Economische Zaken
TWEEDE KAMER
Red& (MUI 9A. man ^.iö
Geleide EcoRomie • Vestigiügseischen Boterompakkers
In de avondvergadering der Tweede Kamer van 11 December 1, 1, kwam de begrooting van Economische Zaken aan de orde. Dat hierbij vele sprekers het woord voerden, is te begrijpen. Het Departement van Economische Zaken toch bestrijkt heel het maatschappelijk leveif Handel en industrie in al hun vertakkingen hebben met dit Departement te maken. En vooral in dezen tijd wel in zeer sterke mate. Dit kan den lezers mede blijken uit de rede, welke van staatkundig-gereformeerde zijde bij deze gelegenheid gehouden werd. e gelegenheid gehuden a. Daarin wordt bv. melding gemaakt ^^"x f f n o leslagenj, welke notabene ^et 14 Rijl^bureaux en anriereRijksinstanties te maken heeft. Hierop lettend behoeft het inderdaad geens-^ins te verwonderen, dat de klachten over bureaucratie en ambtenarij ^^'^ '¥ ^^^^ ^^^ ^^^> ^* zakenleven aan de orde van den dag zijn.
Ten aanzien van de eischen, welke gesteld worden voor-het verkrijgen van een __ vergunning ._^ ^ om een of _, an-_. der ambacht of zaak te beginnen, zijn de klachten al evenmin van de lucht. gelijk in de rede van ir. van DJ^^ jie hierbij het woortl voerde, al gy^nzeer tot uiting komt. Nog verscheidene andere onderwerpen ^^^^^^ hierin door hem ter sprake gebracht, welke wij echter niet alle ' zullen gaan opsommen. Ze spreken genoegzaam voor zich zelf, zoodat wij ^^ thans toe overgaan om de rede hieronder een plaats te geven, i^, ^an Dis sprak als volgt:
Mijnheer de Voorzitter! Y^^i ^^'e Departementen is er wel-licht geen Departement, hetwelk om ^ijn ambtenarij en bureaucratie zoozeer het bedrijfsleven en den middenstand in miscrediet staat als juist het Departement van Economische Zaken. En dit behoeft ook niet te verwonderen. Schier geen stap kan de ondernemer of middenstander tegenwoordig doen of hij ontmoet op zijn weg het een of andere Rijksbureau of den een of anderen ambtenaar. Ja, het is daarmede zoover reeds gekomen, dat zonder overdrijving gezegd kan worden, dat de ondernemers met handen en voeten aan de ambtenaren gebonden zijn. En wie het mocht wagen zich daartegen te verzetten door bijv. op misstanden te wijzen, die delft daarbij gewoonlijk het onderspit. Vandaar, dat er in ondernemers-en middenstandskringen niet zelden een angsttoestand te bespeuren valt, waardoor men het niet durft wagen deze misstanden openbaar te maken, uit vrees, dat men dein op alle mogelijke manieren zal tegengewerkt of zelfs geheel uitgeschakeld worden. Dat hierbij van overdrijving geen sprake is, wil ik met een drietal voorbeelden uit de pj.actijk, welke ontleend zijn aan een publicatie in het , , Rotterdamsch Nieuwsblad", illustreeren.
Het eerste voorbeeld heeft betrekking op den leider van een groot bedrijf, dat betrokken is bij het economisch herstel, Aan den hierbij betrokken journalist deelde deze leider enkele gevallen mede, waaruit bleek, dat de betreffende Regeeringsinstantie heelemaal niet voor haar taak berekend was. Volgens hem had een zekere bevolkingsgroep veel sneller geholpen kunnen worden dan nu gebeurde, omdat men de middelen daartoe aanwezig had. Toen deze leider hierop door den' journalist voorgesteld werd de zaak te publiceeren, weigerde hij dit pertinent, „want", zoo zeide hij, „dan gaat mijn fabriek er aan".
