, in een zinkend vaderland. In Gods Kerk bleef het ook gelijk het was.

O, vernedert u toch onder de krachtige Hand Gods. God heeft nog mest om den boortvan uwe ziele gelegd. Christus stond nog met uitgebreide armen, en wachtte u nog om u genadig te zijn.

Dat ge het oudejaar niet uit kondt gaan eer dat ge voor God waart ingevallen en uw Rechter om genade had leerer. smeeken.

De deur der genade staat nog open. 't Kan nog „voor den grootsten en snoodsten rebel." Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonden. Maar zal het plaats hebben, dan is het niet omdat wij het gezocht hebben, maar alleen omdat God onzer gedachtig is geweest en dat al van eeuwigheid.

Dat is ook de oorzaak van diepe vernedering voor al degenen die het voorwerp zijn van Gods gedachten. Zij hadden niët aan God gedacht, integendeel, zij hadden God den rug toegekeerd in hun verbondshoofd Adam, en met een altoos durende afkeering zich van God afgekeerd. Maar eeuwig wonder. God zag naar hen om. En toen zij geen andere gedachte meer denken konden, dat het voor eeuwig kwijt was, toen heeft God Zijn gedachten in hen verklaard. Zijn souvereine gedachten. Zijn ontfermende gedachten in Christus. En:

Gods gedachtenissen fijn Geduurt tot allen tijden. De Heere zal ook dat Volk Zijn Richten en doen verblijden. Ps. 135 : 8.

Zoo, dat was ook uw zielservaring in het jaar dat straks achter ons ligt, volk dés Heeren, de kleinen met de grooten. Wat een wonder, aandenken in den hemel te hebben. De Vader denkt aan hen. De Zoon vergeet hen niet in Zijn voorbidding. De Heilige Geest is steeds met hen bezig. Die liefde Gods, die trouwe Gods, die Zorge Gods uit-en inwendig, wat is het onbeschrijfelijk groot. Zeker, als dat alles gaat spreken van binnen, en het mag eens levendig omhelsd worden, dan roepen zij ook uit

'k Zal Hem nooit vergeten. Hem mijn helper heeten. Al mijn hoop en lust.

Ps. 33:10.

Wat zou ik nog graag doorgaan met schrijven, doch ik moet gaan eindigen.

Dat hart en mond in deze laatste dagen en' uren des jaars, Gods lof mocht verkondigen. Zijn trouw was groot en Hij deed met ons niet naar onze zonden en verbold ons niet naar onze ongerechtigheden. Hij heeft het ons aan niets doen ontbreken. God verzoene al onze misdaden in het bloed des Lams. Hij vervuile ons met Zijn vreeze, bekleede ons met de gerechtigheid Christi, en versiere ons met Zijn volmaakte heiligheid.

Abraham weet van ons niet, en Israël kent ons niet. Jes. 63:16, maar Gods gedachten Zijn altijd en immer over Zijn gunstgenooten. Zij dat u tot troost in al uw droefheid, in al uw gemis, beproefden onder ons, in Noord en Zuid, Oost en West.

Ouders, wier kinderen en kleinkinderen in het verre Indië zuchten, ^iod" gedenke ook aan hen, en verwaardige u ais het met Zijn Raad kan bestaan, dat ge elkander nog eens ontmoeten moogt. op den Vaderlandschen bodfem.

Degenen die in Engeland of Amerika vertoeven beware de de Keere, en Hij bezoeke ook dat volk daar, dat even dierbaar geloof met ons verkregen heeft. Christus' heerschappij mocht aanschouwd worden over de lengten en breedten der aarde, doch bovenal in onze harten.

Missend volk, God vervulle in deze laatste dagen en uren het gemis met Zichzelf. Wat een blijde uitgang en ingang zou het zijn. Verzoend met God, vrede met God door het bloed des Kruises.

En volk des Heeren, in deze laatste stonden des jaars: Houdt in gedachtenis dat Jezus Christus uit de dooden is opgewekt, welke is uit den zade Davinds. Dat zal ons sterken en schragen, dat zal ons bemoedigen en vertroosten, bij al wat wisselt en wijkt, bij alles wat drukt en bezwaart.

De eeuwige Jehova denke aan ons, opdat ook wij aan Hem enken mochten, met die blijdschap die de wereld niet kent; en pelgrims op reis naar Sig^, Omdat God aan ons denk^ daarom zal Hij onzen uitgang en ingang bewaren van nu aan i< oi in der eeuwigheid. Amen.

R. Ds. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1945

De Banier | 4 Pagina's

Oudejaarsavond

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1945

De Banier | 4 Pagina's