Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de Kinderen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

Beste jongens en meisjes, Terwijl ik dit begin te schrijven, heb ik nog geen bnefjes van jullie ontvangen. Dat kan ook niet, want met het oog op de werkzaamheden in de drukkerij, moet ik er voor zorgen, (dat mijn stuk vroegtijdig daar ter plaatse is. Zoodoende kan ik dus ook nog geen antwoord op jullie brieven geven, maar julLe moet je er maar mede troosten, dat dit wel in orde komt. Het spreekwoord zegt: „Alle begin is moeilijk" en dat geldt ook hier. Nog even geduld dus en dan zal - indien de Heere het geeft want wij allen zijn sterfelijke menschen - de correspondenLe een aanvang nemen.

Tjonge, jonge, jonge, wat zal Oom Koos dan een werk aan zijn winkel krijgen! Konden julLe er dan ook nog maar wat anthraciet bij instoppen, want het is hier bij mij op het oogenblik erg schaarsch met de brandstof. Ik stook nu hout, maar dat wil niet erg en als ik dan met mijn pook er op afstap en het deksel van de kachel oplicht, dan slaat er een rook en een damp uit, dat het meer dan bar is. Dan moet het raam er de deur open, maar je begrijpt, dat de warmte die er is, er dan zoo weer heelemaal uitgaat. En dan zit oom Koos In de kou en moet hij in de kou jullie briefjes gaan openen en lezen en beantwoorden.

Maar ik heb het voor jullie over, hoor. We zullen hopen, dat spoedig de kou weer plaats gaat maken voor wat zachter weer. Maar ook dat is in 's Heeren hand. Hij toch, Die de Schepper en Onderhouder aller dingen is, bestuurt ook dit alles. Zomer en winter, ijs, sneeuw en hagel; regen en zonneschijn, ze komen en gaan wanneer Hij 't gebiedt en overeenkomstig de natuurwetten, welke Hij Zelf heeft ingesteld.

Komt, vrienden en vriendinnen, neven en nichten, ik zal mij voor ditmaal hierbij eens bepalen, wanneer ik jullie een raadsel ga opgeven. Het luidt als volgt:

RAADSEL.

In welke bijbelteksten komen de volgende woorden voor: Winter, zomer, ijs, sneeuw, hagel, regen damp.

Bij dit ééne raadsel zal ik het laten, want ik denk, dat jullie daar werk genoeg mede zult hebben, wanneer ge tenminste geheel alleen, dus zonder hulp van anderen, de oplossingen gaat zoeken. Er zijn er onder d.e woorden welke wel 13 tot 50 maal in den Bijbel voorkomen, doch ik verlang van jullie niet om alle Bijbelteksten op te zoeken. Ik ben al tevreden wanneer je voor elk woord 2 teksten kunt noemen.

Jullie moet eerst vermelden het bijbelboek, dan de nummers van hoofdstuk en tekst, daarachter hoe de tekst luidt: Dat worden dus totaal 14 teksten, die ik van jullie verlang. En nu gaan we over tot het beloofde verhaal:

De bewarende hand gods

II

Ergens in een dorp in ons land woonde verscheidene jaren geleden een nog jonge vischhandelaar, dien wij Gijs zullen noemen. Gewoonlijk werd hij in de plaatsen waar hij kwam, Gijs de botboer genoemd. Hij woonde bij zim zuster j^n en samen bestonden zij van de opbrengst der door hem verkochte visch. Om die visch aan den man te brengen, moest hij er eiken aag op uit, door weer en wind en daarbij moest hij soms lange afstanden te voet afleggen. Zoo gebeurde het eens, dat hi) na eenige moeilijke dagen, vermoeid, doch goedsmoeds huiswaarts keerde, want hij had dien dag zijn visch vlug kwijt gekund en de opbrengst was hem zeer meegevallen.