Het tweede voorbeeld betreft een • chef van een bedrijf, die op gevallen wees, waarbij ambtenaren fouten hadden gemaakt bij het doen van inkoopen in het buitenland. Ook hierbij werd voor publicatie teruggedeinsd, omdat dit voor het bedrijf levensgevaarlijk werd geacht. Bij het derde voorbeeld gaat het over een grossier, die zich had verzet tegen de eigenmachtige wijze van distributie, welke de voorzitter van zijn vakgroep, die nota bene zijn concurrent was, had ingevoerd. Het gevolg was, dat hem zijn toewijzing ontnomen en deze aan een ander gegeven werd. Ook deze man was voorgoed van lederen lust tot verdere actie genezen, „want", zoo zei hij, „dan maken ze me heelemaal kapot".
Deze voorbeelden toonen maar al te zeer, dat er inderdaad bij bedrijfsleiders en andere bedrijfsgenooten angst bestaat voor al wat ambtenaar is, angst voor de vakgroep, angst voor de Overheid, angst voor de kui- perijen, waarin zij gevangen dreigen te worden, wanneer zij niet loopen in het gareel van hen, die het economisch leven en het bedrijfsleven tegenwoordig , , leiden".
Daarbij komt, dat 'n bedrijf niet met slechts één bureau te maken heeft, doch in den regel met een groot aantal bureaux, organisaties en andere instanties. Zoo maakte onlangs een olieslagerij bekend, dat men in dit bedrijf te maken had met
1. het Centraal Bureau Margarine Oliën en Vetten; 2. het Bedrijfschap voor Veevoeder; 3. den Provincialen Voedselcommissaris; 4. het Bureau Chemische Producten; 5. het Rijksbureau voor Chemische Producten; 6. het Rijksbureau voor Metalen; 7. de Bevrachtingscommissie-; 8. de Rijksverkeersinspectie; 9. het Rijksbureau voor Textiel; 10. de afdeeling Industrieele Outillage van de bedrijfschappen Margarine, Oliën en Vetten en Akkerbouwproducten; 11. het Hoofdbureau voor Akkerbouwproducten; 12. het Centraal Bureau voor de Statistiek; 13. het Rijkskolenbureau, en om er maar niet meer te noemen; 14. het Rijksbureau voor Huiden en Leder, Bedenkt men, dat met deze bureaux en organisaties voortdurend gecorrespondeerd moet worden, dan kan men zich eenig denkbeeld vormen van den administratieven rompslomp, welke hieraan verbonden is. Ook gebeurt het niet zelden, gelijk mij uit eigen ervaring bekend is, dat men bij het gaan inwinnen van inlichtingen bij deze bureaux van het eene bureau naar 't andere gestuurd wordt. Voor een spoedigen wederopbouw van het bedrijfsleven is het dan ook dringend noodzakelijk, dat er binnen den kortst mogelijken ti/d een opruiming wordt gehoudeoj onder al die bureaux en organisaties en verdere instanties. Dit zou bovendien een flinke bezuiniging ten gevolge hebben op het leger van ambtenaren» dat bij al deze bureaux en organisaties betrokken is. Ook zou de handel daarbij ten zeerste gebaat zijn. Heel die zoogenaamde geleide economie met haar bureaucratie en ambtenarij maakt, dat onze exporthandel met het buitenland niet ooncurreeren kan. Dat blijkt bijv., als we letten op de boterprijzen hier in Nederland en in Australië of Nieuw-Zeeland. In het eerste geval bedraagt deze f 3 per kg en in het tweede f 1, 70. De Nefderlandsche kaas kost ruim f 2, die van den Engelsche dom'nions f 1 per kg.
De Nederlandsche boeren ontvangen thans ruim f 20 per 100 kg voor de tarwe, maar Canada leverde aan Engeland tegen ongeveer de heHt van dezen prijs. Italië biedt zijn tomaten aan tegen een prijs, welke 50 pet. lager is dan die, welken onze tuinders noodig hebben.
Daarbij komt, dat er menigmaal ernstige fouten worden gemaakt door onbevoegde en ondeskundige ambtenaren. Nog maar kort geleden is daarvan weer een bewijs geleverd bij het sluiten van het Nederlandsch-Belgisch handelsverdrag, waarbij de Nederlandsche onderhandelaar nota bene voor vier millioen gulden triplex aan België wilde gaan leveren, welke levering - gezien de groote schaarschte aan triplex-hout •- voor ons land de nadeèïigste gevolgen zou hebben gehad. En dit geval staat niet op zich zelf, Br zijn herhaaldelijk fouten gemaakt bij *het aankoopen van hout, alsook van tabak, papier, deuren, enz.
