Wetsontwerp Noodvoorziening Ouden van Dagen
Rede van lr. van Dis
Zeer vele ouden van dagen leven in dezen duren tijd onder hoogst bezwarende omstandigheden. Vele artikelen zijn peperduur, hunne inkomsten daarentegen zijn zeer gering. Dit had tengevolge, dat er door niet weinigen hunner in deze barre tijden gebrek geleden werd. Ook hun dekking en kleeding is in vele gevallen niet zooals 't moest zijn-Ondergoed en beddegöed laten veel te wenschen over. Ook aan de bovenkleeding hapert veel, terwijl bovendien hun voedselvoorziening ook al zeer veel te wenschen overlaat. Dit is van zoo aigemeene bekendheid, dat wij er geen woord meer aan behoeven te wijden.
Het is dan ook te verstaan dat de Ministei, waar reeds jaren aaneen, ook door Ds. Kersten en Ds. Zandt op is aangedrongen, met een wetsvoorstel gekomen is om in-den hooggeklommen nood eenigermate te voorzien,
Dit wetsvoorstel heeft als zeer goede zijde, dat het element van verzekering er geheel en al in ontbreekt. Ook valt er in te priizen, dat van de gelden, die krachtens deze wet aan de ou^en van dagen zullen worden verstrekt, niet zal worden afnctrokkcn hetgeen van de diaconie of van de particuliere liefdadigheid ontvangen wordt. Het voorstel kreeg dan ook mede de steun van de afgevaardigden der S.G.P. Namens hen werd bij de behandeling van dit wetsontwerp het woord gevoerd door Ir. van Dis, die als volgt sprak: -
Mijnheer de Voorzitter! iiiijmieei ue vuui^itici. Onder degenen, die het in dezen zwaren tijd uiterst moeilijk hebben behooren wel in het bijzonder de "--- ouden van dagen, die van een klein inkomen moeten rondkomen. Vóór den oorlog hadden zeer velen hunner reeds 'n sober bestaan, doch thans, nu alles zooveel duurder geworden is, geldt dit in nog zooveel sterkere mate.. Maatregelen, welke dienen om het bestaan dezer menschen wat draaglijker te maken, verdienen dan ook onze volle aan' dacht en belangstelling. En aangezien het wetsontwerp, hetwelk de Kamer thans in behandeling heeft, een dergelijke maatregel voorstelt wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om het voorstel der Regeering aan een nadere beschouwing te onderwerpen en te toetsen aan 't standpunt, hetwelk onzerzijds met betrekking tot deze materie steeds is ingenomen,
Ik - wil beginnen met op te merken, dat wij ons nimmer verzet hebben tegen een goede verzorging van invaliden en ouden van dagen. Ja, sterker, wij zijn daar immer krachtige voorstanders van geweest. Ik weet, Mijnheer de Voorzitter, dat het niet de eerste maal is, dat dit door mij hier gezegd wordt. Dat ik dit thans bij vernieuwing doe, heeft echter zijn reden, Herhaaldelijk toch worden wij voorgesteld als lieden, die geen cent voor invaliden en ouden van dagen over heb ben. Voornamelijk van antirevolutionnaire zijde heeft men er een gewoonte van gemaakt om over ons 'n dergelijke voorstelling te geven. Nog onlangs werd dit gedaan door de „Nieuwe Drentsche Courant", waarin een artikel voorkwam over het wetsontwerp, hetwelk , , , , , , , t-.w, , thans te behandelen hebben. Dit artikel werd geschreven naar aanleiding van een pamflet van de Partij v. d-Arbeid, maar tevens kwam m dat artikel van het genoemde blad een opmerking voor aan het adres der Staat-^""^^'^ Gereformeerden, waarin gesuggereerd werd, als zou de btaatkunjjq Gereformeerde Partij, in tegensteljjj^g j^g^ ^^^ andere partijen, de eenigg ^ijn, die van verhooging der ouderdomsuitkeeringen niets willen weten, Ik zal 't betreffende artikel in het door mij genoemde orgaan verder laten rusten. Ik noemde 't slechts om te demonstreeren hetgeen door mij werd opgemerkt, dat namelijk vooral van antirevolutionnaire zijde de voorstelling wordt gegeven, dat de Staatkundig Gereformeerden zich van het lot van in-validen en oui z