Zooals reeds opgemerkt was Gijs in een goede stemmmg. En dat met uitsluitend, omdat hij ditmaal met een goed gevulde beurs kon huiswaarts keeren, doch omdat, daar nog heel wat anders, iets van veel grootere waarde, bijkwam. Gijs was namelijk iemand, die door den Heere was opgezocht en door Hem bekeerd was geworden. Vroeger was dat anders. Als jongeLng nam hij het zoo nauw niet met den godidienst. Wel gmg hij naar de kerk, maar dat deed hij al leen omdat vader en moeder dat zoo wilden. Maar Gijs was wat blij als de tijd aanbrak, dat dominee het Amen uitsprak. Dan was hij een der eersten, die het kerkgebouw verlaten had en dan g ng hij gauw zijn makkers opzoeken, om afspraken te maken voor 's middags na het eten. Nu eens ging hij dan met hen — natuurlijk zonder dat zijn ouders er iets van af wisten — naar 't voetbalveld toe om te kijken naar de wedstrijden, welke daar gehouden werden. Een andere keer namen zijn vrien. den hem mede naar heel andere plaatsen der ijdelheid, waarop we maar niet verder zullen ingaan. Kortom, Gijs diende in het geheim de wereld. Een droevige toestand, vinden jullie niet? En toch is elk menschenhart van nature zoo aangelegd als dat van Gijs. Het is een oorrecht, indien we voor het uitreken der zonde bewaard mogen orden, maar in ieders hart liggen de zaden van allerlei boosheid verorgen. Daarom moet er met een ensch wat gebeuren, zal het wel zijn voor de eeuwigheid. Hij moet an een nieuw hart ontvangen. enk er om, geen ander hart, ant van iemand, die een ander hart ntvangt, kan nog n et gezegd woren, dat hij straks bij het sterven 'n oede ruil zal doen en den hemel al binnengaan. Denk maar eens aan oning Saul, van wien in de Heilige chrift vermeld v/ordt, dat hij een nder hart ontving en toch is het met em allerdroevlrtst afgeloopen. Neen een ander hai doch een nieuw hart n noodzakelijk. Dit nu had met Gijs laats gehad, gelijk we op goede ronden mogen aannemen. Wat een mmekeer had dat in Gijs' leven te eeggebracht. Wat hem voorheen ot een last was, was hem nu tot een ust geworden. Uren liep hij nu soms m een leeraar te kunnen beluisteen, van wien hii vernomen had, dat eze de zuivere oude waarheid racht. Wat genoot hij dan men'gaal onder de prediking. Ja, dan ebeurde het meel-malen, dat hij heee tranen schreide bij het denken aan ijn vroeger leven. En wat een liefde roeg hij nu Gods volk toe. Vroeger penbaarde hij dikwijls pure vijandchap wanneer de een of andere odvreezende hem wees op de noodzakelijkheid om bekeerd te worden. Dan maakte hij zich er van af met te zeggen: Het zal zoo'n vaart niet loopen. Ik ben nog jong en als het zoo ver is, dan zal xk wel weer zien. O, wat een smart gevoelde Gijs bij tijden en oogenblikken nog over deze en dergelijke uitlatingen. Nu zocht hij Gods volk op en luisterde hij met alle aandacht naar de gesprekken, die gevoerd werden over de wegen des Heeren. Nu ondervond hij de waarheid van wat de godzalige ds, Groenewegen eens dichtte:

Zoete banden, die mij binden aan het lieve volk van God,

Hoevele genoeglijke uren mocht hij nu op de gezelschappen doorbrengen, Uikwert mocht tiij daar een zegen ontvangen, zoo bijvoorbeeld, wanneer het daar gehoorde in hem het sterke verlangen opwekte om te mogen wassen en toenemen in de kennis en in de genade van den Heere Jezus, Dan werd het bij hem een bxdden en smeeken aan den troon der genade om in dat groote heil te mogen deeien. En zulks geschiedde op 's Heeren tijd ook. Natuurlijk niet op de wijze zooals Gijs zich dit had voorgesteld, Gods wegen zijn toch zooveel hooger dan onze wegen en de Heere weet precies hoe hij elk van Zijn kindren leiden moet. Doch dit kan in het algemeen wel gezegd worden, dat het langs den weg gaat van afbreken, zoodat er op het laatst geen uitizicht op redding meer bestaat en de vraag in de ziel geboren wordt: Is er voor mij nog een weg om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen? Maar dan, als de nood het hoogst is, dan komt de Heere over, gelijk Gijs dat ook ondervinden mocht. Wat 'n zalig leven brak er toen voor hem aan. Wat een innige gemeenschap mocht hij toen met den Heere beoefenen. In het kle.nste zag hij de grootheid en de goetdheid Gods. In zoo'n toestand bevond Gijs zich toen hij bij het vallen van den avond zich bevond op den eenzamen weg, welke hij bewandelen moest om zijn woning te bereiken. Neen, Gijs roemde niet in eigen kracht en .n eigen koopmansinzicht waardoor hij thans met zulk een goedgevulde beurs mocht huiswaarts gaan. Zoo is de mensch van nature wel. Dan zegt hij: Dat heb ik gedaan, dat zal ik eens op knappen of zoo er meerderen van zulken bij zijn, dat zullen wij hem eens leveren, daar zullen wij voor zorgen.

Kortom, dan is „ik" op den troon, dan heeft de , , mensch" het hoogste woord, gelijk dat ook het geval was bij velen in Israël, die, wanneer het hun voor den wind ging, uitriepen: M ij n e hand heeft mii dit vermogen verkfegen.

Doch bij Gijs was dit, zooals gezegd, door genade op dat oogenblik anders. Gijs weid van het m ndere tot het meerdere, van de gave tot den Gever van alle goede dingen opgeleid en hij was zco ruim voor zijn hart gesteld, dat het in zijn ziel ruischte;

Uw goedheid Heer' is hemelhoog, Uw waarheid tot den wolkenbocg, Uw recht is als Gods bergen. Uw oordeel grondloos. Gij behoedt En zegent mensch en beest en doet Uw hulp nooit vruchtloos vergen.

En hiermede, jongens en meisjes, zie ik mij genoodzaakt om af te breken. Ik weet, dat dit tegen mijn belofte ingaat. Ik had beloofd om het verhaal thans in zijn geheel te zullen geven, Ik had mij daartoe voorgenomen om mij zoo beknopt mogeli'k te houden. Dit is mij echter niet gelukt. Vergeef mij dit voor deze keer.

> e volgende maal zullen we vertellen wat Gijs op dezen eem men weg ervoer. En nu, in gedachten allen een ste ge handdruk van

OOM KOOS

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1947

De Banier | 8 Pagina's

Voor de Kinderen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1947

De Banier | 8 Pagina's