HET LIBERALISME
I
Laat ons hare banden verscheu' ren en hare touwen van ons werpen. Psalm 2 : 3.
Het liberalisme is oud. Bijna even oud als de wereld zelf. Natuurlijk niet als politiek stelsel. Als zodanig openbaart het zich pas in de laatste eeuwen, doch als verschijnsel treedt het in zijn wezen reeds direct bij de val in Eden's hof aan de dag.
In die val toch vertoont zich de zucht om vrij van God en meester, Gode even gelijk, te zijn. Daarin kwam het beginsel; laat ons haar banden verscheuren en haar touwen van ons werpen klaar tot uiting.
Door Adams val dragen wij allen de verkeerde vrijheidsman in het hart. Ons aller natuurlijk streven en begeren zijn daarop gericht om ons los te maken van God en Zijne geboden. Niets is ons schier zo welgevallig dan een vrij man te zijn, die zijn leven in kan richten naar het hem behaagt.
Deze goddeloze trek van het natuurlijke menselijk hart openbaart zich heel de geschiedenis door.
Wij kunnen hem klaar en helder waarnemen in de eerste wereld. God en zijn gebod had voor haar afgedaan. De eigen begeerten waren er de richtsnoeren, waarnaar men zich richtte. Tevergeefs liet de prediker der gerechtigheid Noach 120 jaren zijn waarschuwende stem horen. Men het zich van hem niet waarschuwen. Men vei~ koor in ongebondene vrijheid zijn eigen gang te gaan. Men at en dronk, trouwde en gaf ten huwelijk uit en leefde ge heel naar de lusten, welke vlees en bloed ingaven.
Ook het Richteren-tijdperk kenmerkte zich in het bijzonder door die ongebonden zucht naar vrijheid. Een ieder deed wat goed in zijne ogen was. Gelijk ook het tijdperk der profeten ons hetzelfde verschijnsel laat zien. Israël wilde niet naar Gods stem horen. Het verliet God en zijn geboden. Het verkoor naar zijn lust zich andere goden. Het zonk in afgodendienst weg. Het bekocht dit met de Babylonische ballingschap.
Nochtans hoewel Israël zulk een harde les had opgedaan, was de vrijheidsman in dit volk niet gestorven. De verdorven vrijheidsman zit toch een ieder in het hart en in het bloed. Wat wonder dan ook, dat de Joden zich ten hoogste geërgerd betoonden, toen de Heere Jezus tot hen over de ware vrijheid sprak. Zij gaven Hem verbolgen ten antwoord: , , Wij zijn Abrahams zaad, en hebben nooit iemand gediend; hoe zegt gij dan: Gij zult vrij worden". De Joden beschouwden Christus' woorden als een bittere hoon. Zij waren toch huns erachtens vrij. Zij hadden nooit iemand gediend. Zij waren altijd vrij geweest. Welk ene beschimping was het om tot hen van vrijmaking te spreken! Die armzalige dwazen! Zij zagen heel de Babylonische slavernij over het hoofd. Zij sloegen er evenmin acht op, dat zij destijds onder de heerschappij der Romeinen stonden. Zij vatten Christus' uitspraak , , gij zult vrij worden" als ene grove belediging op, zelfs op het ogenblik, dat zij als een overwonnen en geknecht volk onder het bewind der Romeinen stonden. Zelfs toen de Romeinse munt onder hen gangbaar was, hetwelk hun duidelijk hun geknechteid en dienstbaarheid aanwees, spraken zij nog; „wij zijn vrij". Welk een schrikkelijk zelfbedrog! Welk een ongehoorde verblinding!
Dit grove zelfbedrog, deze vreselijke zelfverblinding nu kenmerkt heel het liberalisme, onverschillig onder welke vorm het optreedt. Om het even ol het optreedt in theologische vorm als libe'tinisme of vrijgeesterij, zoals dat met de Libertijnen, die met Stefanus twistten, 't geval was, of dat het optreedt als staatkundig stelsel, altijd weer vertoont het ons het karakter van een groof zelfbedrog en een schrikkelijke zelfverblinding, Toen Calvijn In zijn dagen de libertijnen en vrijgeesten in een geschrift bestreed, kon hij hen met alle recht dat zelfbedrog en die vreselijke zelfverblinding voor ogen houden; gelijk ook dit in latere dagen ten aanzien van het staatkundig liberale stelsel geldt.
Het liberalisme toch gaat in zelfbedrog en zelfverblinding op, als het leert, dat de mens vrij is, terwijl elke dag op. nieuw het bewijs levert, dat de mens een gebondene is. Gebonden aan zijn lusten, gebonden aan zijn eigen liefde, gebonden door de beperktheid en verduistering van zijn verstand, een gebondene des satans zoals de Waldensche Catechismus terecht leert.
