Het grote nut van het getuigen in het Parlement
Van verschillende zijden, inzonderheid van de kant van de A.R.P. is voortdurend betoogd, dat een kleine partij in de Kamer niets kan uitrichten. De aanneming van het amendement van Ds. Kersten en Ds. Zandt met betrekking tot het gezantschap bij de Paus heeft zulk een bewering afdoende igeloochenstoaft. Daardoor moest in 1925 het kabinet Dr. Colijn aftreden en daardoor werd de coalitie tussen de R.K. met de A.R. en de C.H. vier jaren lang verbroken en is zij ook daarna nooit meer geworden wat zij tevoren was. Voorwaar, het was geen luttels zaak, welke de kleine S.G.P. eenmaal tot stand heeft gebracht. Het was een zaak van grote betekenrs en van ver reikende strekking. Jaren lang is de nawerking daarvan in cnze politieke geschiedenis mezkbaar geweest. Doch wij zullen daarop thans niet nader mgaan, dewijl '.v'ii oaar kort 'f^eledcn. nog, toen wij onder het hoofd van De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij over de geschiedenis dier partij schreven, daarover breedvoerig hebben gehandeld.
Wij wensen het thans te hebben lOver het grote nut van het getuigen in het Parlement. Qok daartegen zijn voornamelijk van de zijde der A.R.P. allerlei bedenkingen ingebracht, Hoe dikwerf is van die kant beweerd, dat zo iets van nul en generlei waarde is! En als men niet helemaal zo ver ging, hoe kleinerend sprak men er dan nochtans over. Hoe haalde men het nut en de betekenis daarvan omlaag! Ja, meii ging daarbij zelfs zo ver, dat men bij herhaling betoonde, dat het getuigen slechts negatieve waarde had. Op zogenaamde daden, op de practijk kwam het aan. Deze achtte men van positieve strekking te zijn, zelfs al werden daarbij de beginselen, welke men beleed, radicaal over boord geworpen. Dat deed er niet toe. Men had ten minste daden verricht, daden, die men hogelijk verheerlijkte, ook al waren zij nog al zio schadelijk voor de belangen des lands en ook al raakte Nederland daardoor hoe langer hoe meer onder de macht en de invloed van Rome,
Hetzelfde verwijt, dat hij met al zijn belijden niets uitrichtte, is niemand minder dan mr. Groen van Prinsterer jaren aaneen voor de voeten geviTioirpen. Het is dan goed en wel bezien niet dan een oud-liberale bewering, waarmede de A.R. en ook meermalen de C.H. tegen de S.G.P. zijn komen aandragen. Dit toont wel inzonderheid hun gebrek aan deugdelijk verweer. Het wijst helder en klaar aan, hoe jammerlijk 't in deze bij hen gesteld is, dat zij de S.G.P. met materiaal, dat zij uit de oude liberale doos hebben opgediept, moeten bestrijden.
Het heeft toch grotelijks zijn nut en zijn grote betekenis, dat er in het Parlement ten aanhore van het gehele Nederlandse volk getuigd wordt, opgekomen wordt voor de aloude waarheid en de richtlijnen worden aangegeven, welke daaruit naar Gods Woord en Wet voor het staatkundig leven van ons volk getrokken moeten worden. Het is waar, dat de liberalen over het getuigen in het Parlement ten aanzien van mr. Groen van Prinsterer smalend en hoogst kleinerend gesproken hebben; 't is even waar, dat de A.R. wel algemeen en ook vele C.H, zulks ten opzichte van de SGP en haar woordvoerders gedaan hebben; maar het is ook niet minder waar, dat dezen ter dier zake het antwoord hun niet schuldig gebleven zijn en dat mr. Groen van Prinstérer ten deze zijn liberale tegenstanders juist en scherp van antwoord gediend heeft.
Wi] wensen uit zijn werken op dit punt enige citaten te geven, welke na zo vele jaren dat zij gespioken zijn nog immer hun grote waarde behouden hebben en ook nu nog tegenover degenen, die de S, G, P, belagen, van volle toepassing zijn.
