DE INDISCHE KWESTIE
Het debat in de Tweede Kamer Repliek-rede van Ds. Zandt
De In'd'sche kwestie heeft in sterke ^^^^ '^^ belangstelling van het Nederlandsche volk tot zich getrokken. Dat kwam bij de behandeling van de ontwerp-overeenkomst van Lingga-'^l^*^ ^^ '^^ Tweede Kamer wel heel duidelijk aan het l'cht. Er viel daarbij Ren. buitengewoon öroo^e belangstelling van het publiek te cons^ateeren. Zeer vele toe^angskaarten varen er bii die gelegenheid voor de "Gereserveerde tribune aangevr-^agd. Zeer velg aanvrat'ers moesten bij ge-''rek aan pl^atsru'm+e worden teleurgesteld. Teen de bespreking van (^e on'wern-overeenkomst in de Tweede Kamer een aanvang nam, waren alle tribunes, zelfs de loge voor de hooge dignitarissen, overbcet. Versrh-'idene Kamerleden hebjen a^stoen hun standpunt ten aanz'en van de even tevoren genoemde overeenkomst uiteengezet. Ook ds. Zandt hield daarbij ren rede, welke de vorige week 'n haar geheel in De Banier" afgedrukt is geworden. Wij zullen daarop thans niet weder ingaan. Alleen willen wij nog opmerken, dat het debat in de Kamer twee volle dagen en avonden geduurd heeft.
De Regeering vond de debatten in de Kamer en het onderwerp, dat daarbij behandeld werd van zulk een gewicht, 'dat zij besloot niet tot directe beantwoording van de sprekers gygj ^g gaan. Zij liet daar een vollen j^^g tusschen verloopen.
Zoo geviel het dan, dat de Regeering ^ij monde van den heer Jonkman, Icn Minister van Overzeesche Ge-> ieden eerst op Donderdag 19 December in de Tweede Kamer aan het woord kwam. De rede, welke de Minister daarbij uitsprak, kenmerkte zich naar den vorm der welsprekendheid en hoffelijkheid. In zoo verre valt zij zeer te prijzen. Wat ien inhoud echter aangaat, was zij niet prijzenswaardig. De Minister tapte daarin over tal van ingebrachte bezwaren, maar al te luchtjes leen, ja, liet sommige gemaake opmerkingen en gestelde vragen geheel onbeantwoord. Dit zal mede daarin *vel gelegen hebben, dat de Regeeing er van te voren van overtuigd was, dat haar voorstel toch aangeno-"iien zou worden. De heer Romme, die namens de Roomsch-Katholieke fractie — de heer Ruijs de Beerenbrouck uitgezonderd, die in een rede uiteengezet heeft, waarom hij zich met de overeenkomst van Linggadiati niet kon vereenigen in de eerste instantie gesproken had, had duideijk te kennen gegeven, dat zijne fractie hare sanctie aan het Regeei.-ingsvoorstel zou verleenen. En ook al de sprekers van de Partij van den A.rbe'd hadden zich in gelijken geest uitgelaten Daarmede was feitelijk het pleit beslist en stond het van te voren vast, dat het kabinet dr. Beet geen schipbreuk zou lijden en laar voorstel de veil ge haven zou 'ereiken,
)at heeft echter terecht verschilende woordvoerders in de Kamer üet weerhouden, die in dezen door ien rede van den Min. niet overtuigd Afaren, om de replieken nogmaals lun standpunt uiteen te zetten, opdat 'ji, zoo mogelijk, de Regeering en de earner tot eene andere zienswijze zouden kunnen brengen. De Indische kwestie is toch voor ons land en Ind'ë van het grootste belang. Onder degenen, die bij de r-'pMeken '-et woord (Jevoerd hebben, behoords ook ds. Zandt. Hij sprak daarbij de navolgende rede uit: "'lij'^h'=!er de Voorzitter! Ondanks de inlichtingen, welke de M'n'ster op zeer welsprekende en ' offelijke wijze hec'enmorfen aan de Kamer heeft verstrekt, zijn er toch, nofel k door de ui grbre'dheid van 'je stof. e*te!ijke punten, welke Zijne '^xcellentie in zijn rede onopgemerkt is voorbijgegaan, en andere, welke hij onvolledig heeft beantwoord. De M'nister heeft de republiek van Soekarno een van Japansch maaksel genoemd. Dat is zij inderdaad. Doch zij is nog meer. Daahnede is slechts haar verfoeiliike Japansche afkomst geteekend. Behalve een Japansche schepping, is zij een fascistisch-miUtair gebroedsel. Zij moet vanwege haar karakter wel
een addergebroedsel
zijn in het oog van eiken waren democraat. Het strekt dr. van Mook en den democraten hier te lande dan ook volstrekt niet tot eer, dat zij Soekarno's republ.ek n et alleen als een gelijkwaardige partij erkennen maar ook, door er mede te willen onderhandelen, zelfs _ in sterke mate steunen. Die handelwijze acht ik een verloochening van de democrat sche beginselen. Let ik op die handebvijze, dan vind ik
de ware diemocraten
niet hier in deze Kamer, maar in de kampen in Indië. Daar zitten democraten, die zich met lijf en goed tegen de tyrannie van Soekarno's repubiek verzetten. Inderdaad, diegenen zijn onvervalschte democraten, die met gevaar van eigen leven zelfs de felste folteringen trotseeren, omdat zij hun beginselen niet onder den hieJ van Soekarno vertrapt willen zien.
