Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaar Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaar Oud en Jong

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

KIII,

En ik zag, dat de vrouw dronken as van het bloed der heiligen en van let bloed der getuigen van Jezus", alus lezen wij in het boek der Openbaing van Johannes. Deze woorden zijn p Rome tenvolle van toepassing. Duienden bij duizenden toch, zoowel annen als vrouwen, die stand hielen bij de leer van Gods Woord en die etuigen mochten van den Christus der chriften, zijn door Rome wreedaardig mgebracht. De beide vrouwen uit ons verhaal zijn daarvan een paar vooree'den. Ook zij toch hebben hun getuigenis met den dood moeten betalen, e zagen reeds hoe zij gesteld waren op den weg, die naar de plaats voerde waar het vonnis zou voltrokken woren. Hoe zij de voetstappen des Heeren Jezus mochten drukken en haar kruis achter Hem dragen mochten, biddend voor degenen die hem wegvoerden, biddend ook voor hen, die achter deze lieden stonden.

Eindelijk bereikten zij het plein waar twee brandstapels waren opgericht, Een groote schare vulde dit plein en tond met spanning te wachten op de ingen die zouden gaan gebeuren, erst werd Maria voorgebracht. Zij tond andermaal voor het gestoelte der echters, hetwelk zich tegenover den randstapel bevond. Zonder eenigevrees g toonen sprak Maria hen aan en zeide: k zal sterven, omdat ik den Heere heer heb dan mijn leven. Maar ik sterf nschuldig. God zal mijn bloed van we hand eischen. O, wat ik u bidden ag, vergiet toch niet meer onschuldig loed, want het zal tegen u getuigen en w oordeel verzwaren. oen Maria deze woorden uitgesproken had, viel zij op hare knieën en bad overluid.

Zile omstanders waren diep geroerd. Neen, zoo riepen velen, dat kan geen ooswicht zijn> ~.Die zoo bidt, vreest God. Ja, zelfs de rechters vermochten hunne ontroering niet te verbergen. Het vonnis was echter geveld en zij hadden den moed niet om het te herroepen. Nadat Maria haar gebed beëindigd had, beklom zij het altaar waarop zij zou geofferd worden. Toen de beul haar aan den paal zou binden, ging hem dit niet vlug genoeg en vloekte hij.

Vriend, sprak Maria, bedenk wat gij doet. Laster God niet om mij; mijn lichaam is dat niet waard. Bekeer u en beter u, opdat gij niet eeuwig in de hél zult branden.

Hierop werd de brandstapel aangestoken. Rook en vlammen omhulden Maria, maar zij was zonder vrees. Trots de vlammen omhoog stegen riep zij met luider stem: U, o dierbare Christus, heb ik mij overgegeven. Ik weet, dat ik eeuwig met U zal zijn. Daarom beveel ik in Uwe handen mijnen geest. Nog enkele oogenblikken en de eeuwige morgen v/as voor haar aangebrokenZij mocht haar ziel als een buit uitdragen uit dit Mesech der ellende en haar kroon nederwerpen voor den troon en het dierbare Lam, dat hare zonden had gedragen aan het vloekhout des kruises en voor haar eene gerechtigheid verworven had, waarmede zij voor den heiligen en rechtvaardigen God zonder verschrikking verschijnen kon.

Na Maria kwam hare schoonzuster aan de beurt.

Toen de brandstapel voor Maria ontstoken werd, wilde de pastoor van Delden, dat Blanda het gelaat zou afwenden en deed hij al het mogelijke om haar te doen bezwijken en te doen terugkeeren tot den schoot der zoogenaamde alleenzaligmakende kerk, Blanda mocht echter deze verzoekingen kloekmoedig weerstaan.

Ik wil zien, hoe mijn zuster naar den hemel gaat, zei ze .

De rechters drongen na Maria's dood nogmaals bij haar aan om toch terug te keeren op haar weg, doch ook nu weder weigerde zij beslist.

Kus dan slechts het kruis en wij zullen u met het zwaard rechten, zeiden ze.

ijn vleesch is niet te goed, om verrand te worden, antwoordde Maria's choonzuster. Ik wil evenals Maria terven. Groet mijn lieven man; zeg em van mij goeden nacht. De Heere eve dat Hij dien God moge dienen, ien ik straks zal ontmoeten.

Op den brandstapel gekomen knielde ij en bad: , , Onze Vader, die in de heelen zijt....!"

Ja, daar moet ge Hem zoeken, daar indt ge Hem, viel de priester haar in

„Ge hebt gelijk, zei de vrouw, omdat ik em daar gevonden heb, moet ik steren, maar als ik den ouwel aanbad, ocht ik leven. Toen bad zij voort. og vóór het Amen was uitgesproken, randde het hout reeds,

Eoen zij opstond, kantelde het hout en iel ze.

Ze keert terug! riepen de priesters. een, riep Blanda, ge bedriegt u, ik ensch met den Heere te leven en teterven en niet tot uwe afgoden weder e keeren.

Juichende ging ook zij daarop de eeuigheid in. Zij werd opgenomen in die roote schare, welke bekleed is met ange witte kleederen, waarvan Gods oord getuigt, dat zij gekomen zijn it de groote verdrukking en hunne ange kleederen gewasschen en wit geaakt hebben in het bloed des Lams. elgelukzalig degenen, die tot die behooren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1947

De Banier | 8 Pagina's

Vaar Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1947

De Banier | 8 Pagina's