Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud .en. Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud .en. Jong

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Nadat de priester ziich verwijderd had, bleef Gilles alleen in zijn cel achter. Hij mocht daar goede ogenblikken hebben, , wanneer zijn ziel bij tijd en wijle zich in de Heere verlustigen mocht. Ogenblikken, waarin hij kreeg te ervaren, dat de Heere de Zijnen niet begeeft noch verlaat, maar hun kracht schenkt naar kruis.

Enige dagen later kwam de pastoor van St, Goelen met nog andere priesters en monniken hem bezoeken. Veel en lang sprak Gilles met deze dienaren van Rome, waarbij hij hun uit Gods Woord bewees, dat zij door de mis de enige offerande van Christus als algenoegza'am ter verzoening der zonden, loochenden. Hij toonde aan, dat Christus niet meer geofferd kan worden of Hij moest bij vernieuwing Zijn bloed vergieten, hetgeen onmogelijk was, daar de Heilige Schrifiti nadrukkelijk leert, dat de Heere met één offerande in eeuwigheid heeft volmaakt allen, die geheiligd worden. Zijn tegenstanders konden tegen de door Gilles ingebrachte bewijsredenen niets .inbrengen.

Hij - vroeg hun daarop door welk bevel der Schrift zij macht hadden ontvangen te offeren voor levenden en doden; ook hierop moesten zij het antwoord schuldig blijven. Vervolgens stelde hij hun de vraag met welke Schriftwoorden zij konden bevestigen, dat men de mensen in het Avondmaal de beker mocht onthouden, waarop zij ook al het zwijgen moesten toedoen. Toen Giles voorts met een positieve uitspraak bewees, dat de Heere Jezus zulk een gebod nimmer gegeven had, daar Hij immers zelf bevolen heeft: drinkt allen daaruit, liepen zij boos weg.

Wederom bleef de jeugdige strijder voor de waarheid van Gods Woord ^lleen in zijn cel en andermaal boog hij de knieën om de Heere te erkennen, die Hem licht en wijsheid had gegeven om des Heeren waarheid te handhaven,

't Is echter te begrijpen, dat de priesters woedend waren. Wat toch is van de mens anders te verwachten dan zich te keren tegen de waarheid, indien genade hem niet eerlijk en oprecht maakt? En dan e erkennen, dat zo'n vermaledijde ketter de waarheid heeft gesproken? Neen, dat nooit. Op zulk een ketter behoorde volgens hen de banvloek te worden toegepast, hetgeen dan ook enige dagen na het vorenbedoelde twistgesprek gebeurde. Dat was hen echter nog niet genoeg. Ze begrepen nl, heel goed, dat zij door over en weer mef Gilles te spreken, niet verder kwamen. Daarom sommeerden zij hem zijn geloofsbelijdenis op schrift te stellen. Gilles voldeed daaraan en beriep zich daarin bij al zijn stellingen op het gezag der ^kerkvaders juist op de wijze, zoals Rome's dienaren dit ook steeds deden. Alleen verklaarde hij vooraf, dat hij ziich op de oude vaderen beriep, voorzover hun schrijven op Gods Woord gegrond was. Het geschrift van Gilles besloeg acht grote bladzijden. Dat was de priesters echter te lang. Ze wilden de gedachten van de gevangene meer in stellingen uitgedrukt hebben. Gilles maakte zijn opstel toen de helft korter en overhandigde het de beambte der inquisitie. Ook met deze had Gilles nog een gesprek, waarbij de beamble er vooral aanmerking op maakte, dat de gevangene verboJea vergaderingen had gehouden en daar gepredikt had. Is het mij dan niet geoorloofd over Gods Woord te spreken, vroeg Gilles hem in de loop van het gesprek. Is het ook niet geoorloofd om de zlonden des volks te bestraffen? Moeten wij dan dat volk maar aan zijn lot overlaten en het in on-en bijgeloof laten voortleven? Kan dat de wil Gods zijn?

Neen, zei de beambte, das is zeker Gods wil niet om het volk in de zonden te laten voortleven, maar de prediking daartegen moet in de kerk geschieden en niet in schuren en in het open veld; die prediking moet bovendien geschieden door de priesters en niejt door mannen als gij, die zich zelven opwerpen. Dat verwekt niet anders dan oproer! Gilles gaf hierop ten antwoord, dat niet de plaats de woorden heiligt, maar dat de woorden de plaats heiligen. Wat dus nuttig is om in de kerkgebouwen te verkondigen, kon evengoed in het veld gezegd worden.