Deze vrijheidshelden
maken met recht aanspraak op den steun van alle democraten. Dezen laten hen echter hier alsook in Indië in den steek, ja, jammerlijk in den steek. En dit niet alleen! Ze verleenen hun steun aan Soekarno's militair-fascistische republiek, gelijk ook de Regeering dat helaas doet. Mijnheer 'de Voorzitter! In dit verband wil ik opmerken, dat ik het ten zeerste betreur, dat de Minister hedenmorgen
'' geen scherp woord van protest
tegen de veelvoud'ge en zoo hoogst wreede gruwelen van Soekarno's republiek heeft gesproken. De Regeering heeft hedenmorgen bij monde van den Minister van Overzeesche Gcbiedsdeelen zich opnieuw
als een vooruitstrevend Kabinet
aangediend. Dat bHjkt echter allerminst uit haar houding ten opzichte van de Indische quaestie. Het is toch verre van voorui.strevend om een republiek naar het model van Hitler op de beenen te helpen, dan haar te erkennen en vervolgens vast in het zadel te zetten! Is het vooruitstrevend en ook inderdaad democratisch om de volken, die op Java, Sumatra en Madoera wonen, zonder dat deze volken zelf daarin gekend worden, zoo maar onder het bestuur van Soekarno te plaatsen? Dit geschiedt echter en wel met behulp der Regeering, En ook daarin zien wij zoowel een verloochening van vooruitstrevendheid als van de democratische beg'nselen. En hetzelfde kan gezegd worden van het feit, dat de democraten en de Regeering met iemand als Soekarno, die zich zoo Hiltleriaansch heeft gedragen en nog gedraagt, gaan onderhandelen. Dit klemt te meer, waar
in de republiek van Soekarno
nog duizenden in kampen en gevangenissen zitten opgesloten. Maanden zijn voorbijgegaan en zij zitten er nog. Dat is voor mij een reden geweest om de motie van den geachten afgevaardigde den heer Romme te ondersteunen. Elke poging, onverschillig van welken kant zi) ook komt, om al degenen, die in kampen opgesloten zitten, te bevrijden, wil ik gaarne helpen bevorderen. Het is toch dringend geboden, dat deze gevangenen zoo spoedig mogelijk vrijkomen. Ik hoop dan ook, dat de Minister aan deze motie zijn volle aandacht zal willen verleenen en er krachtig toe mee zal werken, dat haar inhoud onverwijld zal verwezenlijkt worden.