Pet is daarom van het allergrootste belang, dat het bedrijfsleven bev.ijd wordt van de knellende boeien, waarin de Staat het heeft geslagen met zijn dusgenoemde geleide economie.
Van Regeeringsw^ege wordt menigmaal aangedrongen op verhoog'ng der arbeidsproductie, daarbij vooral het oog hebbend op de arbeiders. De Regeering verlieze echter hierbij niet uit het oog, dat de door haar voorgestane geleide economie de productie in geen geringe mate remt. In een rede, welke prof. mr. Josephus Jitta onlangs te ApeMoom hield over het reactionaire karakter der tegenwoordige ordening, zei deze hoogleeraar dienaangaande het volgende:
„Vrijwel alle plannen tot ordening komen neer op beperking van de productie en den handel. Dat kan de Overheid met haar machtsmiddelen altijd wel bewerken. Uitbreiding van productie, vermeerdering van het verkeer, prijsverlaging, bereikt zij bijna nooit".
Voor een goede functionneering van het bedrijfsleven moet daarom met de ordening van Overheidswege als systeem finaal gebroken worden, opdat het particulier initiatief weer in staat gesteld worde de productie op te voeren. Het Amerikaansche volk heeft er onlangs bij de verkiezingen blijk van gegeven, dat het van al dat georden en van die z.g. geleide economie verlost wil worden. Het is te hopen, dat ook ons volk de oogen meer en meer zullen open gaan, dat met de door den Staat geleide economie gebroken moet worden. Reeds zijn vele oogen daarvoor open gegaan. Het kookt en gist in de kringen van het bedrijfsleven en van den middenstand. Dat blijkt o.a. wel zeer duidelijk uit de stemmen, die vallen te beluisteren in , , De Bedrijfspost", het orgaan van de Federatie van Nederlandsche Bedrijven ter bestrijding van de Economische Dictatuur en bevordering van het particulier initiatief, welke federatie reeds meer dan 10.000 ondernemers omvat. Daarin beluisteren, wij hetzelfde, waai^oor onzerzijds reeds vóór den oorlog, toen de Regeeringspartijen en die der Vrijzinnig-democraten en Sociaal-democraten zich vurige voorstanders van de ordening van het bedrijfsleven toonden, een lans gebroken werd. Toen waren wij vrijwel de een^'gen, die voor de vrijheid in het bedrijfsleven zijn opgekomen. De ervaringen, welke men nu reeds in enkele jaren met ordeningsmaatregelen heeft opgedaan, hebben óns volkomen in het gelijk gesteld. Personen, die overigens tegen een zekere Overheidsbemoeiing in abnormale tijden geen enkel bezwaar hebben, komen echter nu met kracht op tegen een steeds knellender aanhalen van de boeien, waarin het bedrijfsleven van Overheidswege is. geslagen. Zij vragen zich af, of deze economische dictatuur op zekeren dag niet zal worden uitgebreid over het geheele maatschappelijke en geestelijke terrein.
Met allen aandrang bepleit ik dan bij den Minister om met het stelsel der geleide economie, zij het geleidelijk» te breken. Dit zal hem in staat stellen het aantal bureaux en het leger van ambtenaren sterk in te kr'mpen. Daardoor zal aan a'Ierlei corruptie en aan allerlei andere misstanden eon ei'nde worden gemaakt.
Ik heb hierbij ook het oog op de vakgroepen, welke onder het Duitsche bewind van hoogerhand zijn opgelegd. De middenstand komt daartegen sterk in verzet, gelijk wel blijkt uit het feit, dat men in de kringen van de .zoo juist door mij genoemde Federatie van Nederlandsche Bedrijven reeds spreekt van de , , Communistische Dictatuur" en dat men het besluit nam om met ingang van 1 Januari 1947 geen oontributie meer aan de vakgroepen te betalen.
