Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Studie en Leidraad

IV. De Geschiedenis der S.G.P.

Door de uitslag der Kamerverkiezingen in 1925 verkreeg de S.G.P. twee afgevaardigden in de Tweede Kamer, n.l. Ds. Kersten en Ds. Zandt, gelijk wij reeds in een vorig artikel hebben opgemerkt. Dit jaar zou voor de S.G.P. van grote betekenis worden en niet alleen voor haar, maar voor heel het land. Men beweert gemeenlijk wel, dat een kleine partij in de Kamer niets te betekenen heeft en dat zij daar niets uit kan voeren, maar het jaar 1925 zou met een sprekend feit de algehele^ onjuistheid van zulk een bewering aantonen. Na de verkiezingen van 1925 was on der leiding van Dr. Colijn een coalitiekabinet opgetreden. Het had er alles van weg, dat dit kabinet vier jaren zou aanblijven. Wel waren de verkiezingen voor de A.R. en de C.H. niet gunstig verlopen, maar niets wees er op, dat de coalitie op het punt stond van uiteen te spatten. Het waren voor de coalitie geen gunstige tekenen, dat de A.k. Partij in l^jlZ een stemmenaantal van 402.277 wist te behalen en dat dit tot 377.426 m 1925 terug iiep, hetwelk een verlies van bijna 25000 stemmen betekende, dat de C.H. van 318.669 op 308.587 terugvielen en alzo meer dan 13000 stemmen verloren; en dat de R.K. Staatspartij ook al van geen al te gunstige stembusuitslag kon gewagen, doch de coalitie scheen nog hecht en vast, ondanks het feit, dat de verkiezingen hadden uitgewezen, dat het verzet tegen het monster-verbond van Dordt en Rome in zekere Protestantse kringen niet weinig was toegenomen. De dag van 11 November 1925 zou echter uitwijzen, hoe voos de grondslag was, waarop de coalitie gebouwd was. Op die dag kwam het door Ds. Kersten «n Ds. Zandt ingediende amendement, dat beoogde het gezantschap bij de Paus af te schaffen, in stemming. De Kamerleden waren in groten getale opgekomen. Van de C.H.-Kamerleden ontbrak er geen enkele op het appèl. Dit in tegenstelling met het feit, dat er bij de stemming over het amendement van Ds. Zandt en Ir. van Dis, hetwelk eveneens de afschaffing van het gezantschap bij de Paus beoogde, - ten vorige jare van de 8 C.H. Kamerleden niet minder dan twee ontbraken, die bij zulk een gewichtige stemming aanwezig hadden behoren te zijn, dewijl geen van beiden door ziekte verhinderd was. Nadat de toenmalige leider der Vrijzinnig-Democratische Kamerfractie, de heer Marchant even voor de stemming een korte "verklaring had afgelegd, waarin hij verklaarde, dat zijn fractie voor de amendementen zou stemmen en de heer Vliegen dit de vorige dag namens de Kamer-fractie van de S.D. A.P. had gedaan, stond van te voren vast, dat het amendement zou worden aangenomen.

Het amendement werd dan ook aangenomen met 52 tegen 42 stemmen. Al de fracties, behalve die van de R.K. en A.R., die tegen stemden, hadden hun stem er voor uitgebracht. Het spreekt wel vanzelf, dat Ds. Kersten en Ds. Zandt hun stem voor hun eigen amendement hadden uitgebracht. Wij zouden zulks niet eens vermeld hebben, ware het niet, dat er in het vorige najaar het praatje in wijde kring verspreid was, dat nota bene Ds. Kersten en Ds. Zandt in 1925 bij de stemming over het door hen ingediend amendement niet aanwezig waren. En nu het afdoende bewijs, dat een kleine fractie heel wat in de Kamer ten uitvoer kan brengen.

Nauwelijks toch was de stemming ten einde en de uitslag daarvan bekend gemaakt of de premier van het kabinet, Dr. Colijn verrees van zijn zetel om de navolgende verklaring af te leggen:

„Mijnheer de Voorzitter! In verband met de omstandigheid, dat de vier Katholieke Ministers mij hebben medegedeeld, dat zij in de aanneming van het amendement tot schrapping van de gelden, bestemd voor het hebben van een gezantschap bij het Vaticaan, aanleiding zullen vinden om aan H.M. de Koningin ontslag uit hun ambt te verzoeken, zal de politieke toestand, die daardoor ontstaan is, mede gelet op de inhoud der hedennacht door de leider der Katholieke Kamer-fractie afgelegde verklaring, onder de ogen moeten worden gezien.

Onder die omstandigheden schijnt de voortzetting der beraadslaging over de staatsbegroting niet doelmatig en verzoek ik mitsdien schorsing dier beraadslagingen."