Mijnheer de Voorzitter! Ik zal mij niet lang met den persoon van Soekarno inlaten. Ik heb er eergisteren al het mijne van gezegd. Toch wil ik ter nadere bevestiging van mijn eergisteren gesproken woorden er nog een kleinigheid aan toedoen. Doch het is een kleinigheid van grooten omvang en van wijd strekkende beteekenis, waarover nog jaren na dezen tot Soekarno's onsterfelijke schande gesproken zal worden. Ik wensch de vergadering hier in kennis te stellen
van eenigc postzegels
van deze zoogenaamde Republiek Indonesia. De leiders dier republiek deelen mede, dat de wandaden van extremistische benden buiten hen om bedreven worden en dat de brandstichtingen, plunderingen en uitmoordingen van Europeanen, evenals van Inheemschen en Chineezen. tegen hun wil plaats hebben. Doch hoe is dit vol te houden, wanneer men op de officieele nieuwste postzegels der zoogenaamde Republiek Indonesia een ware verheerlijking van de meest ongehoorde gewelddaden ziet. Ik heb hier drie postzegels op het oog. Op de eerste wordt ons verheerlijkt: de brandstichting, plundering en uitmoording van Zuid-Bandoeng in Maart van dit jaar; op de tweede de beschieting en het in brand steken van het vrouwenkamp te Ambarawa van het vorige jaar; op de derde de afsluiting van Soerabaja van water.
Mijnheer de Voorzitter! Is dat geen openlijke, officieele verheerlijking van de schandelijkste gruweldaden? Is daarmede niet het sprekenaste bewijs geleverd, dat Soekarno en de zijnen de meest ongehoorde gruwelen goedkeuren en mede door nan goedkeuring ook bedreven hebben en nog bedrijven? H t lijdt niet den minsten twijfel. Geeft dat blijk van democratiche gezindhe'd? Hoe kunnen
de Partij van den Arbeid en de Katholieke Volkspartij
er haai^.goedkeuring aan verleenen, dat zulk een republ'ek , , de facto" erkend wordt, daarbij Neerlands eer en waardigheid geheel uit het oog veVezende? Wat mij betreft, ik blijf het beneden de eer en waardigheid van Nederland achten om met het hoofd dier republiek, Soekarno,
aan wiens handen het bloed
van duizenden Nederlanders en Nederland welgezinde Inlanders, Indo-Europeanen en Chineezen kleeft, als een gelijkwaarige partij te onderhandelen. Bij deze mijn opinie blijf ik ook na de rede van den Minister, die mij op dit punt allerminst heeft kunnen overtuigen.
Mijnheer de Voorzitter! Evenmin heeft de Minister eenige wijziging in mijn opinie kunnen brengen ten aanzien van de reis naar Linggadjati. Die tocht daarhenen
is waarlijk een gang naar Canossa
en niet anders geweest. Soekarno heeft Nederland daar op het allerdiepst mede vernederd. Hij is allerminst geschikt om in hem vertrouwen te stellen. En deze gang naar Canossa toont ons helder en klaar aan in welk een tijd van schrikbarend verval wij wel leven, In de dagen van a'dmiraal de Ruyter was zulk een vernedering zelfs niet denkbaar. Nooit zouden mannen van het slag van een De Ruyter het hebben willen gedoogen, dat Nederland zoo ontzaglijk vernederd zou worden.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, thans zien wij, dat dit helaas zeer wel mogelijk is. Men heeft in zeer breede kringen van ons volk de democratie, het revolutionnaire sentiment, ja zelfs de revolutie tot godsdienst verheven. De invloed daarvan was en is in deze Kamer zeer merkbaar. Nog maar betrekkelijk weinige jaen geleden hebben de democaten, daarin ook gesteund door andere leden dezer Kamer, er voor gezorgd, dat Indië bij het uitbreken van den oorlog vrijwel weerloos was. Vooral
\ de ontwapehingsactie,
die Hitler geducht in de kaart heeft gespeeld, heeft daartoe veel bijgedragen. In deze dagen kunnen wij aanschouwen, dat
het revolutionnaire sentiment
er alles op zet om den eeuwenouden band tusschen Nederland en Indië Ie verbreken. Dat zal voor beide, zoowel voor Nederland als voor Indië, de meest schadelijke gevolgen hebben. Nederland zal daardoor tot een der kleinste Mogendheden wegzakken en ook Indië zal zonder ons een bitter onheil te gemoet gaan. Indien zulks mocht geschieden, kunnen wij daarin niet anders zien dan een
rechtvaardig Godsgericht
dat om der zonden wille over ons komt. Nochtans, Mijnheer de Voorzitter, is en blijft het voor elk, die zijn vaderland oprecht liefheeft, een uiterst smartelijke zaak om het vaderland, dat zulk een grootsch verleden heeft, tot zulk een laagte te zien wegzakken. Te meer nog als hij daarbij overweegt, dat zonder ons Indië en zijn volkeren ook een uiterst bange toekomst wacht. Mijnheer de Voorzitter! Mede in verband met het voorgaande wensch ik het volgende op te merken, Men heeft het we! voorgesteld, dat
Indië een eenheid
vormt, maar zoo is het allerminst. Daar woont in den Indischen Archipel - de Minister weet 't nog veel beter dan ik — een complex van volkeren, dat tot nog toe vas vereenigd onder het gezag van het Koninkrijk der Nederlanden. Daardoor werd voorkomen, dat die volkeren in onderl'ngen krijg elkaar op leven en dood bevochten. Zoo was het mogelijk, dat elk der Indische volkeren een rustig, vreedzaam bestaan onder de Nederlandsche vlag kon leiden.