In Christelijke ondernemerskringen heeft men eveneens den strijd aangebonden tegen de verplichte aansluiting bij de z.g. organisatie-Woltersom, , welke vit den bezettingstijd stamt, en waarvan de Minister te kennen geeft in de Memorie van Antwoord dat hij deze niet wil opheffen.
Zoo werd onlangs op een te Utrecht gehouden vergadering van de besturen van een tiental Cbristpïiiko organisaties vastgesteld, dat de uit den bezettingstijd dateerende dwanï? organisat»e op het terrein van den detailhandel en het ambacht de juiste verhoudinö tusschen' maatschappij en Overheid en het eigen karakter van beide levenskringen miskent en daarom niet langer mag worden gehandhaafd.
De Minister make aan deze dwangorganisatie, waartegen uit alle kringen van bedrijf en middenstand zulk een krachtige oppositie wordt gevoerd, toch een einde en geve aan de bedrijven de zoozeer begeerde vrijheid. Behalve de uitgeoefende dwang, welke besliste afkeuring verdient, Ijestaat tegen deze vakgroepen ook noff dit bezwaar, dat de bedrijven en de middenstand, die toch reeds onder zulke zware lasten en belastingen gebukt gaan, er nog zwaarder belast wlorden, doordat zij contributie op contributie moeten betalen. Obk uit dit oogpunt dus behoort tot afschaffing van deze vaköroepen en onder-vakgroepen, welke onder Duitsch bewind van bovenaf onder dwang zijn opgelegd, te wortden overgegaan.
Tot een ander punt overgaamde, wil ik thans enkele opmerkingen maken naar aanleiding van de Vestigingswet Kleinbedrijf.
Deze wet en het daarbij behoorende Besluit Aljlemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf 1941 maken het velen onmogelijk om zich als zelfstandig ondernemer te vestigen. Ja, het komt zelfs voor, dat menschen, die voorheen reeds een bedrijf of zaak gehad hebben, daarvan wiorden uitgesloten. Zoo werd ons onlangs een geval bekend van iemand, die vanaf zijn 14de jaar in het drukkersvak was werkzaam geweest en in den Haag een eigen drukkerij heeft gehad. Deze drukkerij lag echter in het beruchte spergebied, zoodat hij daar weg moest. De man zelf was militair geweest, en moest in krijgsgevangenschap, zoodat hij zijn drukkerij verkocht heeft. Nu hij echter weer een drukkerij wil en daartoe 'n bestaand bedrijf kon overnemen, werd hem dit door de vakgroep geweigerd, omdat hij geen patroonsdiploma bezit. Daarentegen mag de vrouw van den overleden voormaligen eigenaar der drukkerij het bedrijf wel voortzetten, zonder diploma en zionder vakkennis, Dit is toch wel een zeer ergerlijk gei val. Deze man, dien ik m dit geval schromelijk achteruitgezet zie, i, ruim 26 jaar m het drukkersva!, werkzaam geweest, als werknemei ^"^^^ patroon. Hij hoeft ook het wet. telijke diploma Algemeene Handels, kennis, maar desmiettemin wordt he' hem, - dde ., , bmten eiger toedoen louter vanwege de oorlogsomstan' digheden zijn eigen bedrijf kwijt|e» raakt is, onmogelijk gemaakt om eet bestaand bedrijf over te nemen ew daar opnieuw te beginnen, Had*dez» man niet in het spergebied gewoonw en h? d hij voor zijn vaderland niet ij krijgsgevangenschap behoeven ti •faan, dan bad hij zijn drukkerij be honden en had niemand hem iets ii den weg kunnen leggen. Nu echtei wordt hij wegens zoogenaamde on bekwaamheid uitgesloten, terwij opn vronw. rl^g '-idpr''a-^d ZP^^ ii bekwaamheid mist om een drukker! te leiden wel vergunning heeft on net bedrijf voort te zetten.
