De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij
V. De geschiedenis der S.G.P.
De afschaffing van het gezantschap bij de Paus bracht in 1925 de gemoederen wel heel sterk in beweging. Vooral in het kamp der R, K. Daarin had de S.G.P het gedaan. Zij was daarin de grote zondebok. De A.R. daarentegen werden door de R.K. als de „trouwe bondgenoten" hoog geprezen. Deze bewezen op hun beurt de R.K, hand-en spand'ensten door met hen op de SGPers als , , anti-papisten" af te geven. Ja, zij gingen daarin zelfs zo ver, dat zij de S.G.P.ers den volke als , , erger dan de communisten" voorstelden. Wat al smaad en hoon, lastering en verdachtmaking is er in die dagen niet over de hoofden der S.G.P.ers heengegaan. Zij waren die beroerders Israels, die een scheur in' de door hen zo verheerlijkte co
Voor Studie en Leidraad alitie hadden geslagen. En daarom een scheurpartij eerste klasse.
De S.G.P. behoefde zich echter voor God noch mensen iets van die lastering en verdachtmaking aan te trekken. Zij kon met een goed geweten al die hoon en smaad verdragen. Zij had toch niet anders gedaan dan dat zij voor de aloude beginselen der Hervorming was opgekomen. Zij had daarbij niet gehandeld uit verbeten haat tegen enig R, K, medeburger, maar was door liefde voor de oude waarheid bezield in het strijdperk getreden. Anderszins kan men zich gemakkelijk indenken-dat de R.K. over de afschaffing van het gezantschap bij het Vaticaan uiterst geraakt waren. 'Zij gaven wel voor, dat daarmede een Nederlands belang geschaad was en dat zij daarover geërgerd waren. Doch dat was het niet, wat hen in werkelijkheid griefde. Zij zagen de Paus, die zij als de Stedehouder van Christus op aarde gehuldigd willen zien, in zijn hoogv^aardigheid beledigd. Want het gezantschap bij de Paus houdt toch onbetwistbaar een zekere erkenning van de Paus als de Stedehouder van Christus op aarde in. En juist dat kan en mag geen enkel rechtgeaard kind der Reformatie erkennen. Zo hij het doet, maakt hij het edele bloed van zovele martelaren te schande, die uit liefde tot Gods Woord liever hun leven hebben opgeofferd dan dat zij de Paus van Rome als Christus' Stedehouder hebben willen erkennen. Geen wezenlijke zoon der Hervorming kan dat dan ook doen. Indien hij zulks doet, slaat hij de helden der Reformatie Luther en Calvijn als 't ware in het aangezicht en verloochent hij de voornaamste beginselen der Hervorming en wat nog al erger is. misdraagt hij zich jegens het geopenbaarde Woord van de levende God, En het is duizendwerf beter met de Woorde Gods onder smaad en hoon, lastering en verdachtmaking bedolven te worden dan met de verzakers van dat Woord en van de Hervorming in de gestoelten der ere te zetelen. Gewis, het is profijtelijker voor elk mens de smaadheid van Christus te dragen dan met de prinsen van Egypte verhoogd te worden.
Dat ook de A, R, over de afschaffing van het gezantschap bij de Paus niet te spreken waren, is zeer zeker te verstaan, als men bedenkt dat deze de oorzaak werd, dat het coalitie-kabinet, dat door dr. Colijn was samengesteld, aftrad en de coalitie een geduchte slag kreeg. Een coalitie-regering behoorde volgens de afgelegde verklaring van de R.K. leider dr Nolens de eerste vier jaren tot de onmogelijkheden.
Aan een ontbinding der pas gekozen Kamer heeft het kabinet Colijn stellig wel gedacht, maar het blijkbaar niet aangedurfd. Hoe het ook zij, het is daartoe niet overgegaan. En daarvoor was, vanuit het standpunt van dat kabinet bezien, ook alle reden voor. Had het kabinet de Kamer ontbonden en in 1925 een nieuwe Kamerverkiezing uitgeschreven, dan zou dit, naar de mens gesproken, aanmerkelijke winst voor de S.G.P. gebracht hebben. De S.G.P. zou alsdan naar alle waarschijnlijkheid toen reeds een derde Kamerzetel verkregen hebben en de A.R. zouden onder de verse indruk van de houding, welke zij bij de stemming van het amendement van Ds. Kersten en Ds. Zandt hadden aangenomen, nog al ïneer stemmen verloren hebben dan j w h zij airede bij de verkiezing van 1925 verloren hadden. Daar was nog te meer reden voor, als wij bedenken, dat het amendement er niet weinig toe bijgedragen had. dat 't Protestantse besef onder een deel der bevolking meer wakker geschud was geworden. Bovendien lag een toename van het aantal stemmen voor de SGP ook daarom nog meer voor de hand, dewijl de uitslag van de aanneming van het amendement de kleinerende bewering, dat een kleine partij in de Tweede Kamer toch letterlijk niets uit kon richten, waarmede de A.R. in de verkiezingsdagen van 1925 tal van kiezers misleid en van de S.G.P. afgetrokken hadden, op zulk een sprekende wijze door de feiten geheel en al geloochenstraft was geworden.