Dat was een groote zegen, welke Nederland aan Indië gebracht heeft, In deze Kamer is bij het Indische debat van mr-er dan één zijde, ook door ons, gewezen op het gevaar, dat die volkeren elkander straks in onderlingen strijd zullen verteren. De Javaan — zoo is er te recht opgemerkt — wil niet door den Sumatraan en de Sumatraan wil niet door den Javaan worden bestuurd. Dit is geen loos praatje. Het is een feit, dat de Indische volkeren elkander maar slecht kunnen verdragen. Over dat feit is de Minister bij de beantwoording der sprekers maar al te lichtvaardig heengestapt.
Het is een vraag van aanbelang of Indië op het oogenblik waarlijk rijp voor een algeheele onafhankelijk-Tieid is. Ik heb in een verslag van een rede. welke de geachte afgevaardigde de heer Logemann buiten onze Kamer gehouden heeft, gelezen, dat de heer Logemann Gezegd had, dat Indië op dit oogenblik voor zelfbestuur niet rijp is. Of deze woorden inderdaad zoo gesproken zijn, kan ik niet beoordeelen, maar een feit is, dat, als hij deze woorden inderdaad gesproken heeft, hij daarmede de volle waarheid heeft gezegd. Indië is inderdaad voor zelfbestuur nog niet rijp. En nochtans wil het revolutionnaire sentiment door aanneming van de ontwerp-overeenkomst aan Soekarno's Republiek de onafhankelijkheid verleend zien. Dit sentiment wil altijd
ijzer met handen breken.
Vroeger al en ook nu weer. Jr„ ook na weer. Het zal echter bij die poging immer de eigen handen deerlijk wonden. Het zal het ijzer moeten laten vallen. En wee dengenen, op wie het valt.
Voorts, /Viijnheer de Voorzitter, nog 'n opmerMng over een ander onderv.'erp. De Minister heeft in zijn rede vandaag gezegd, dat hij in deze kwestie z'n hoop op de toekomst, gevestigd heeft. Toen ik deze woorden u^t den mond van den Minister vernam, dacht ik onmiddellijk aan een uitspraak van mr. Groen van Prinsteren waar deze zegt: Hierin kan men altijd den revolutionnair onderkennen, dat hij steeds weer
zijn hoop op de foekonast vestigt. I
Komt hij met zijn hoop op den dag van heden bedrogen uit, wat nood — hij hoopt dan o--den dag van morgen; stelt ook deze hem opnieuw teleur — weer geen bezwaar. Nu vestigt hij zijn hoop op den dag van overmorgen. Bij al zijn teleurstellingen is het steeds de toekomst, waarop hij zijn hoop richt. De toekomst — de toekomst — de toekomst. Dit is het lied, dat de revolutionnair altijd gezongen heeft en nog zingt. Maar die toekomst brengt hem niet anders dan teleurstelling op t eleurstelling. Dat heeft mr. Groen van Prinsterer even scherp als juist ingezien, Het is beter te vertrouwen op den levenden God. In dat vertrouwen wordt men niet beschaamd, maar wie zijn hoop louter op de toekomst bouwt, komt daarmede steeds bedrogen uit.