Hij schreef dan ter verweer tegen diegenen, die hem verweten, dat hij wel een beginsel poneerde, maa»* nooit de practische uitwerking er van aangaf het navolgende;
„De laatste verschansing, waarin men zich tegen de waarheden, die wij voorstaan, in veiligheid poogt te stellen, is dat het theoretische begrippen zijn, zonder nut voor de practijk. Een beweren, waar! men, in vergelegenheid, uitgaat vi de niet zeer aannemelijke onderste ling, dat er tussen de juistheid'di gedachte en de behoorlijke uitvoi ring der daad geen noodwendi verband is. Wij zijn, zegt men, i het Staatsregt ijverige en gestreni recensenten, wier eigen opstelle men vruchteloos tegemoet ziet"
Ook werd mr. Groen van Prinsterf ten laste gelegd, wat men de S.G.l en haar voorstanders evenzeer vc wijt, dat hij de practijk immer streng en onvoorwaardelijk na het beleden beginsel gericht vnld zien.
Mr, Groen antwoordde daarop fe rechte:
, , De beginsels zelve zijn dan allet niet praktikaal, wanneer zij geei wa: re beginselen zijn. Elke waarhe is praktikaal en op zich zelve, en i wij] zij met alle andere waarhedi in verband is. Zoo heeft de waa heid, die ik in het Staatsregt verJ dig, onberekenbare kracht, omi men haar grondslag of haar afdm sel en wederkaatsing overal tei vindt".
Ook heeft mr. Groen zeer juist o gemerkt, dat het voortdurende tuigenis op zichzelf reeds een we-m gnlijke toepassing en een krachóe practijk is, waar hij ten deze pzichte zo juist en zo vaak stelde; Doch, bij ongunst der omstandigeden, kan er getuigenis van de aarheid afgelegd worden; en dit oortdurend getuigenis zelve is feeds een wezenlijke toepassing en en krachtige practijk. De prediing der gerechtigheid is onder het oortduren der ongerechtigheid niet vertollig; en de taal van hen, die ich tegen een alvermogenden ^ingeland verheft, gaat niet ver •ren, omdat hij zelf het slagtoffer ijner edele vrijmoedigheid wordt",
Niet minder moedig heeft mr. Groen an Prinsterer hen geantwoord, die krenkend en geringschattend o praken over hen, die getuigen en elijden en met spreken en schrijven _un beginselen bij het volk ingang oeken te doen vinden, als hij de wgende woorden .eenmaal schreef: , Er ligt ook thans in de vrijmoedige jelijdenis uwer overtuiging een vernogen. waarvan de werking alleen lan Hem, die den wasdom geeft, bekend is. Wij hebben reeds lang geloeg gesproken en geschreven, hoort nen somwijlen, de tijd van bandeen is daar; alsof spreken en schrijven geen handelen was; alsof hij, oor wien het zaad in den akker gf worpen wordt, alleen gerekend moest worden niets te hebben gedaan".
Zie. hier dan de lezers enkele uitspraken van mr. Groen van Prinsterer geboden. Daaruit blijkt zonne-klaar, dat hij het nut van een voortdurende getuigenis in het Parlement hoog aansloeg en dit allerminst als gen beuzelarij beschouwde, waarmede niets uitgericht werd, En in deze stond hij niet alleen. Vele jaren te voren had Ds, van Lodensteijn in een biddagspredicatie er de volle nadruk opgelegd, dat het van het grootste belang was, dat in de publieke vergaderzalen de stem der waarheid gehoord werd. En dit is het ook zonder enige twijfel. Blind voor de toekomst en gehoorzaam aan het gebod moge de S.G.P. door eer en oneer, door goed en kwaai gerucht door middel van haar vertegenwoordigers de stem der waarheid in de publieke vergaderzalen des lands doen weerklinken. Zo handelende voldoet zij aan een goddelijke eis en kan zij onder Gods onmisbare gunst en zegen ons volk grotelijks ten nutte zijn. Te rechl heeft mr. Groen opgemerkt, dat, bij het voortduren der ongerechtigheid, de prediking der gerechtigheid, inzonderheid die der Goddelijke gerechtigheid, waaraan toch alle gerechtigheid haar aanzijn dient te ontleden, niet overtollig is.
Daarvan zal ons volk heel wat meei profijt hebben dan dat men een politiek voert, waarbij men ter wille van de gedienstigheid der practijk of ten behoeve van het instandhouden van een coalitie het ene beginsel na. het andere prijs geeft. Daar toch, waar het wezenlijke Christelijke beginsel aan de practische politiek wordt opgeofferd, ziet men — zoals onze dagen ons dat op zo sprekende wijze te aanschouwen geven —, ongeloof en bijgeloof onder ons volk steeds meer veld winnen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1947
De Banier | 8 Pagina's