In de vreeze des Heeren is een sierk vertrouwen
In de vreeze des Heeren , is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijnen kinderen een Toevlucht wezen. Spreuken 14 : 26
Senade is geen erfgoed en het plant lich niet over van vader op kind. Was dat waar, dan had David geen \bsalom en Hiskia geen Manasse gelad, Toch zien wij dat God soms iverkt in de geslachten. God slaat )ok wel eens een geslacht over. God s alleen de Vrijmachtige. Hij is die Jroote Pottenbakker, Die het eene irat maakt ter eere en het andere ter mjpere.
'OC^at hier staat is waar; „Hij zal Zijlen kinderen een toevlucht wezen", )ie toevluctit voor Gods Kerk in den ruimsten zin van het woord; een Drieëenig Verbonds-God. Maar ook s Christus de toevlucht Zijns volks, n Zijn gezegende wonden, onder Zijle vleugelen, is alleen verberging en jedekking te vinden. Een toevlucht sal God zijn voor al degenen, die lem vreezen; maar ook .voor die dnderen, die dezelfde genade deelichtig worden als hun ouders. Zelfs den wij dat kinderen, wier ouders Sod gevreesd hebben, nog menignaal uitwendig worden gezegend. Voor de eeuwigheid is het te kort en londer wedergeboorte zal niemand iet Koninkrijk Gods zien.
iet is een zegen geleefd te hebben )nder de vermaningen, gebeden en ranen van een vader of moeder die jod vreesde. De verantwoordelijkicid zal ook echter, des te grooter : ijn. Het zal wat uit maken in de seuwigheid, ouders gehad te hebben. lie ons gewezen hebben de rechte vegen des Heeren; doch zelf in hun 'oetstappen nooit gewandeld te heb- )cn. Dat een ieder het bedenken noge, die een vader of moeder in len hemel heeft. Maar dat ook zij, He thans dat voorrecht nog mogen )ezitten, het recht ter harte mochten lemen. Er zijn er die tegen alle vernaningen in zondigen, God onteeren in vergrammen, maar ook hun mders op het hart trappen.
Wat is de vreeze Gods ver weg in )ns land, in de kerk, in de huisgezinlen, en..., in ons hart. n de wereld wordt het atheïsme neer en meer openbaar. Er is geen rreeze Gods voor hunne oogen. God vordt overal buitengesloten. Geen irkenning van God wordt er meer jevonden bij de grooten der aarde, joomin als bij de ecnvoudigsten on- Ier het volk. De zonde wordt vrijeijk en onbeschaamd uitgesproken, waar wordt onder de dreigende en laderende gerichten anders naar ge- •raagd, dan naar „brood en spelen", ^an alles en voor alles worden feesen en tentoonstellingen georganieerd, en men wil niet anders dan erdrinken in de zonde. Waar zal het indiéen?
„Uw oordeel Heere, kan niet dan vreeselijk wezen".
In de kerk? O, mochten wij het met weenende harten en oogen belijden, dat wij nog wel wat godsdienst en vorm hebben overgehouden, maar de practijk der godzaligheid wordt over het algemeen gemist. De wereld kwam in de kerk en alles werkt er aan mede, om Gods Geest te bedroeven en uit te blusschen.
Waar zijn de priesters die nog liggen te weenen tusschen het voorhof en het altaar: „spaar Uw volk, spaar Uw volk"? Waar is nog een bestraffende en waarschuwende stem? De een moet hiervoor zwijfïen, en de ander durft om andere reden zijn mond niet meer te openen. Hoe ver is het toch gekomen? Overal over heen werken en niet bij God en onder God komen. Alles staat tegenover elkander en de liefde wordt gemist.
God trekt Zijn Geest in. O, laten wij 't maar niet bemantelen met allerlei vrome uitdrukkingen. God verwaardige ons schuldenaars te worden en de vreeze Gods in oefening te krijgen. Alleen die vreeze Gods is een dam tegen de zonden.
Wat zou het er ook anders uitzien in onze gezinnen. Over het algemeen klaagt men niet meer, maar waar nog geklaagd wordt, wat zou het gelukkig zijn, als we de schuld bij ons zelf gingen zoeken. Wat een hardheid onder onze kinderen; zucht naar de wereld en naar de ijdelheid van het leven. Ja, wees maar eerlijk, en waar worden de ware bekommeringen nog gevonden over dood en eeuwigheid, over zijn schuld en zonden en om in een verzoende betrekking met God gesteld te mogen worden?
Nu, de God aller genade, zegene en heilige om 't bloed Zijns Zoons, deze korte overdenking aan onze harten, Hij plante Zijne vreeze waar zij nog niet wordt gevonden en beware haar waar zij is geschonken, ja versiere er ons hart en leven mee, tot beschaming van den vijand, tot dooding van de zonde, tot vrede voor ons eigen hart, doch bovenal tot lof en prijs van den Naam de» Heeren. Amen.
R. Ds. L.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1946
De Banier | 4 Pagina's