Waar de Kamer na de aanneming van het amendement van Ds. Kersten en Ds. Zandt niet ontbonden werd, daar bleef er dan niet anders over dan dat er een nieuw kabinet moest gevormd worden. Dat dit zo gemakkelijk niet zou gaan, liet zich van de aanvang af gemakkelijk aanzien. Van een coalitie-kabinet toch kon gelet op de verklaring van dr. Nolens in dat jaar niets inkomen. Dat behoorde toen tot de onmogelijkheden. Daarmede was op zichzelf reeds veel gewonnen. Ook daarin kunnen wij zien, dat onder de bestiering des Heeren een kleine partij wel ter dege in de Kamer wat kan uitwerken. Gemeenlijk toch wordt de zaak veel te veel louter van menselijke kant bezien, Hoe dikwerf toch heeft de Heere in de loop der eeuwen juist door kleine middelen grote daden verricht. Ja, hoe heeft Hij zich bij voorkeur van kleine middelen bediend om grote dingen ten uitvoer te brengen, opdat het openbaar zou worden, dat de hand des Heeren alleen het gewrocht heeft en dat alle dingen niet van het vermogen van enig mens, maar vai; zijn Almacht afhankelijk is. Men denke slechts aan die kleine Gideonsbende, die God tot zulke machtige daden bekwaam maakte. Men roepe zich voor de geest, hoe de Heere de kleine herdersknaap David van achter de kudde haalde om hem tot de machtigste koning te maken, die Israël in heel zijn geschiedenis ooit gehad heeft. Men herinnere zich, hoe de Heere Christus ongeletterde Gallileërs grotendeels eenvoudige vissers' niep hen tot Zijn Apostelen verkoor, hen bekwaamde, dat heel de wereld door hen in rep en roer werd gebracht en hen met zulk een macht en heerlijkheid bekleedde, dat door hunne prediking heel het machtige Romeinse keizerrijk over-, wonnen werd. En als men zich zijn eigen landshistorie in geheugenis k brengt; heeft de Heere niet met een handje vol geuzen — zoals wij kortgeleden in een artikel in De Banier nog uiteen mochten zetten en gedenken — niet ons land de waarheid en de vrijheid gebracht, juist toen naar menselijke berekening heel de redding van ons land hopeloos verloren was. Wij schrijven dit allerminst om de S.G.P. de kroon op het hoofd te zetten of om Ds. Kersten en Ds. Zandt in de hoogte te steken, daar wij er diep van doordrongen zijn, dat de S.G.P. en ook Ds. Kersten en Ds. Zandt van zich zelf niets vermogen, dewijl zij van nature toch met heel het menselijk geslacht door Adams val totaal gevallen zijn. Welk mens leeft er die dóór die bondsbreuk niet dood door de zonde en misdaden en onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad geworden is? Neen, niet het zondige mensenkind komt ook maar de minste ere toe; de Heere alleen zij geprezen. Niettemin achten wij het een bijzondere .weldaad, dat de Heere de S.G.P. heeft willen gebruiken, waartoe Hij haar gebruikt heeft en dat Ds. Kersten en Ds. Zandt als middelen mochten dienen, waardoor het voor een gereformeerd volk, als het onze in de ure zijner landsgeboorte was, zo smadelijke gezantschap bij de Paus afgeschaft werd en het aloude gereformeerde besef onder ons volk weder aanmerkelijk verlevendigd werd.
Terugkomende tot de loop der zaken in het jaar 1925 gaan wij ons bepalen bij de formatie van een nieuw kabinet, dat door het aftreden van het ministerie dr. Colijn, dat slechts enkele maanden bestaan heeft, noodzakelijk geworden was. Die formatie heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Het jaar 1925 was al ten einde en nog steeds was er geen nieuwe regering opgetreden. Het demissionaire kabinet Colijn heeft dan ook ongewoon lang de lopende zaken nog moeten bestieren. In December 1925 verschenen er nog onderscheidene ministers van in de Tweede Kamer om enkele noodzakelijke aangelegenheden af te doen. Ten lange leste — het was reeds Maart 1926 geworden — werd jhr. mr, de Geer de formatie van een ministerie opgedragen. Deze toen nog een vrij algemeen geziene persoon — wat kan het toch al vreemd met een mens gaan, waar dezelfde persoon deze maand zich voor rechters heeft te verantwoorden — slaagde er in een kabinet samen te stellen, hetwelk in de geschiedenis te boek staat onder de naam van het intermezzoabinet, een naam, welke mr. de Geer zelf daaraan gegeven heeft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 1947
De Banier | 8 Pagina's