aantrekken. Die voorstelling van zaken is echt^ door ea door onjuijj zij is in flagranten strijd met de waar heid. m v h
heid. Waar is, dat wij ons steeds tegen i dwangverzekeringswetgeving hebbei verzet. Wij deden dit vanaf 1919, toe . n deze wetgeving werd ingevoerd. Di verzet vond echter nooit zijn oorzaa daarin, dat wij een afwijzend stand punt innamen tegen een behoorlijls verzorging van invaliden en ouden vai dagen. Zulk een^standpunt hebben w nimmer ingenomen, nóch in, nóch bui ten de Kamer, en zulk een standpun nemen wij nog niet in,
Zooals opgemerkt, richtten zich onn bezwaren uitsluitend tegen de verzeke. ringswetgeving. Die bezwaren zijn van drieërlei aard Ten eerste van principieelen aard. omdat de verzekering wordt beschouw in strijd te zijn met het geloof in de Voorzienigheid Gods. Ten tweede zijn die bezwaren van. Staatsrechterlijken aard en hebben betrekking op den door de Overheid toegepasten dwang. Ten derde zijn deze bezwaren van economischen aard, omdat de verzekeringswetgeving op de bedrijven uiterst zware lasten legt. E de re K oo H O h N
Onzerzijds is daarom in de Kamer steeds opgekomen voor een geheel andere regeling, waarin met het principe der verzekering gebroken wordt; waarbij van dwang geen sprake is; waarbij de bedrijven zouden worden ontheven van de zwaardrukkende lasten: s o h N v v v
waarbij niet slechts de loontrekkende arbeiders, doch ook de groote categorie van kleine zelfstandiaen, die hetzij door ziekte, door invaliditeit of door ouderdom in moeilijke omstandigheden verkeeren, gebaat zouden zijn, en ten slotte h d
waarbij niet zulke schriele en karige uitkeerinqen plaats vinden als het geval was bij de verzekeringswetgeving, welke door de vroegere coalitiepartijen is tot stand gebracht.
Door dit op te merken, Miinheer d Voorzitter, meen ik geheel binnen de or»de te blijven, want ook in de gewis selde stukken bij dit wetsontwerp wordt de verzekering ter sprake gebracht.
Voordat ik hierop echter nader inga. wil ik met een naar uitspraken bevestigen, hetgeen door mij is qezead me* betrekkinq tot 't van Staatkundig Gereformeerde ziide ten deze steeds ingenomen standpunt.
Ik vestiq dan allereerst de aandacht op een rede van Ds Kersten, qehouden op 26 November 1935 bij de behandeHnq van de begrootinq van Sociale Zaken, waarin hij o.m. de volgende opmerkingen heeft gemaakt:
, , Laat ons terugkeeren tot het betamelijke dragen van de lasten der armen onder ons. Niet de bedrijven, maar de qemeenschap heeft zorg te draqen, dat in den nood der behoeftiaen worde voorzien".
En even verder: , , Indien iemand zou willen verwij' ten, dat door onze bestrijding van de verzekering de arbeiders aan honger worden prijsgegeven, wijzen wij hem beslist af. Integendeel, wij staan betere verzorging voor van degenen, die niet meer in hun behoeften kunnen voorzien dan met f 3 uit de verzekeringswetgeving; v/ij willen ook verpleging, zoo noodig in gestichten en ziekenhuizen, en wel kostelooze verpleging voor hen* die niet betalen kunnen. Maar wij willen daartoe komen langs geheel anderen weg, langs een weg, die onzes in- ziens beter is. Niet de bedrijven moeten met de financieele zorgen voor dat alles belast; die bedrijven hebben hun handen vol om een behoorlijk loon te betalen. De bovengenoemde organen dienen met de zorg belast".
; „^rr xirppr VPTAPT snrak ds Kerstenm lic""sta nog weer voor veraer verzorging spraK as van s\eii, izn. allen, die hulp behoeven. Ik zie zulk een verzorging in als noodzakelijk; ieder zal het moeten toestemmen, die niet wenscht zijn medeburgers ^nr, rinnfier nriis te öeven aan nuugei f^^j» !•*= gi^vcn.