Ik wil 't in dit geval «deze vronw oi geen enkele wijze iftoeilijk maken; i! wil alleen wijzen op de tegenstellmi d'e hier bestaat met den persoon dien ik hier op het oog heb. Zulk eei toestand moet toch noodzakelijk to T Ut t u j j ^ 1 e recht stelt deze man de vraag o egeningen van de zpo ooggeprezen democrat!r j.. j ..1 .1 . zijn en of d, t nu de vrijheid is, waa, voor hij met zoovele anderen heer j.. j ..1 .1 . zijn en of d, t nu de vrijheid is, waa, voor hij met zoovele anderen hee, ' t, moeten vechten. Over de behandeling, welke hem t de verschillende bureaux te beui 11 • - j. j 1 • 4. •' gevallen is, uit deze man ai niet mm* der bittere klachten. Eerst richtte l^f zich tot het Departement, afd. Midi 1 + j 1 XT 1 1 M denstannszsken, JNs zes w.ksv kvèm hij een briefje van 2 regels waari| stond; wendt u eens tot de JVame | van Koophandel, Daar gekomei | moest hij e^rst trap op en trap rf waar hem dan door een klerkje tofj^^oiror., ^, ri iverd: wend u eens tot lm , r 1 Vakgroep. Mijnheer de Voorzitter! Het behoc toch niet te verwonderen, dat de: en dergelijke menschen, die in sooi gelijke omstandigheden verkeere ren vergelijking gaan maken _met h nationaal-socialisme en bolsjewïsn en, ziende op de ver doorgevoen Staatsbemoeiing, tot de conclusi komen, dat zij van de eene dictatui flagranten n zijn. is toch u met onbillijk hetgeen n ook de Minister in in de M morie van Antwoord opmerkt, wa Zijne Excellentie zegt;
De ondergeteekende stelt er ec ter prijs op te verklaren, dat aanzien van aanvragen om ves gingsvergunningen, inge? diend do geëvacueerden en andere oorloi slachtoffers, een zoo ruim moj lijk standpunt wordt ingenomen dat getracht wordt, deze person zooveel mogelijk te helpen.
Met het oog op deze verklaring vi den Minister zou ik Zijne Excellen willen verzoeken om in het betri fende geval te willen bewerken, c eze man de gewenschte vergunni alsnog verkrijgt. Gaarne ben ik l reid den Minister naam en adres der bekend te maken.
Ook bij andere vakken worden o\ de , , welke als 'voorwaarden gesteld w( en om zich als zelfstandig werker lunnen vestigen, ernstige klachten 'euit. Rijwielherstellers woidt bijv, éisch gesteld, dat zij tevens een [[ploma als motorhersteller moeten nebben, boewei dit bij het garageberijf thuisbehoort. Brandstoffenhanelaars^ moeten schattingen en bere-: eningen kunmen maken omtrent inloud van Rijnaken, enz, , waarmede ijigetwijfeld de kleinere brandstof-'handelaren nimmer iets te maken en] hebben, Van bloemenhandelaren vrordt verlangdi. dat zij de namen van jje bloemen im 't iatijn kunnen cpre : en en schrijven, «fschoon in den landel de gewone Nederlandsche na. aen gebezigd worden. Zelfs moeten ; ij oo^ nog verstand hebben van aariewerk en glas, terwijl zij de bloefien per bos verhandelen. Ook bi) de lakkers worden allerlei overdreven iischen gesteld. Men moet velerlei ormules kennen, die men na korten ijd weer vergeten is, en zoo zou ik loor kunnen gaan. Niet minder is het sen bron van ergernis, dat iemand, lie zelfstandig beginnen wil, eerst jen werkplaats o! winkel Hier heeft men j^^^ ^^ paarden achter den wagen [espannen. Redelijk zou het toch zijn, 1^^ iemand eerst een vergunning vordt verleend en dat hij dan pas ^^ j^et huren van een pand overgaat. jj^ jg ^QQj. jjjjj genoemde voorbeellen, welke met vele andere zouden e vermeerderen zijn, blijkt wel vol-}og„|^e_ dat de huidige vestigingsei-.gjien een bron van ergernis en onevredenheid zijn. Zij dooden het paricuHere initiatief; zij verlammen de ; nergie; zij beknottende persoonlijke rijheid in die vakken, waar zulke ooge eischen geenszins noodig zijn, ^^ '^^^ ^^ ^^^ °°^ ^^' ^^^ Minister op gg, , jj.; , j-, ggjj ojjj j^j dezen ren a'i^e^en koers te gaan volgen en waar dit