Mijiiheer de Voorzitter! Ik wil mij aansluiten bij d'e leden, die betoogd hebben, dat de Regeering in haar beleid ten aanzien van In'dië zich n'et zoo nauw bij Engeland moet aansluiten. Ik merk daarbij op, dat wij niet zoo in het Engelsche kielzog behooren te varen. Wij zijn toch r g p g I d
geen vazalstaat van Enfeland geworden? De Regeering vo re zulk een politiek, waarbij ^een Engelsche maar alleen Nederlandsche belangen gediend worden. M s g h s
Wat de bindende notulen betreft, het spijt mij, dat deze geheimgehoui e den en niet aan de Kamer overgelegd zijn. Ik hoop zeer, dat de Minister bereid is, zijn invloed aan te wenden *om te bevorderen, dat deze notulen alsnog ter kennis der Kamer zullen worden gebracht. Over het algemeen ben ik een tegenstander van geheime diplomatie en dus ook van geheime notulen. Ik erken echter, dat er soms redenen kunnen zijn om bepaalde notulen geheim te houden. Ik acht dit geval hier echter niet aanwezig. Al de overige stukken betreffende de onderhavige quaestie zijn, voor zoover mij bekend, openbaar gemaakt. Ook
met de notulen
had dit behooren te geschieden. Te meer, daar deze notulen in deze kwestie zulk een belangrijke rol spelen.
Mijnheer de Voorzitter! Nu nog een enkel woord over de vergelijking, welke de Minister maakte ten aanzien van de ontwerp-overeenkomst van Linggadjati met betrekking tot de
Unie van Utrecht,
v/eike hij vergeleek met de op te richten Unie tusschen de Vereenigde Staten van Indonesië met Nederland, Deze vergelijking gaat aan alle kanten mank. Bij de Unie van Utrecht was overeenstemming op bijna elk terrein, maar bij de Unie. die de Minister ons thans wil schenken, is die overeenstemming er bijna op geen enkel punt. Er zijn tusschen Nederland en Indië en dan nog tusschen de Indische volken onderling, allerlei verschillen, op vrijwel elk gebied. Bovendien had de Unie van Utrecht een hechten grondslag, in het bijzonder wat den godsdienst betreft. Ik zou-hierover gaarne langer en breedvoeriger willen spreken, maar ds mij toegemeten ti; d laat zulks niet toe. Dit wil ik er nog van zeggen, dat, waar de Minister opgemerkt > ceft, dat uit de Unie van Utrecht het Koninkrijk der Nederlanden is voortgekomen, met deze Unie
dat Koninkrijk voorgoed verbroken wordt.
Mijnheer de Voorzitter! Ik heb zooeven den geachten afgevaardigde den heer Joekes de contracten hooren verheerlijken. Toen ik hem dit hoorde doen, kwam ineens het bezoek van een Franschen gezant aan den Raadpensionaris Johan de Witt in .mijn gedachten op. Het was in de dagen, dat Engeland voornemens was ons te gaan beoorlogen, dat de Fransche gezant dit bezoek aan de Witt bracht. Hij had zich ongerust gemaakt en was bij de Witt op bezoek gekomen om hem te waarschuwen voor het van Engelarod zoo dreigende oorlogsgevaar. Terwijl hij zulks deed, zei de Witt; Ik zie geen gevaar. Ik heb een contract met Engeland. De gezant vroeg daarop; Mag ik dat contract eens zien? De Witt kwam toen met het contract aandragen, waarop de Fransche gezant zijn pennemes uit zijn zak haalde, dit op het contract plaatste en deed alsof hij in het cotract wilde gaan snijden. Snijd toch niet in dit contract, riep toen de Witt. Neen, zeide de gezant; dat ben ik ook niet van plan, ik wilde u alleen een proef geven.
van wat papier tegen staal vermag.