Rnvendien zie ik deze verzorqinq üovenaieii zic ii^ ueze vei^uiymg noodzakelijk langs andere wegen te
geven". En uit hetgeen voorafgaat blijkt duideÜjk, dat ds. Kersten bij deze „andere wegen" naast de diaconale zorg der Kerk en de^particuhere liefdadigheid ook aan de Overheid een taak toekent, Hij zeide toch:
, .Ik wilde er alleen op wijzen, dat tot vervulling van den nood der nooddruftigen in het land Kerk en Overheid beide een taak hebben, in de vervulling waarvan zij elkander hebben te verstaan".
Ook ^ Ds, Zandt heeft in denzelfden geest gesproken, Nog onlangs bij de algem^eene be-schouwingen over de Rijksbegrooting op 13 November 1946 werd dit dooï door hem gedaan
Nadrukkelijk kwam mijn mede afgeaardigde bij deze gelegenheid ook op voor de kleine zelfstandigen, die het vaak heel zwaar te verantwoorden hebben, evenals de kleine p-atroons, , . , , . 1 1 1 . die wel de premies voor hun werklie-1 1, 11111 111. , .-den betaald hebben, doch die, toen zij zelf in de grootste verlegenheid en armoede terechtkwamen, nimmer ook maar één cent van de verzekeringswetgeving getrokken hebben. Ds. Zand' drong daarbij met allen aandrang er op aan, dat aan al deze en andere onrechtvaardigheden, welke het verzekeringssysteem in zich heeft, een einde
zal worden gemaakt. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb gemeend deze opmerkingen aan de bespreking van het ontwerp te moeten aten voorafgaan, ten eerste om Regeedat v.'ij, al wordt het verzekeringssysteem door ons afgev/ezen, niette-min voorstanders zijn van een behoorlijke verzorging van ouden van dagen invaliden en anderen, die hulp en steun behoeven^ 1 en tweede omdat lic zulks van groolr belang ^ ^ acht ^^ om ^ in staat ^^^^^ te ^^ zijn, ^, .^ a het ^^^ standpunt te bepalen, hetwelk wij tegenover het onderhavige wetsontwerp hebben in te nemen.
Daartoe thans overgaande, wil ik beqinnen met vast te stellen, dat dit wetsj ontwerp y ^„k„c-> o, J Met gebaseerd is op het stelsel der verzekering. Is dit voor het grootste deel der Kamer. ooral voor de antirevolutionnairen, e Christ._Historischen en Roomsch-Katholieken, gelijk uit de redevoerinqen van verscheidene afgevaardigden, die mij voorafgingen, duidelijk geble-ken is, een groote teleurstelling, voor ons is dit juist een reden om er sympathiek tegenover te staan.
Dat hier van geen verzekeringswet sprake is, blijkt wel uit verscheidene omstandigheden. Vooreerst komt niet iedereen voor een uitkeering in aanmerking, doch alleen degenen, die er ehoefte aan hebben, elke aanvrage —'^ ^ — ond.; .ncht .n h.nnr-deeld door een speciale commissie van onderzoek. Blijkt, dat de betrokkene betrokkeiie na verloop van tijd weer zonder uitkee-"ng kan rondkomen, dan. kan deze verminderd en zelfs ingetrokken worden. Voorts is bij deze wet van geenerlei dwang sprake. Ook wordt met andere inkomsten rekening gehouden, hetgeen bij de verzekering niet het geval i=. Daarhii wnrdt aesnroken van ^^' '^-i-'aaroi) worar gesproKen van ppn ""^^ recni, dat elke arbeider op een uitkeering heeft, onverschillig of hij er behoefte aan heeft of niet. Zij, die het verzekeringsstelsel voorstaan, achten daarom hetgeen in het wetsontwerp wordt aangeboden, vernederend voor den arbeider. Tegen zulk een standpunt moet ik nadrukkelijk opkomen. Het is in strijd met Gods Woord, volgens hetwelk het ontvangen van een uitkeering geenszins als een vernedering moet worden aangemerkt terwijl't verstrekken van daarin als een dure plicht wordt voor a qtsteld.