niet feeslist vereiscfat wordt, bijv. uit het oipmd van de volksgezondheid, de gstigingseischen belangrijk lafJer te tellen of te laten vervallen. Vooral ^^^^ huren en dan pas een aanvraag xm een vergunning voor vestiging nag indienen. Wordt dit verzoek af-Jewezen, dan zit de betrokketie met ïet gehiAirde pand. platteland ou 'dit van groote beteekenis zijn. )aar toch komt het veelvuldig voor, at twee of meer ambachten m één ; elfden persoon vereenigd zijn. Zoo noet een hoefsmid daar ook fungeeen als kachelsmid en landbouwsmid, iraarbij dam voor eiken tak van amlacht een diploma vereischt wordt. )m zulke diploma's te verwerven, moet do betrokkene menigmaal gelurende drie jaren lang driemaal in Ie wes.--^roote afstanden afleggen, letgeen Dovendien met groote kosen gepaard gaat, lok s mij een geval bekend van een childer op het platteland, die 22 jaar n 't bedrijf van zijn vader heeft gt> verkt en die nu dit bedrijf w') OVCTlemen. Het feit echter, dat hij twee a-ren te laat geboren is, maakte hem !it onmogelijk. Was hij namelijk in 907 geboren, dan had hij zonder diilama zijn vader kunnen opvolgen, naar nu hij in 1909 geboren is, mocht iit niet. Deze man is een zeer goed akman, hij heeft met 14 schildersnechis gewerkt, neemt zelf ook k^erk aan, doch hij heeft een gebrek, iij is nl, erg doof, zoodat het voor" lem uiterst bezwaarlijk is om cur-^^^^'^ te volgen en een diploma te erwerven. Gaat het nu aan om zoo smand te weigeren het bedrijf uit te efenen van zijn vader, die reeds 45 lar lang dit schildersbedrijf heeft itgeoefend? Mijnheer de Voorzitter! In dit verband wil ik den Minister nog wijzen op het geval van iemand, die bittere ervaringen met de vakgroep heeft opgedaan, ook met betrekking tot het weigeren van een vergunning. Het betreft een vischgroothandel te Enkhuizen welke daar sedert 1931 bestaat. , 0p initiatief van den eigenaar dezer zaak werd in 1937 voor het eerst via den vischafslag nest in den handel gebracht. Steeds was hij hiervan de allervoornaamste ko'oper. Hij kocht nl. voor 56 pet. van den totalen aanvoer. Afzetgebied moest door hem worden gezocht en werd door hem ook gevonden. In den bezettingstijd werd hij er echter uitgewerkt en ook na de bevrijding wei^ het hem onmogelijk gemaakt om nest te koopen. Toen toch na de bevrijding deze man in de gelegenheid was om klanten te krijgen en nest te verkoopen, wendde hij zich tot den vischafslag. Daar werd hem door een ambtenaar gezegd, dat men zich eerst in verbinc^ir.: ^ moest stellen met den Haag, voordat men hem nest mocht leveren. Toen de ambtenaar van den vischafslag dit had gedaan, werd van het bureau uit denr Haag gezegd, dat de oude relaties voorgingen en dat waren juist zijn klanten en hij zelf. Nochtans werd hem geen nest geleverd.
Dezelfde persoon deed nog een andere bittere ervaring op met de vakgroep. Hij wilde nl. een vischrookerij beginnen. Een plaatselijke vergunrdng, daartoe werd verkregen en een rookerij werd ingericht, welke aan alle eischen van Hinderwet en Warenwet vo'ldeed. Toen het echter zoover was, werd de rookvergunning n 1942 door de B.V.P. geweigerd. In 1944 en na de bevrijding in 1945 kon evenmin een vergunning verkregen worden, waarbij als reden van weigering werd opgegeven, dat er te Enkhuizen reeds genoeg rookerijen waren.
Een ander echter, die vóór den oorlog daar ter plaatse evenmin een rookerij had, kreeg in 1943 wel een vergunning.
Dergelijke gevallen getuigen van groote onbillijkheid en leiden te recht tot allerlei klachten over corruptie en vriendjespolitiek, te meer daar in de commissies, d'e de beslissing in handen hebben, concurrenten zitten. De Minister neme daarom maatregelen, welk er toe leiden, dat in die commissies de concurrenten niet de overhand hebben.
