Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geluk dergenen, die de Opperste Wijsheid vinden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geluk dergenen, die de Opperste Wijsheid vinden

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want die Mij vindt, vindt het leven en trekt een v/elgevailen van den Heere. Spreuken 8 : 35

Het zijn treffelijke woorden, onze aandacht waardig. Zij hebben betrekking op de praktijk der levende Godzaligheid en op de geestelijke werkzaamheid van eene. levend gemaakte ziel, die haar eenig heil stelt in de verzoening met God door Christus.

Van den Heere Jezus wordt gesproken. Die moet worden gezocht, In Hem zijn al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen. Bij Hem is rijkdom en eere, duurachtig goed en gerechtigheid. Van Hem is alle gena en sterkte. Door Hem verkrijgen wij vrede met God. Hij is het leven Zijns volks. Daarom Hem te vinden is het grootste geluk, Niets is daarmede te vergelijken. Aan het vinden van Christus gaat een zoeken vooraf. , , Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden", wordt in vs. 17 gezegd. Maar ook dat zoeken is geen vrucht van onzen eigen akker. God begint het goede werk. Gods zoeken gaat des menschen zoeken vooraf. Wie is er onder de kinderen Sions, die ooit naar den Heere zou hebben gevraagd en naar Hem zou hebben gezocht? Op den dwaalweg der zonde zouden zij voortgehold hebben. De Heere moet ons te sterk worden en ons hart openen als bij Lydia. Welk een droefheid wordt dan geboren in het hart. Welk een smartend gemis in de ziel gewrocht. Want het zoeken naar God ontstaat uit het gemis van God. De arme zondaar kent zich verstoken van alles. Hij bezit geen gerechtigheid om voor God te kunnen bestaan. Hij heeft geen rlist in zijne beenderen. Hij zou wel alles willen geven om een gunstbewijs des Heeren te mogen ontvangen. O, dat de Heere zich nog eens over hem mocht ontfermen, dat de weg.en het middel der zaligheid hem ontdekt mocht worden. Dit is de arme, die smeekingen spreekt. Die waakt aan de poorten der opperste Wijsheid en elke beweging harer deuren gadeslaat. Die nauwkeurig acht geeft op hare dienstmaagden om te bespeuren of zijn geval ook wordt aangevoerd en zijn naam genoemd wordt.

Dit is dat Godzoekende volk, dat buiten den Heere niet meer kan leven. Dat in de zonde niet-meer voort kan. Dat zucht en schreit in het verborgen. Hoe vallen de tranen dan vaak op den opengeslagen Bijbel. Hoe vallen zij vaak op het nachtelijk kussen of in het eenzame veld, waar geen menschelijk oog ons bespieden kan. Welk een hoogachting in de ziel geboren van zulk één voor Christus. Welk een hijgend verlangen naar Hem, dat geboren wordt uit het besef van Zijne noodzakelijkheid en dierbaarheid, dat in Hem alleen alle heil is, dat in Hem alleen de eenige Naam onder den hemel gegeven is tot zaligheid. De ware zoeker, wetend dat het in Christus alleen is, dat Gods gramschap wordt gestild, leert kennen, dat er voor ^lem geen vrede en rust gevonden kan worden, dan zich in Christus geborgen te mogen kennen. Daarom in zijn zoeken zelf kan hij geen bevrediging vinden. Spreken anderen tot hem dat hij hopen mag op den Heere; mag hij zelfs bij tijden eenige bemoediging ontvangen, dat alles kan de riolligheid en ledigheid zijner ziel niet genoegzaam vervullen. Het vermeerdert de bezorgdheid zijner ziel. Hij wordt des te meer met smeekingen gevoerd, neemt alle ingestelde middelen der genade waar, stelt zijn hart en gedachten alleen op Hem, in Wien alles is, wat hem ontbreekt; dat Christus hem ontdekt mag worden in den rijkdom Zijner gena.

En zeker. God zal Zijn Hem zoekend volk niet beschamen. Daar is een tijd des welbehagens, daar is een vindenstijd, waarin aan Godzoekende zielen eene opklaring zal gegeven worden van de Zonne der Gerechtigheid met genezing onder Zijne vleugelen. Neen, de nooddruftige zal niet voor altoos vergeten zijn, al is het dat de Heere de tijden en de gelegenheden in Zijne eigene hand heeft. Om wijze redenen verbergt de Heere de weldaden Zijns Verbonds dikwijls Zeer lang voor Zijne kinderen. Soms om Zijne onbepaalde vrijmacht te klaarder te ontdekken. Dan weer om de ziel te oefenen op het woord Zijner beloften. Denk slechts aan David in Ps. 119:81: , Mijne ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil, op Uw woord heb ik gehoopt.”