Inderdaad, Mijnheer de Voorzitter, dat is. ook voor ons 'n leerzame les. Man kan in een contract zooveel schoons zetten als men wil, ook wat godsdienst en zending betreft, doch het staat maar op papier, dat tegen staal n'et bestand is, en al zoo vaak is gebleken, dat een contract maar een waardeloos vodje papier is. Ik heb hier ^stèren gewezen op wat in Spanje gebeurde tijdens de Mohammedaansche overheersching. Ik zal hierop niet terugkomen, alleen wil ik opmerken, dat bij de Mohammedanen all SS in 't licht van den Koran bezien wordt, ook dit contract, nl. de overeenkomst van Linggadjati. Bij den Mohammedaan moet voor den Koran alles zwichten en stellig ook dit contract. Mijnheer de Voorzitter! Ik ga eindigen. Alleen wil ik nog een enkel woord zeggen aan het adres van hen, die ons ten laste leggen, dat wij voorstanders van de oude koloniale politiek zijn. Ik heb daarover gisteren in den breede gesproken en daarbij met bewijs overtuigend aangetoond, dat deze beschuldiging tegenover ons ten eenenmale onhoudbaar is. Het was reeds omstreeks 1672, dat
ds. van Lodensteyn
zich in de Domkerk te Utrecht daartegen krachtig gekeerd en er voor gepleit heeft, dat Indië niet uitgebuit mocht worden; dat er uit Indië niet alleen gehaald, m.aar dat er ook ge-Dracht moest worden, nl, het Evangelie met zijn zegeningen. Hij bepleitte tevens, dat in In'dié de volkeren als met ons gelijkwaardlgen dienden behandeld te worden en niet als knechten en slaven. Was er naar dat beginsel, hetwelk ook het onze is, gehandeld. Mijnheer de Voorzitter, Ik ben er vast van overtuigd, dat er dan m Indië gansch andere verhoudingen zouden zijn geweest en dat wij nooit in de omstandgheden waren gekomen, waarin wij ons thans bevinden. d b A
Vrijdag 20 December j.l. hadden de d stemmingen plaats over de verschil K lende ingediende moties. Van eenige d spanning was er eigenlijk geen spra h ke. De uitslag daarvan stond tevoren vast. Ook de communisten verklaarden even voor de stemming, hunne stem aan de motie van de hoeren Romme en Van der Goes v. Nalers te zullen geven. Deze motie h'eld een goedkeuring van het Regeeringsbeleid en van het optreden en de handelingen van de Commissie-Generaal in. Daarmede werd der Regeering de vereischte toestemming gegeven om de ontwerp-overeenkomst van Linggadjati namens haar door de Commissie-Generaal te laten onderteekenen. Voordat de stemm'ng plaats had, legde ds. Z.andt namens de Staatkundig Gereformeerde Kamerfractie de navolgende korte verklaring af. d b l t O v a f G d T l d h e H l
Mijnheer de Voorzitter! Aangezien wij m de aanvaarding en uitvoering van hetgeen de ontwerp-overeenkomst van Linggadjati beoogt niet anders kunnen zien dan een verraad van Nederlands eer en v/aardigheid benevens een zeer ernstige benadeeiing van de Nederlandsche belangen, alsmede ook van die van Indië en zijn volkeren, zoowel in geestelijk als in stoffelijk opzicht, en wij bovendien van oordeel zijn, dat de , , de facto" erkenning van de fascistischmilitaristische-Hitleriaansche door Soekamo gestichte republiek, waarin in overeenstemming met haar aard en wezen de meest ontaarde gruwelen bedreven worden, een schromelijke verloochening zoowel van de Christelijke als van de democratische beg'nselen is, zullen wij onze stem aan de motie van de geachte afgevaardigiden de heeren Romme en Van der Goes van Naters niet kunnen geven. h e t n t g v m d h d d v n v k D K i z m n n h m
De motie Romme—van der Goes van Naters werd ten slotte met de stemmen van de leden van Katholieke Volkspartij — behalve die van den heer Ruys de Beerenbrouck, die b t H g j tegen stemde — en die van de Partij van den Arbeid en die van de Communistische Partij, aangenomen. Alle andere Kamerleden, zooals vanzelfsprekend ook de beide Staatkundig-Gereformeerde Kamerleden, stemden tegen. Deze uitslag valt ten diepste te betreuren. Te meer nog als wij acht geven op hetgeen thans in ind.ë plaats giijpt. En de daar bestaande partijen hebben toch de ontwerp-overeenkomst met groote meerderheid verworpen en het zou volstrekt niet onmogelijk zijn, dat het republikeinsche parlement, hetwelk in den loop van de maattd Januari straks bijeen zal komen, hetzelfde zal doen. En dit niet alleen. Soedirman, de opperbevelhebber der republikeinsche strijdkrachten cp Java, heeft in een radio-rede den strijd tot het uiterste tegen Nederland aangekondigd. Tijdens de Kerstdagen hebben dan ook hier en daar onverhoedsche overvaJen op onze militaire posten van de zijde van het Indische leger plaats gehad. Hoe broodnoodig is het, dat de Regeering' een gansch anderen weg inslaat dan zij tot dusverre gevolgd heeft. Wij hebben er echter thans na al hetgeen door Ds. Zandt in de Kamer gezegd is, niet de .minste behoefte aan om daar op het oogenblik nader op in te gaan,
Aan den avond van den zelfden dag ging de Kamer eenige dagen op reces. Zij verkreeg eenigen tijd vacantie, hetgeen na den zeer drukken tijd van werkzaamheden geen overbodige weelde is.
