Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„TROOST, TROOST MIJN VOLK!" Jes. 40 : la.

Koning Hizkia is kranic tot stervens toe. Wat doet hij? Hij bidt tot den Heere. De Heere hoort, ja verhoort. De profeet Jesaja wordt tot hem gezonden om hem mede te deelen in den Naam des Heeren: Ik heb uw gebed verhoord; Ik heb uwe tranen gezien; zie. Ik zal vijftien jaren tot uwe dagen toedoen. Maar ach, dan lezen wij (Jes. 39 : 1) dat Hizkia weder sterk werd. O wat gevaarlijk! Het is soms gevaarlijker gezond dan ziek te zijn. Toen Hizkia ziek was had hij den Heere noodig, maar nu hij weder gezond is, gevoelt hij zich sterk en meent weer op eigen beenen te kunnen staan. Arme, gezonde Hizkia. De gezondheid is een groote schat, nooit genoeg te waardeeren, maar als ze ons afvoert van den Heere, dan maken wij van den zegen een vloek.

Wat gebeurt er? O, de duivel kent onze zwakke plaatsen; hij is niet alwetend, maar wel veelwetend. Te dier tijd zond Merodach Baladan, de koning van Babel brieven en een geschenk aan Hizkia. En Hizkia verblijdde zich over hen. O, arme Hizkia! Blijde niet met den Heere, maar met die heidensche menschenkinderen. In hoogmoed en trotschheid toont hij hen al zijne schaften. Wat is en blijft een mensch, ook na ontvangen genade! Hij is aan 't hinken en tot zinken, ieder oogenblik gereed. Maar de Heere is geen ledig aanschouwer. Jesaja gaat Hizifia ondervragen. Jesaja wist wel wat er geschied was, maar hij wilde het uit den mond van den koning zelve vernemen. Na die ondervraging zegt de profeet: Zie, de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en wat uwe vaders opgelegd hebben tot een schat tot op dezen dag, naar Babel weggevoerd zal worden; er zal niets overgelaten worden, zegt de Heere. Met profetischen blik ziet hij het gansche volk reeds in babylonische gevangenschap. Dan vangt hij 'aan het tweede deel zijner profetie, de hoofdstukken 40—66; een heldere klare stroom van troostredenen voor het volk in ballingschap, verlaten van Jeruzalem, verlaten van den tempel, verlaten van de gemeenschap met God. Dat volk heeft troost noodig.

En wij, hebben wij ook troost noodig? Helaas van nature niet. Als ik dik gegeten ien, walg ik van de lekkerste spijze. De mensch etende en drinkende de zonde, zich daarin vermakende, ' heeft geen behoefte aan geestelijke troost, daar is geen plaats voor. Daaro'm: ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de dood, en laat Christus over u lichten. Weet; dooden zullen hooren de stem des Zoons Gods en die ze gehoord hebben zullen leven'. Vergeet het niet: het is den m.ensch gezet eenmaal (telwoord) te sterven en daarna het oordeel. Wie weet hoe spoedig. En sterven is God ontmoeten. Och wat zijn wij hard; ons hart is harder dan het hardste metaal. De vrees voor den dood bekeert ons niet. Wij worden alleen bekeerd door de liefde Gods. God openbare Zichzelf door Woord en Geest in onze harten in Zijn hoogheid, heerlijkheid en verhevenheid, zoo, dat het worde: Wie heeft lust den Heere te vreezen, het allerhoogst en eeuwig goed! Onbekend maakt onbemind, maar ware Godskennis geeft liefde tot God en verlangen naar God. Dat leert vragen: hoe kom ik ooit tot God bekeerd. Men komt nu geestelijk in de ballingschap; men gevoelt zich, en c'at door eigen schuld, buiten de gemeenschap met God. En j> hoe zal men ooit in die gemeenschap hersteld worden? Men krijgt troost noodig; maar men zoekt die troost in zichzelf. Ieder mensch is lid van „Eigen Hulp". Men probeert zich te troosten in zijn werken, beloften, voornemens, tranen, gebeden enz. Maar ach het stelt teleur. Zalige teleurslelling! Alles is ? ondig; alle gerechtigheden als een wegwerpelijk kleed. Men komt aan het einde met het troost zoeken bij en in zichzelf.