Mijnheer de Voorzitter! Een ander onderwerp, hetwelk in de stukken [er sprake is gebracht, betreft de verhoudingen tusschen groot-en kleinwinkelbedlrijf.
Het komt meermalen voor, dat die verhoudingen zeer ongunstig zijn, .'.Ipordat met name de kleine zelfstand'ge winkeliers zulk een geduchte concurrentie van de groote winkelbedrijven te verduren hebben, dat ze daardoor in hun bestaan ernstig worden getoffen. Dit komt eensdeels, doordat het grootwinkelbedrijf veel lagere inkoopsprijzen betaalt. Dit gaat soms zoover, wanneer deze bedrijven hun waren tegen de inkoopsprijzen van den kleinen winkelier Verkoopen, zij nog een behoorlijke winst behalen.
Ten andere werd na de bevrijding, met goedkeuring der Regeering, als basis voor de bevoorrading aangenomen hetgeen in 1939 werd verkocht, waardoor de grootwinkelbedrijven sterk bevoorrecht werden. De cnijvere kleine middenstanders daarentegen trokken hierbij aan het kortste einde. Zij konden de klanten, die zij in den bezettingstijd tot zich getrokken hadden, niet meer bedienen. Ook is het voorgekomen, dat grootwinkslbedrijven tot verlaging der prijzen overgingen, waardoor, evenals vóói den oorlog, de prijsstrijd ontketend werd.
Daar komt nog bij, dat in soraniige gemeenten, waar een grootwinkelbedrijf bestaat, door dit bedrijf de koppelverkoop is ingevoerd. Ik vernam van z'ilk een geval uit een gemeente in da provincie Friesland, waar de kruideniers, behalve kruideniers-, ook textielwaren verkoopen. Het daar gevestigde grootwinkelbedrijf ging er nu toe over om bij aankoop van textielgoederen den eisch te stellen, dat ook de kruidènierswaren bij dit bedrijf moesten worden betrokken. Het gevolg was, dat de kleine winkeliers, die slechts weinig textielgoederen toe gewezen krijgen, hun klanten naar het grootwinkelbedrijf zagen trekken, waar men dan textiel-en kruidenierswaren kocht. Het publiek zelf sprak er schande van, doch wegens het nijpend gebrek aan textiel moesten de menschen wel.
Ik zou den Minister willen vragen, of e*en dergelijke koppelverkoop wel geoorloofd is, en of hier geen sprake is van ongeoorloofde concurrentie.
De Minister zegt in de Memorie van Antwoord, dat, indien zich uitwassen voordoen, maatregelen zullen genomen worden om , ongeoorloofde concurrentie van het grootbedrijf tegen te gaan. Ik beveel daarom het geval, hetwelk ik den Minister onder de aandacht bracht en waarvan ik bereid ben hem nadere inlichtingen te verstrekken, ter onderzoek aan. Het gaat hier toch om een klasse van nijvere middenstanders, die de geheele week van den vroegen morgen tot den laten avond hard moeten werken om ^in het onderhoud van hun dikwijls groote gezinnen te voorzien. De Regeering stelle toch alles in het werk om deze kleine zelfstandige middenstanders te beschermen tegen alle ongeoorloofde en oneerlijke concurrentie.
In dit verband zou ik den Minister ook willen vragen of hij bereid is om kleine zakenlieden, onder de noodige voorwaarden, een krediet tegen lage rente te verschaffen. Ook op dit terrein bestaan in dezen tijd van schaarschte groote misstanden. Mij zijn bv. gevallen bekend van kleine manufacturiers, die in moeilijke omstandigheden verkeeren en gaarne een krediet tegen lage ente zouden willen hebben. Zij kunen dit wel krijgen van hun grootandelaar of grossier, maar tegen ezwarende voorwaarden. Zij moeten dan nl. een geheim contract sluien, waarbij zij zich voor den tijd van 15 jaar moeten verbinden. Dan krijen zij wol of sajet tot bedragen van 500 a f 1000. r zijn er echter onder deze menchen, die er voor bedanken om zulk een geheim contractbuiten de distributie om te sluiten en die daai-om gaarne van het Rijk een krediet tegen een lagen rentevoet zouden willen hebben. Uit de Memorie van Antwoord blijkt, dat het mogelijk is om aan kleine manufacturiers, kruideniers en andere kleine middenstanders een bescheiden krediet te verschaffen, voor zoover hun bedrijf levensvatbaar is, doch ik vond daarbij omtrent den rentevoet niets vermeld.