Alvorens de Kamerz'tting op 20 December gesloten w^rd, richtte de voorzitter enkele hartelijke woorden van groote waardeering tot de Kamerleden, Hij prees daarin den door hen betoonden ijver, roemde het hooge peil, waarop de gehouden debatten gestaan hadden en zegde allen, geen hunner uitgezonderd, dank voor de medewerking d e zij betoond hadden, waardoor het mogelijk geworden was, dat de begrooting voor Kerstmis afgehandeld werd, Ongetwijfeld ligt daar een P^'^°^^^ van overdrukke werkzaamheden 1 achter den rug. Vooral van een kleine fractie, zooals die der Staatkundig-Gereformeerde Partij is, werd bijzonde veel van haar krachten gevergd. Te betreuren valt het, dat bij al den lof, dien de voorzitter den Kamerleden toekende, de Kamer in haar geheel geen rekening houdt met de eischen van Gods Woord en Wet. Hoe gansch anders zou het in den lande gesteld zijn, indien zulks wel het geval was. Want al de jammer en ellende, welke wij thans beleven, zijn toch tot één oorzaak terug te leiden, namelijk tot deze dat Gods inzettingen en wet als wat vreemds geacht worden. Het strekt de afgevaardigden der Staatkundig-Gerefor meelde Partij tot eer, dat zij daarop de Kamer bij voortduring gewezen hebben en dat zij kacht en vrijmoedigheid mochten bekomen om ook in : de Kamer, waarin zulks onder de voortdurende tegenstand waarlijk niet gemakkelijk is, op te komen p voor den onvoorwaardelijken terugkeer tot Gods Woord en Wet. n
Dat de afgevaardigden in de Tweede Kamer en ook degenen, die de S.G.P._ in Staten en Gemeenteraden bij hunl? zoo zwaren taak ook in 1947 gedachti| mogen worden in de gebede, derge-B° nen dien de Heere den geest der ée-| nade en der gebeden geschonkeni heeft. Dat de Heere voor hen 't Zeif| moge opnemen en dat Hij menig ge-H bed en vele verzuchtingen in de har m ten dergenen moge verwekken, diel Hem vreezen. Dit zou hen gewis tjt grooten steun zijn en zou hun zoo! j-oogst moeilijk werk zeer verlichten, Brittannië er iiïierdaad niet rooskleurig voor. Het kent zorgen, zelfs groote zorgen.
In de Vereenigde Staten van Amerika is het ai evenmin alles goud, wat er blinkt. Dit land werd in het afgeloopen jaar zv/aar geteisterd door een vloed van stakingen. De eene staking was nog niet afgeloopen of de andere was er al weer op komst. Daaronder moet het rijk ongetwijfeld ernstig geleden hebben en niet alleen Amerika zelf, vrijwel in geheel de wereld heeft zich de hoogst nadeel'ge invloed van de staking in de bruinkool-industrie doen gevoelen.
De in 1946 gehouden verkiezingen brachten esn emstire nederlaag voor de Democratischs Partij. De Republikeinen gingen ook al door de onderlinge verdeeldheid der Democraten met den winst strijken.
De uitslag dezer verkiezingen heeft ons land zeer veel te zeggen. Onder het Presidentschap van President Roosevelt was het maatschappelijke leven ver den socialistischen kant opgedreven. Het Amerikaansche volk heeft bij de jongste verkiezingen duidelijk uitgesproken, dat het daar meer dan genoeg van had en dat het van zulk een koers niet gediend was. Deze uitslag is voor ons stellig van groote beteekenis. Ten onzent toch wil de Partij van den Arbe-'d in bondgenootschap met de Roomsch-Katholieken ook den kant van de socialisatie op, hetgeen noodwendig ten gevolge moet hebben, dat wij alsdan nog al meer onder de ambtenarij en de bureaucratie komen te zitten dan wii er thans al onder zHten, Dat de uitslag der Amerikaansche verkiezingen voor ons een leerzame les moge zijn! Wij ziin in dezen niet zonder waarschuwing.
