Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LOOSDRECHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LOOSDRECHT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maandag 31 Maart j.l. kwam onze kiesvereniging in vergadering bijeen.

De voorzitter opende met het laten zingen van Ps. 119 ; 2, las vervolgens Jona 3 en ging voor in gebed. Hierna hield de voorzitter een inleidend woord naar aanleiding van het voorgelezen Schriftgedeelte. Vervolgens las de secretaris de notulen van de vorige vergadering, die werden goedgekeurd. Ook de penningmeester deed verslag van inkomsten en uitgaven, dat bevredigend was.

Daarna gaf de voorzitter het woord aan de heer A. Hoogendoorn, die een inleiding hield over „Vreugd en vreze".

Vreest slechts de Heere en dient Hem trouwelijk met uw ganse hart; want ziet, hoe grote dingen Hij bij u-lieden gedaan heeft! Maar indien gij voortaan kwaad doet, zo zult gijlieden, als ook uw Koning omkomen, 1 Sam. 12 : 24. 25.

Een kind is in het witte paleis te Soestdijk geboren, tot vreugde van ouders en volk. Overal in den lande hebben de klokken gebeierd, vreugdeschoten hebben er geklonken, omdat ons Vorstenhuis opnieuw tot bloei is gekomen. God deed aan ons volk grote dingen. Immers mocht dit Prinsenkind geboren worden in 'n bevrijd vaderland, ontworsteld aan de slavernij en bevrijd van de tyrarmie. Wie zou zich niet met ons verheugen? God gaf er reden voor. Mogen wij ons dan verblijden? Natuurlijk! Ook al weten wij niet wat dit kindeke eens wezen zal. Haar toekomst is nog verborgen. Er zijn in de loop der eeuwen ook wel Koningskinderen geboren, die voor en over het volk, waarover ze werden gesteld, als een striemende gesel waren. Die het volk in de afgrond voerden en het voorging in de zonden. Dat er toch veel gebed mag gevonden worden voor ons Vorstenhuis en ons dierbaar land, vooral door Gods volk, want dat zijn de kurken waar de wereld op drijft. Het is treurig met land en volk gesteld. Daar klinkt niets anders bij 't gros van ons volk dan, laten wij eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij. Wie kan zeggen wat dit prinsesje nog eens worden zal. Immers is het een kind als alle andere kinderen, in zonde en ongerechtigheid geboren; dat hetzelfde nodig heeft als alle andere kinderen, te weten een nieuw hart en een vernieuwde geest. Wij hebben allen gezondigd, en als wij niet terugkeren tot God, zowel Vorstenhuis als onderdaan, dan zullen wij geen dagejraad hebben. Daarom nog eens, wat zal ons dit kindeke wezen. Of wij daar dan wat aan doen kunnen? Ongetwijfeld. Er zal zo heel veel van afhangen hoe ons volk zal zijn, nu en in de naaste toekomst. Of wij een volk zijn dat wandelt in Gods wegen, in het spoor van Zijn heilige wetten, of dat wij voort zullen gaan in de weg der afkerigheid van God en gebod. Helaas die tekenen zijn er. Hoe leven wij als volk, vragen wij niet slechts naar brood en spelen. Waar is de ware Godsvreze? Is er niet overal in de brede lagen van ons volk een breken met alle godsdienst. Een verachten van God en Zijn Woord? Dit is uiterst gevaarlijk. Want zo 't volk is zal zijn overheid zijn. Ja, zo het volk is zo zal God doen aan ons volk. En als we daarop letten is er bij vreugde, vreze. Vreze, dat God ons tegen zal komen> want ons volk heeft nog niets geleerd, ondanks de vreselijke oordelen die over ons heen zijn gegaan, „Vreest de Heere en dient Hem trouwelijk met uw ganse hart; want ziet hoe grote dingen Hij bij ulieden gedaan heeft". Ja God deed grote dingen bij ons. Maar.. dat legt verplichtingen op. Het moet ons te meer aansporen als volk, om voor die grote weldaden Hem in erkentenis te houden, „want indien gij voortaan kwaad doet, zo zult gijlieden, als ook uw Koning omkomen". Nemen wij dit toch ter harte als land en volk. Dat wij toch voor God in de schuld mogen komen. Dat de Heere ons land en volk tot een hulp en schild moge zijn, en dat wij het alleen van Hem mogen verwachten, dan zullen wij niet beschaamd worden. En dan blijft het zeker God, Nederland en Oranje is het schoon drievoudig snoer.

Vreugde heeft in ons land geheerst, maar zij gaat niet met vreze gepaard. En nu zijn wij verlost en waar is de dankbaarheid? Ja wij allen hebben het verwacht van de heuvelen en van de bergen en wij vergaten God onze Weldoener. En daarom als wij niet tot de Heere weder keren, dan heeft de Heere nog meer pijlen op Zijn Goddelijke boog om ons te treffen. Wee dan onzer ah wij niet horen. God zal ons tegenkomen ons en ons Koningshuis. Drijve de vreze ons allen uit tot Hem, want die Mij eren zal Ik eren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden.

Naar aanleiding van dit opstel werd op een vraag van de heer G, Hamming van gedachte gewisseld.

De heer Griffioen werd bereid gevonden de volgende vergadering wederom een referaat te houden en wel over: , , Het droevig verval van Neerlands volk, staat, kerk en school".

Niets meer aan de orde zijnde, werd de vergadering gesloten met het laten zingen van Ps. 119 ; 3 en dankgebed, door onze erevoorzitter de heer K. Altena.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1947

De Banier | 8 Pagina's

LOOSDRECHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1947

De Banier | 8 Pagina's