Ik zou daarom bij den Minister er op illen aandringen om te bevorderen, at dergelijke kredieten tegen een lage rente worden verschaft.
Mijnheer de Voorzitter! Ten aanzien van de maatregelen, welke genomen zijn en worden met het oog op de prijsbeheersclyng, zou ik willen opmerken, dat de prijsverhooging, welke door de Regeering is ingevoerd ten aanzien van de voornaamste levensbehoeften, zooals boter, melk, aardappelen en nu weer het brood, daarmede wel in flagrante tegenspraak is. Maar al te zeer zijn door die maatregelen de middenstanders n een zeer kwaad daglicht gesteld. at er onder hen zijn, die zich aan ngeoorloofde prijsopdrijving hebben schuldig gemaakt, woidt door mij iet betwist, doch het gaat niet aan m te generaliseeren en op den midenstand in zijn geheel een smet te erpen. Het is toch over het algemeen niet de schuld van den middenstand, dat de prijzen van vele artikelen zoo hoog zijn. De middenstanders toch zijn gebonden aan de prijzen van den producent, die zijn kosten ook geweldig zag stijgen. Bovendien kan de winkelier toch niet voor al de artikelen zelf gaan uitmaken f de fabrikant hem daarvoor een te oogen prijs laat betalen, In de meeste gevallen zal de winkelier te goeder trouw aannemen, dat de fabrikant of groothandelaar tegen een officieel goedgekeurden prijs aanbiedt. Is dit niet zoo, dan gaat het toch niet aan om de winkeliers daarvoor aansprakelijk te stellen en hen wegens prijsopdrijving te vervolgen.
Te recht worden daartegen dan ook uit de kringen van den middenstand ernstige bezwaren ingebracht. En dit des te meer, omdat wegens de goe- ^derenschaarschte de kosten zooveel te zwaarder op den verkleinden omzet drukken, zoodat het inkomen van de winkeliers aanmerkelijk wordt gedrukt. Ook hiermede' behoort rekening gehouden te worden en dat 'doet de prijsbeheersching, die zich op een normalen toestand baseert, niet.
Het is zeer (? oed te verklaren, dat daartegen de middenstand in verzet komt. Ik wil hierbij echter tevens aandringen op het nemen van maatregelen, welke tot de zoo noodige prijsverlaging kunnen leiden, als ook, dat er meer textielgoe'deren beschikbaar zullen worden gesteld.
Mijnheer de Voorzitter! Ten slotte wil ik mijn teleurstelling uitspreken over 't antwoord, hetwelk de Minister geeft op de vraag in het Voorloopig Verslag om de winstmarge voor de boterompakkers te verhoogen. De Minister deelt toch in de Memorie van Antwoord dienaangaande, in overleg met zijn ambtgenoot van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening, mede, dat deze winstmarge wel is waar laag is, doch dat deze onder de huidige omstandigheden niet voor verhooging in aanmerking kan komen. Naar aanleiding van dit antwoord van den Minister zou ik willen vragen of Zijne Excellentie wel weet hoe gering de bruto-winstmarge is. Volgens mij verstrekte inlichting bedraagt deze slechts 5 cent per kg en van die 5 cent moeten dan nog allerlei onkosten af, zoodat er geen cent winst overblijft, ja, dat er verlies geleden wordt. Om in het leven te blijven, moeten die menschen tot practijken overgaan, die zij in hun hart verfoeien. Ik zou daarom den Minister willen verzoeken om alsnog tot verhooging van de winstmarge voor de boterompakkers over te gaan, opdat deze menschen op eerlijke wijze in hun onderhoud zullen kunnen voorzien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1947
De Banier | 8 Pagina's