De vergadering werd direct daarop gesloten en heel het Ministerie diende vervolgens zijn ontslag in. Deze gebeurtenissen hadden ten gevolge, dat de naam van de S.ü.P. door heel het land van mond tot mond ging en heel het land in rep en roer geraakte. Inzonderheid in de kringen der R.K. werden zij druk besproken. Daarin betoonde men zich ten zeerste verbolgen. Men beschouwde daarin •— al zeide men het niet zo openhartig — de afschaffing van het gezantschap als een grievende belediging de Paus aangedaan. In het openbaar gaf men in die kringen voor, dat met die afschaffing een groot Nederlands belang ernstig schade was aangedaan. Men moest wel een kalf in het hoofd hebben om dat te kunnen geloven. Bij het gezantschap bij het Vaticaan gebeurde op dat ogenblik niets anders dan dat verschillende diplomaten met elkaar enige voeling hadden, zoals zij dat op 25 andere plaatsen van de wereld ook hadden. Daarin lag volstrekt geen nut voor Nederland. De Pauselijke stoel is geen wereldlijke macht, als zodanig had zij al sinds jaren afgedaan. Onderhandelingen over politieke of economische belangen kunnen daar niet gevoerd worden, want op de Pauselijke stoel zetelt geen wereldlijke regering. Daarom had het ook volstrekt geen zin of nut, dat ons land daar een gezant had. Gelijk in het Oranje-boek, in al de jaren, dat het gezantschap bij de Paus bestaan had, nooit iets zakelijks medegedeeld is geworden, dat daar zou gebeurd zijn, waarbij de belangen van ons fand in de een of andere mate waren betrokken geweest.

Het staat dan ook wel als een paal boven water vast, dat met het gezantschap bij het Vaticaan volstrekt geen Nederlands belang gediend was. Neen, het was een specifiek R.K. belang. De R.K. willen de Paus als stedehouder van Christus erkend en geëerd zien. En daaraan kan en mag geen enkel rechtgeaard kind der Reformatie meedoen. Heel het gezantschap bij de Paus is dan ook een bittere krenking voor allen, die waarlijk gereformeerd zijn. Alleen lieden van neo-gereformeerde Kuyperiaanse levensopvatting kunnen aan de huldiging van de Paus, welke onmiskenbaar in het gezantschap ligt opgesloten, meedoen. Elke waarlijk gereformeerde weigert beslist om in deze een knieval voor de Paus te doen. Want dat houdt het gezantschap bij de Paus, waarbij geen enkel Nederlands belang betrokken is, toch in.

Geen wonder, dat de R.K. zich dan ook in 1925 over de afschaffing van het gezantschap bij de Paus ten diepste gegriefd gevoelden. Zij stelden dat gezantschap op zeer hoge prijs, ja, zagen er van hun standpunt niet ten onrechte een huldiging en eerbiediging van de Paus als Stedehouder van Christus in.

Van die gegriefdheid had Dr. Nolens op 10 November 1925, toen hij een korte rede naar aanleiding van het amendement van Ds. Kersten en Ds. Zandt in de Twee'de Kamer hield, reeds blijk gegeven. Hij sprak toen als volgt: , , en het is overigens duidelijk, dat dit gezantschap —• nu het eenmaal is ingesteld ^ voor ons Katholieken, een bijzondere betekenis heeft en opheffing daarvan, vooral met het oog op de hoofdmotieven, die sommige leden bewegen dit voorstel te doen of te steunen, uiterst grievend zijn. In die omstandigheden zullen wij bij aanneming van dit amendement ' ernstig moeten overwegen, of wij onze stem aan de begroting van Buitenlandse Zaken zullen kunnen geven. Wij zullen ook de vraag hebben te beantwoorden, of wij steun zullen kunnen verlenen aan welk kabinet dan ook, voortgekomen uit groepen, aan welker medewerking de opheffing van deze gezantschapspost zou zijn te wijten." De lezers kunnen uit de van Dr. Nolens letterlijk aangehaalde woorden genoegzaam opmerken, hoe zeer het gezantschap bij het Vaticaan een specifiek R.K. belang is en hoe zeer het de R.K. ter harte gaat. Zij gevoelden zich gegriefd. Doch daarom hadden de voorstellers het amendement niet ingediend. Het lag niet in hun bedoeling noch in die van Ds. Kersten noch in die van Ds. Zandt enige R.K. in zijn persoon*'te grieven. Het oude reformatorische beginsel had hen tot het indienen van het amendement aangezet. Zij konden en mochten niet anders, wilden zij de Hetvorming niet verloochenen.

De uitwerking, welke hun amendement had, was geweldig. Daardoor werd niet alleen het voor de Hervorming 20 krenkende gezantschap afgeschaft, maar ook de coalitie voor een geruime tijd uit elkander geslagen. En nog zijn er, die tegen alle waarheid in, zeggen, dat een kleine partij in de Kamer niets uitrichten kan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1947

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1947

De Banier | 8 Pagina's