BRIEF * uit Zeeland
XV.
De vraag of het , kleinbedrijf recht van bestaan heeft komt in Zeeland, alhoewel niet in alle deelen even sterk, toch menigmaal naar voren. Reeds voor de bezetting waren er vele kleine bedrijven welke slechts met moeite te handhaven waren, en waarvan de bezitter of gebruiker, slechts met groote inspanning een mogelijkheid vond om een bestaan te vinden en zich en de zijnen te onderhouden.
Vóór de bezetting werd voor de kleine landbouwers en ook wel voor de meer kleine-veebedrijven steun verleend.
Die steun was noodig, omdat de betrokkenen meestal niet meer in staat waren nog werk bij anderen te vinden, en daardoor hun inkomsten te verhoogen.
Tijdens de bezetting 'is die steun weggevallen, omdat er weer overvloedig mogelijkhei4 was bij anderen wat te verdienen, en ook andere oorzaken noopten niet meer als steuntrekkende bekend te zijn. Na de bevrijding is, voornamelijk in de zwaar geteisterde gebieden, er een overvloed van werkgelegenheid gekomen, zoodat de inkomsten kunnen worden aangevuld.
Het laat zich aanzien, dat' die toestand niet bestendigd blijft en dat straks zich weer de moeilijkheid zal voordoen, tenzij dat wat de landbouw betreft er een samenwerken komt tusschen groot-en klein-bedrijf waarin het een het ander steunt. Voornamelijk in den landbouw neemt de mechanisatie toe. Men kan dat betreuren of met blijdschap aanvaarden. Het feit ligt er, en het is niet denkbaar, dat daarin een verandering komt waardoor de mechanisatie zou worden verminderd. Zoodra het scheepvaartverkeer weer meer op peil komt en de vrachten daardoor weer gemakkelijker, en misschien ook goedkooper zullen kunnen worden vervoerd, zal ook de prijs van de wereldmarkt zijn iavloed doen gelden en zullen we, graag of niet graag, wel genoopt zijn om te zien naar een goedkoopere wijze van werken. Het is niet uitcesloten, ja bijna zeker, dat het dan niet de eerste vraag zal zijn hoeveel haal ik van een zekere oppervlak ie, maar op welke wijze verkrijg ik van die oppervlakte de grootste nettoopbrengst.
Zoolang de vraag maar is, hoe krijg ik het meeste van een bepaalde oppervlakte, zal de kleine landbouwer wel kunnen concurreeren met zijn collega welke een grootere oppervlakte ter beschikking heeft. Zoodra echter de noodzaak komt om zoo goedkoop mogelijk te produceeren, dan zal de kleinere niet zijn opgewassen tegen den grootere als die door mechanisatie zijn kosten kan drukken.
Nu kan men trachten om de kleine bedrijven te helpen door middel van het daaraan toewijzen van kippenen varkensteelt' het zich meer toeleggen op de veredeling van producten, 't is echter de vraag of daarmede die bedrijven voldoende zijn geholpen. Is er afzetgebied voor de eieren en voor het varkensvleesch? Maar al te versch ligt het nog in het geheugen dat er geen mogelijkheid was om spek af te zetten. Dat ejen zwaar varken een veel lageren prijs opbracht dan een lichter, ja dat er geen mogelijkheid was om het kwijt te raken. Zal de bacon-mestenj uitkomst kunnen geven? Te dien opzichte zijn we weer afhankelijk van de mogelijkheid tot uitvoer. Zoo is het ook met de veredelingsproducten, zooals beter zaaizaad, er moet een mogelijkheid zijn tot afzet. Zoo is het ook eventueel met tuinbouw of met ooftbouw, voor beide zijn we, niet geheel, maar toch gedeeltelijk aangewezen op uitvoer. Moeten we dan maar redeüeeren, die kleine bedrijven hebben geen recht meer van bestaan en moeten daarom maar verdwijnen? Die redeneering komt mij voor niet juist te zijn.
Reeds in het begin schreef ik dat er een mogelijkheid kan liggen in het samenwerken tusschen groot en kleinbedrijf.
Het laat zich aanzien dat het aantal landarbeiders zal afnemen. Door de mechanisatie zullen er minder , jioodig zijn. Het streven om buiten de landbouw te komen zal, ais er in de industrie werk komt, niet zijn tegen te gaan.
Nu kan men trachten door mechanisatie het met veel minder werkkrachten te doen, en kan daartoe genoodzaakt worden omdat anders niet meer met voordeel is te pfoduceeren, toch zal nooit voorkomen kunnen worden dat er tijden zijn waarin èn 't mechanisme èn de nóg beschikbare krachten tekort schieten. Zie, daar acht nu uw briefschrijver de mogelijkheid te liggen. De bezitter van het kleinbedrijf stelt zich met al zijn krachten, dan ter beschikking van de grootbedrijfbezitter en daar tegenover helpt de grootbedrijfbezitter de klein-bedrijfbezitter.
Daardoor kan ieder worden geholpen. De klein-bedrijfbezitter kan dan worden geholpen in den zwaren arbeid> hij kan worden geholpen bij dat wat hij met zijn krachten niet kan. Hij kan worden geholpen bij een bewerking van zijn grond op mechanische wijze welk© hij anders niet dan met zeer zware inspanning en opoffering van veel tijd kan v«rkrijgen. De groot-bedrijfbezitter kan in de bezitter van het kleinbedrijf een arbeidsreserve hebben die hem uitstekend te pas komt.
Uw schrijver ziet dus voor beiden de mogelijkheid, maaj", er zal een samenwerken moeten komen.
UW ZEEUWSCHE BRIEFSCHRIJVER
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1947
De Banier | 8 Pagina's