Wat de Amerikaansche buitenlandsche politiek betreft, deze stelt zich gedurig onomwonden tegen het opdringen van Sovjet-Rusland. Zii doet dit in Japan, waar zij met de Japanners op een goeden voet zoekt te komen; zij doet dit on Korea en zij j, a^jj, £e|t evenzoo in China, waar zij ^g^ Chineesche leger tegen de communisten steunt. In dezen verdient het onze volle aandacht, dat het militaire verdrag tusschen Amerika en Engeland, waarover in de pers al sedert geruimen tijd allerlei geruchten circuleerden, in 1946 toch werkelijk tot stand gekomen is. Juist dezer dagen kon men in de dagbladen de officieele bevestiging daarover lezen.
In Frankrijk leeft men ook al niet zonder zorgen. Daar heerscht een tekort aan kolen, dat zeer schadelijk op het induistrieele ? even inwerkt. En wat nog al erger is. Het rijk staat daar aan den rand van een financieele bankroet. Bovendien sukkelt men daar als van ouds met de ministers. Het was een vaststaand feit, dat het eene kabinet in een ommezien van tijd er het andere opvolgde. En ook thans lijdt het land weder aan dezelfde kwaal. Na heel wat strijd en na zeer vele vruchtelooze pogingen is men er kort voor het einde van 1946 in geslaagd een ministerie onder den leider der socialistische partij Léon Blum samen te stellen. Dit kabinet, dat geheel uit socialisten bestaat, zal wel geen lang leven beschoren zijn. Te meer, daar de communisten thans de sterkste partij in het Fransche Parlement vormen en in de verkiezing van een President, die binnenkort verkozen staat te worden, er allicht een nieuw ministerie gevormd zal worden.
In het nabije België zit • de Regeering al evenmin vast in het zadel. Op het oogenblik is er een ministerie onder den socialist Kamiel Huysmans bestaande uit socialisten, communisten en liberalen aan het bewind dat het, gelet op den korten duur van de ministeries, die daaraan vooraf gegaan zijn, betrekkelijk nog al lang uithoudt. Het jaar 1946 heeft in de aldaar bestaande Koningskwestie niet de noodige oplossingen gebracht. Nog steeds zijn de Belgen ten dien aanz'en sterk verdeeld.
In Duitschland heerscht nog steeds bittere ellende. Nog steeds is het in verschillende zone's verdeeld, het-(? een niet anders dan zeer schadelijk voor den goeden gang van zaken is, In het nu achter ons liggende jaar had het opzienbarende proces te Neurenberg plaats, hetgeen niet alleen in Duitschland, maar in heel de wereld de aandacht op zich gevestigd heeft
In SovJet-Rusland staat een ieder nog onder bevel van Stalin. Het bolsjewisitne heeft er het hoofd weder danig opgestoken. Men is er weer geheel vervuld met het verlanfJen om een wereld-revolutie te stichten. Polen, Bulgarije, Roemen'ë, Joegoslavië, een groot deel van Duitschland, een deel van Oostenrijk, benevens Hongarije staan ' geheel onder zijn macht. Daarmede heeft Rusland in Europa een macht verkregen veel grooter dan het ooit te voren had. Men zal er éoed aan doen dit niet over het hoofd te z'en. Deze macht is nog te grooter als men bedenkt, dat Sovjet-Rusland niet na zal laten om in Europa overal waar het maar even kan, zoogenaamde , , vijfde kolonnes" te vormen.
in dit verband is het zeker van groot belang, hoe straks de vredesvoorwaarden voor Duitschland zullen samengesteld worden. Met bijzondere belangstelling kan men dan ook de conferentie te Moskou, welke in Maart gehouden wordt en welke de vredesvoorwaarden zal samenstellen, tp^emoet zien. Dit zal een verre van licht werk zijn, want m.en kan er verzekerd van zijn, dat Sovjet-Rusland er alles op zal zetten om zijn positie in Europa te handhaven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1947
De Banier | 6 Pagina's