Bij deze woorden verwijderde zich de beambte, zodat het gesprek hiermede afliep. Later heeft Gilles echter nog een brief aan de beambte geschreven, waarin hij er op wees, dat de ware kerk in Gods Woord wordt genloielmd de Bruid van Christus, die vergeleken wordt bij een hert en een duif. De pausgezinden gelijken hierop echter geenszins, aldus schreef Gilles. Deze hadden veel meer weg van beren, leeuwen en wolven wegens hun bloeddorstig verdrukken en vervolgen van de leden van Christus. En hij besloot zijn brief aldus: „Daarom, mijnheer de beambte, wacht u voor dezulken!, geloof ze niet, al komen ze ook in schaapsklederen tot u!"

Deze brief deed aan Gilles zaak geen goed, want de beambte overlegde hem aan de inquisitie, waardoor de bewaking nog des te strenger werd.

overgeven, bidden zij ootmoedig zija majesteit, dat hun worde toegestaan Gode te geven wat Hij vraagt en wat wij Hem met recht niet kunnen weigeren, daar Hij ons gemaakt en ons voor zich verworven heeft door een dure en kostbare prijs. Het is ook niet nodig, dat onze vijanden zo zeer van uw goedheid en lijdzaamheid misbruik maken; en gij behoeft hun geen gehoor te geven wanneer zij beweren, dat het wegens ons gering aantal is, dat wij niet tegen u opstaan, alsof ieder onzer oproerig en ongehoorzaam van hart ware, die slechts op de menigte zou wachten ên zich gereed maakte om u te overvallen en zijn woede te koelen. Laat hen intussen de zaak zo verkeerd voorstellen als zij willen; wij verzekeren u, genadigste heer, dat er in uw Nederlanden meer dan honderd duizend mannen zijn, die de godsdienst zijn toegedaan, waarvan wij u de belijdenis overleggen en toch wordt in niemand hunner een zweem van oproer bespeurd, ja, daarvan heeft men nog geen enkel woord gehoord.

Als wij van het groot aantal onzer broeders spreken, is dit niet genadigste heer, om de minsten van uwe beambten en dienaren schrik aan te> jagen of bevreesd te doen worden maar zo wel om de lasteringen van hen, die ons enkel door leugens wi! len doen benijden, te weerleggen, als ook om u tot barmhartigheid op te wekken. Want helaas, indien gij uwe arm opheft, om die in het bloed van zo vele lieden te dopen en als te wassen, welk een verwoesting zoudt gij dan aanrichten onder uw onderdanen, welk een wonde zoudt gij slaan in uw volk welke droefheid, zuchten, jammeren van vrouwen en kinderen, van familie en vrienden zoudt gij doen ontstaan. Welk oog zal droog blijven bij het aanschouwen, dat zovele eerzame burgers, die van ieder bemind en door niemand gehaat zijn, na een jammerlijke en verschrikkelijke gevangenschap, na pijnigingen en verdrukkingen overgeleverd worden tot zulk een schandelijke marteling en dood, het wreedste en vreemdste, wat ooit heidense en goddeloze tyrannen hebben kunnen uitdenken? Waarom zouden bovendien hun vrouwen, als deze konden ontvluchten, in vreemde landen omdolen, met de kinderen beladen, haar brood van huis tot huis moeten bedelen? O genadigste heer, dat de nakomelingschap uw regering niet als wreed en bloedig fe beschrijven hebbe, dat men niet zegge, dat de eer van uw voorvaderen, de grootheid van uw vader verduisterd werden door wreedheid; wreedheid, die eigen is aan de dieren, maar beneden de waardigheid van een mens; en vooral onwaardig en als vijandig aan een vorst, bij wie de grootheid en bijzondere vroomheid 't meest in goedertierenheid en zachtmoedigheid bestaat, die een zeker teken en natuurlijk onderscheid is tussen een waar koning en een tyran. Wij worden vervolgd, niet alleen omdat wij vijanden heten van uw regering en de algemene welvaart, maar ook alsof wij vijanden zijn van God en Zijn Kerk, In dit opzicht bidden wij u ootmoedig, onze zaak vooral te beoordelen naar de geloofsbelijdenis, die wij u aanbieden en verklaren ons bereid, indien dit nodig is, dis met ons eigen bloed te bezegelen. Voor ditmaal willen we hiermede

eindigen. Uit het slot blijkt reeds, dat deze mannen geen neutraliteit 'der overheid ten aanzien van kerk en godsdienst voorstonden. Zij boden toch de koning de geloofsbelijdenis aan, opdat hij daaruit zou kennis nemen van de ware godsdienst, zoals die in Gods Woord wordt geleerd en opdat hij voor die ware godsdienst zou opkomen. In het vervolg zal dit nog duidelijker uitkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1947

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud .en. Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1947

De Banier | 8 Pagina's