Doch daarvan wil nu juist het Liberalisme niets horen en niets weten. Het schrijft met Pelagius de mens een vrije wil toe en houdt het met Pelagius daarvoor, dat de mens zedelijke krachten, iets goeds, bezit, dat hi) met inspanning van krachten kan volmaken. Niet God, de Heere, doch de gevallen mens, wordt dan ook door het liberalisme als het begin, het midden en einde van zijne doelstellingen gesteld. Niet op de Allerhoogste stelt het zijn betrouwen, maar op de krachten en gaven van hel nietige schepsel. Niet naar het geopenbaarde Woord van den levenden God maar naar menselijke inzettingen wi het kerk, staat, maatschappij en hee het menselijke leven ingericht zien.
DeZe jammerlijke levensbeschouwing spruit voort uit ongeloof en ongehoorzaamheid, hoovaardij en drieste vermetelheid. Zij wil in haar denkbeeldige waan „van vrij ta zijn" van geen banden weten, van een door de zonde geknechte staat des mensen in het geheel niets horen en verwerpt daarom eigendunkelijk en vermetel de inzettingen Gods. Zulks geschiedt echter nimmer on gestraft.
Gods inzettingen verwerpende, ging d eerste wereld in de zondvloed ten on der; kenmerkte het Richteren-tijdperk zich door een schrikkelijk verval; kwam het Israëlitische volk in Babels wrede slavernij; aanschouwde het Joodse volk de door Christus voorspelde verwoesting van Jeruzalem en werd het door de Romeinen van Palestina's grondgebied over heel de aarde verspreid. Door Gods Woord en Wet te verwerpen brachten Arius en Pelagius de hevigste twisten en grote verwoestingen in de oude Christelijke kerk aan, stichtten de libertijnen en vrijgeesten in ons werelddeel nameloze ellende en veroorzaakte het uit hun leringen voortgekomene Liberalisme groot onheil, ook in ons land, in kerk, staat £1 maatschappij.
maatschappij. In dit artikel hebben wij de afkomst van het Liberalisme vastgesteld en aangetoond, dat het in de practijk schromelijke ellende brengt,
Gods Woord en Wet verwerpende stelt het zich in theorie en practij vierkant tegen Augustlinus' gebed „Geef mij, Heere, wat Gij gebiedt en gebiedt mij wat Gij wilt".
De Waarheid Gods niet erkennen' moet het niets hebben van het is, oude versje: Hij, wien de waarheid maakte vrij. Mag waarlijk vrijman heeten; Al d'anderen zijn in slavernij Ofschoon zij 't zelf niet weten.
Een valse en verderfelijke vrijheid najagende moet het Liberalisme, om het even in welke vorm het optreedt, de ware vrijheid haten. Het zet toch de mens op de troon en stoot daarmede God er af. Het verkiest in eigendunkelijke waai eigen gekozen wegen te bewandelen. Het zegt, miet de Joden: "^ij zijn vrij", gaat met hen in zelfbedrog en zelfverblinding op en gaat daarin ook met hen ten onder. Het loochent met Pelagius de val des mensen, stelt met hem, dat de mens vrij en goed geboren wordt en komt daarom ook met hem tdkens en telkens weer bedrogen uit. Dit is met vele voorbeelden aan te ionen. Wij zullen er maar één noemen. Maar dan ook één zeer sprekend, namelijk dat van de Volkenbond. Die bond is toch een door en door liberale instelling. Hij is geheel naar de theonën van het Liberahsme opgebouwd. Zijn gronaslag en inrichting zijn door en door libertijns. Niemand, die een juist oordeel over hem wil uitspreken, kan dat ontkennen. Het is waar, dat de A.R. ende C.H. er ten onzent hard mee zijn weggelopen Doch dat zegt ten aanzien van het weezen van die Bond niets. Hij verandert daarom van karakter geen grei9. Dat verheerlijken en wegdraven met deze Bond door de A.F. en C.H. toont alleen maar hun vresehjk verval aan. De Bond zelf is geheel en al één van libertijns maaksel; een lievelingsdenkbeeld aller liberalen.
Welnu, hoe is het met die Bond vergaan? Met de grootst mogelijke ophef, dat hij een eeuw van ongekende voorspoed en welvaart en een eeuwige wereldvrede zou brengen, werd hij ingeluid. Wat heeft hij gebracht? Niets dan verwarring en ellende, Hoe is hij ineengestort? Als een tweede Toren van Babel.
, v/l ^H"®"^ ^^^ "^^^ '^'^^^^ °*' ^^^^"' WIJ zijn voornemens, alvorens over net LiDeralisme ató ataatkunüig verschijnsel te gaan handelen, _ m een volgend ar^tikel^ te schrijven over de wegbereiders van jiet staatkundige Liberalisme, die het in latere eeuwen heeft gehad, Het politieke Liberalisme is toch niet op een zekere dag ^ , bij wijze van - r 1 1 Lt j. spreken zo maar uit de lucht gevallen. Behalve Arius en Pelagius, van wier grondstellingen de wegbereiders in latere eeuwen allen In mindere of meerdere mate zijn uitgegaan, heetft het tal van baanbrekers in latere tijden gehad, voordat het in en vooral na d^ Franse revolutie als een politiek stelsel optrad.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1947
De Banier | 8 Pagina's