e Regeering moge dan ook haar standpunt biijven handhaven en niet toegeven aan den druk, welke op haar wordt uitgeoefend om haar standpunt, eergelegd in het onderhavige wetsontwcrD oriis te ocven
uiuweip, 2i| pup ie ycveji. breke \ oorgoca stelsel met der het verzekering ^ _ , ^ ^„^, , , ^, , ^^, _ , _ , ^^^ gevolgd, ook toe ten aanzien van allen die door invaliditeit, ziekte of ongevai „. j-v j i in moeilijke omstandigheden gekomen ~; ir,
Ik ben er echter nog niet zoo gerust , , r-. - i • i • «P-^at de Regeering m deze richting l^i„^^^^.^.°i^, „^^™°!i^ Z^!!-2°fl^}i 'Y\°^ dit wetsontwerp gewaagt toch in]5^ter '^^^; !f: ZTJ^IJ^I^'.JlhtZ}: '. er van, voornemen nestaat een ouderdomsver-^.^^er.ng in het leven te roepen. En in de Memorie van Antwoord zegt de Minister, dat het bekend is, dat de Regeering streeft naar een uitbreiding van de bestaande oudendagsvoorzie-nmg door middel van verplichte verze-, „.. „ „ bering terwijl Zijne Excell. tevens verwijst naar de considerans van het wetsontwerp, waarin met zooveel ^°°/^^" - ^"'^^ 9^^^9d. dat de voorge-«'elde voorloopige regehng getroffen lZtl\tl7^^'^--^^'' ^^-'°'''^'^^' ZTIMT.J^^'^''^"^ ^^^^ middel van voorziening ^oor middel van verplichte verzekering, ^^^^ uitlatingen van den Minister, ^^jj.^ j„^^ ^^^ geachten afgevaardig-^^ ^^^ ^^^^ gmeenk die vóór mij het woord voerde, werden toegejuicht wij-^^^ ^^ genoegzaam op, dat van een fii i i i . • • j | bleken met het principe der ver-1 • 1 •• 1 • zekering bij hem nog geenszins spra-|, .g jg_ - ^jj dringen er echter bij hem op aan, dat het daartoe moge komen. Wij zouden den Minister dan onzen steun kunnen geven, gelijk wij dit ook thans kunnen doen bij het onderhavige wetsontwerp, overtuigd als wij zijn van den grooten nood, die er heerscht, en waar het niet aangaat om de ouden van dagen aan honger en gebrek prijs
te geven. Wat den inhoud van het wetsontwerp betreft, heb ik echter ook nog wel enkele bedenkingen. Ik heb hierbü hr' ring tusschen de verschillende gemeenten. Ik betwijfel het of de levensstandaard in die gemeenten zoozeer verschilt, dat er zulke grootc verschillen ; „ je uitkeeringen mo"eten aangebrar ^„.den. Zoo krijgt bijv. een echtpaar ^ • j ^, f , j, 78 ^^^ per gemeente maand, uit daarentegen de eerste een klasse uit de vijfde klasse f 62. Dit is alzoo een verschil van f 16. Ik vraag mij af of dit verschil gemotiveerd is. 1 e meer acht , „ .-."'., de Kamer niet moaehik is zich een oor-"= ivamci mei niuyeuji^ib zien een ooi deel te vormen, doordat m het wetsontwerp niet wordt vermeld waarop de indeeling der verschillende gemeenten berust.
Deze indeeling moet toch volgens het het College van RiScsbemiddelaars in overleg met e Stichting van den Arbeid worde' g^egeld. Gaarne zou ik van den M; , "'^'^^ vernemen of door hem betref-^^^^f deze indeelmg reeds eenige r.< : h'!ijnen kunnen worden verstrekt,
^^^ •^°°'^'s ^e weduwen en weezen betreft, betreur ik het, dat dezen buiten het wetsontwerp vallen. Wanneer ^ij in dezelfde moeilijke omstandigheden verkeeren als de ouden van dagen. "°-'" ''' ""'• '°'^ ""^ '^^^^'^^^ ""'^^^ geholpen moeten worden,
Ten slotte, Mi)nheer de Voorzitter, wil «k als mijn eindoordeel uitspreken, dat ^, .^'^"7"^' ^^ T U ook beden-^^''^^^ ^^'^^^^ ^^^.' ^°'=^' ^f ^^^i. '^^^ ^oogen nood, waarin zoo vele duizen-„^" °"f" "'^^ dagen verkeeren, op T^^^TAV^'^'^^^^ l"^^' ^^^-^^ des te gemakkelnker valt ons j., „ .., . i • • i, - . „ u i 'i"' omdat hier m het geheel geen ver ^g^erinq en geen dwang bij betrokken ;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1947
De Banier | 8 Pagina's