Maar ook verbergt de Heere Zich, omdat er geen plaats voor Hem is. Omdat de ziel zooveel heeft .waarop ze steunt en waarbij zij het leven zoekt te vinden. En dat kan de Heere niet toelaten. Hij kan Zijne eer aan geen ander geven. Daarom is het zoo noodig, dat we ons eigen leven verliezen, dat alles, wat geen grond der zaligheid kan zijn, ons uit de hand valle, Christus ons onmisbaar worde. Dan heeft de Heere nog nooit gezegd: zoek Mij tevergeefs. Dan als onze ziel een welgevallen heeft aan de straffe harer pngerechtigheid en het recht Gods billijkt, welk een plaats dan bereid voor de Opperste Wijsheid in de kracht van Zijn voldoenend lijden en sterven. Welk een plaats dan bereid voor de liefde Gods in Christus; dat de verlorene behouden wordt en ervaren mag, dat Christus gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. Dat is dat vinden van Hem, waarin de ziel uittreedt en uitgaat uit haar zelf, van alle ijdele steunsel ontdaan, en den Heere Jezus deelachtig wordt als het eenig Fundament van al haar heil, van haar rust en vree. Dat is dat vinden van Hem, ten dage als de ziel niet langer meer kan gaan in een gemengd kleed van half wol en half linnen, maar onmisbaar van noode heeft het kleed van Jezus volmaakte Borggerechtighejd, om de schande harer naaktheid te bedekken. Welk een omkeer alsdan in de ziel. Welk een ruimte in het hart van den in zichzelf verlorene. Welk een verwijding in het binnenste van de voor Gods recht buigende en Gods recht omhelzende ziel. Christus haar geschonken. Geschonken van den Vader. Door het geloof omhelsd. Dan aandeel aan Hem als onze Profeet om ons wijsheid te leeren in het verborgen. Aandeel aan Hem als onze Hoogepriester, die voor ons betaald en het rantsoen heeft opgewogen in des Vaders hand. Aandeel aan Hem, aan Zijne lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid, die in onze plaats alles volbracht heeft en alle zegeningen des heils voor ons heeft verworven.

Daarom, die Mij vindt, geeft te kennen, den Heere Jezus als zijnen eenigen, algeHoegzamen Borg en Zaligmaker te verkrijgen en door het geloof te omhelzen. Hoe wordt dan' de Koning gezien in Zijne schoonheid. In dien dag is er geen plaats voor iemand of iets anders. Hoe wordt Hij dan gekend en door het geloof omhelsd in de heerlijkheid van Zijn Persoon; in het wonderbare van Zijne goedheid en gewilligheid; in het volle van Zijne algeno^gzaamheid; in het zielvervullende van Zijne liefde en gena. In de klove dezer Steenrots vindt dan de ziel hare rust en hare blijdschap. O, dat vinden van Hem. Hij zelf dan ons eigendom; Hem eigen in leven en in sterven, uit kracht waarvan de ziel vrijmoedigheid ontvangt om haar aangezicht op te heffen tot den Vader Zelf. Hoe leeft het dan in de ziel:

Gij hebt m'in 't hart meer vreugd ge-[ geven. Dan and'ren smaken in een tijd. Als zij, door aardsch geluk verheven. Bij koorn en most wellustig leven, In hunnen overvloed verblijd, enz. Ps. 4:4.

Welk een geluk. O, dat vinden van Christus. Dat ons hart naar deze dingen meer hunkeren mocht. Want dezen zijn welgelukzalig: immers , , die Mij vindt", zegt Christus, , , vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere.”

O, mijn medereiziger naar de eeuwigheid, geef u rekenschap. Wat zoekt gij? Ach, weet het, wat zou het ons baten al zouden wij de geheele wereld gewinnen. Dan hadden wij nog niet met al. Dit leven is het leven niet. In Christus ligt alleen ons heil. O, dat onze oogen geopend mochten worden, dat we nog opmerken mochten, wat tot onzen eeuwigen vrede is dienende. Christus noodig te hebben. Hem te zoeken en te vinden is een oneindig geluk te vinden; een rijkdom, die niet vergaat; die door de mot niet kan verteerd en door dieven niet - kan gestolen worden. Christus te vinden is te vinden de ware vergenoegdheid in leven en in sterven.

Dat Gods volk er naar staan mocht om in Hem gevonden te mogen worden. Dat ons alles buiten Hem ontvallen mocht. We al het onze mochten verliezen. Al het steunen op iets buiten Hem ons werd ontnomen. Ach. het kan ons zoo lang een zielekwaal zijn en waarom de heerlijkheid van Zijn dierbare Persoon voor ons zoo verborgen blijft. O stel Hem tot het voorwerp uwer overdenking. Onderzoek naar de oorzaak, waarom Hij Zich verborgen houdt. De Heere geve ons wijsheid in alle dingen, opdat Hij verheerlijkt w^orde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1947

De Banier | 8 Pagina's

Het geluk dergenen, die de Opperste Wijsheid vinden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1947

De Banier | 8 Pagina's