Nu kan het gebeuren, dat deze of geene waarheid uit de Waarheid open gaat voor het hart. Iedere ziel is geneigd nu zichzelf daarin te gaan troosten. Men zet zich neder op een rustbank buiten de vrijstad. Voorrecht PIS God ook daar de troost komt uit weg te nemen en we het ongenoegzame van de belofte leeien beleven. Wat Ik gebouwd heb breek ik af, wat Ik geplant heb ruk Ik uit, zelfs dit gansche land. Nu wordt hij in de toevalling van het recht een verloren mensch, cpdat vanuit het recht de Christus aan de ziele geopenbaard v/orde als den eenige Borg en middelaar. O zalige tijd van geestelijke vrijage. Hier is men rijk en verrijkt en heeft men geen dings gebrek, totdat door Gods genade het gemis weer grooter wordt dan het bezit en ze het keren: gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot groote sierlijkheid; uwe borsten zijn vast geworden, en uw haar is gewasschen, doch gij waart naakt en bloot. ~ Wel een geopenbaarden Borg, maar geen weggebaarde Borg; wel genoten en gezongen onder een bedekte schuld, maar geen vergeven en verzoende schuld; wel vertroostingen, maar nog niet de Troost, wel de vruchten van het leven, maar niet het Leven zelve. Troosteloozen, ongetroosten, door onweder voortgedreven, uitgezet uit uw werken, uitgeslagen uit uw plichten, ontgrond van uw bevindingen, gestaltelijk dood in uzelf, uitgebeden, uitverwacht, "van alle zijden afgesneden, niet anders verwachtend dan 't eeuwig verderf, erfwachers der helle, Ü roepen wij toe in het doodelijkst tijdsgewricht: a. Uw strijd is vervuld! Uw strijd. Welke? De strijd van het worstelen met God. Worstelaars! God neme U al uwe wapenen af, gij worde ontwapend; lever U uit (capituleer) onvoorwaardelijk aan de majesteit Gods. En waar gij aan het einde komt, daar neemt God het voor U op! Uw strijd is vervuld! Christus heeft uw strijd gestreden. Wanneer? Reeds van eeuwigheid. Zie Ik kom o God, om Uw wil te doen. Hij streed voor U in den strijd, van de kribbe tot het kruis. Hij heeft de pers alleen gestreden. Hij- jubelde: Het is volbracht! Hij strijd voor u in den hemel als de plaatsbekleedende Borge en zegt: Vader! Ik wil dat waar Ik ben ook die bij Mij zijn die Gij Mij gegeven hebt. De strijd is gestreden. Die strijdende, van bloeddiuipende Bloedbrutdegom wordt ons al dierbaarder. Gij streedt voor mij; Gij de doornenkroon, opdat ik de kroon des levens zou z ontvangen. b. Uw ongerechtigheid is verzoend! Uw ongerechtigheid. Het staat in het enkelvoud. Wij zijn één stuk ongerechtigheid. Maar: om onze overtredingen is Hij verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld. Uw ongerechtigheid is verzoend. Niet alleen vergeven (dat ziet op ons), maar: verzoend (dat ziet op God). God is verzoend op grond van Zijne voldoening. Nu gaat het van binnen zingen: Gij hebt Uw land, o Heer, die gunst betoond, dat Jacobs zaad opnieuw in vrijheid woont, de schuld uws volks hebt G'uit Uw boek gedaan, ook ziet Gij geen van hunne zonden aan. God is verzoend. Hij ziet, in Christus, geen zonde in Zijn Jacob en geen overtreding in Zijn Israël.

c. Gij hebt van de hand des Heeren dubbel ontvangen voor al uwe zonden!.Wij hebben geen karig God; Hij geeft mild en overvloedig. Voor al uwe zonden! Dit is geen verwijt, maar een herinnering. Ontdekkende waarheid! Al uwe zonden! Maar al die bergen van zondeschuld verzinken in de oceaan--der goddelijke genade Goed verstaan (niet antinomiaansch): het komt bij God op honderd pond meer of minder zonde niet aan. Gij hebt dubbel ontvangen, d.w.z. overvloedig genoeg. Fn dat van de hand des HEERHN. 7oodat de hand van den Rechter m\ is geworden de hand van den Vader, in Christus. En die Vaderhand mijn hand om­ klemmend, gaat het zingen: Gij zult mij leiden door Uw raad, o God, mijn Heil, mijn Toeverlaat, en mij hiertoe door U bereid, opnemen in Uw heerlijkheid. Wat is Gods volk onuitsprekelijk rijk, niet in zichzelf, maar in Den Anderen. Vanzelfsprekend kunnen zij dan ook niet van dien Anderen zwijgen, maar moeten zij van Hem getuigen, Jesaja zegt dan ook in vers 9:0 Sion, gij verkondigster van goede boodschap, klim op een hoogen berg, het uwe stem op met macht, hef ze op; vrees niet; zeg den steden van juda: Ziet, hier is uw God!

Uw evangelische roeping, kinderen Gods, is te getuigen van den Christus en den volke toe te roepen: Zie, hier is uw God d, w, z. hier is de Christus! Men steekt niet een kaars aan en zet die onder een koornmaat, maar op een kandelaar en zij schijnt allen die in het huis zijn. Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen dat zij uwe goede werken mogen zien en Uw Vader die in de hemelen is verheerlijken! Getuig van dien algenoegzamen, allerdierbaarsten Heere Jezus met uw gelaat, uw gewaad, uw gepraat en bovenal met de daai. Dat kost zelfverloochening. De Heere wil het U geven. Hij moet Svassen, wij minder worden. Hij alles, wij niets! Zijn Naam moet eeuwig eer (ontvangen, Men loof' Hem vroeg en spa. De wereld hoor en volg mijn (zangen.

Met Amen, Amen na! Rotterdam Ds. H, Visser Mzn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1946

De Banier | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1946

De Banier | 4 Pagina's