De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde partij
Voor Stadie en Leidraad
XII. De éescbiedenis der S.G.P.
De S.G.P. verkreeg in 1933 — zoals in een vorig eirtikel reeds is.geschreven — door de uitslag van de Kamerverkiezingen weder haar drie afgevaardigden,
In deze periode zou er een nieuwe aanslag op de Kamerzetels der SGP worden gepleegd. Deze ging veel verder dan die, welke in een vorige zitingsperiode minister Ruys de Beerenbrouck had gedaan. Hij was er regelrecht op gericht om de drie zetels aan de S.G.P, te ontroven. Het daarop betrekking hebbende wetsvoorstel hield toch in om aan een lijst geen zetels toe te kennen, tenzij daarop niet het drievoudige aantal stemmen van de kiesdeler was uitgebracht. Behaalde een lijst niet dat getal stemmen, dan kwam zij voor de toekenning van een zetel niet in aanmerking.
Degene, door wie dat wetsvoorstel was ingediend, was de anti-revolutionnaire minister de Wilde. Begrijpelijkerwijs was aan dat voorstel niet het voorkomen gegeven, alsof het op de Kamerzetels der S.G.P. gemunt was.
Uit het oogpunt van 's Landsbelang — zo heette het — was het voorstel ingediend. Met dezelfde argumenten als waarvan de liberalen zich eertijds bediend hadden, verdedigde de anti-revolutionnaire minister zijn wetsvoorstel.
Dit voorstel hield onmiskeiïbaar een groot onrecht jegens de kleine partijen in. Terecht schreef de Nieuwe Rotterdamsche Courant van Woensdag 20 Februari 1935:
Het voorste] der Regering komt feitelijk hierop neer, dat het kiesrecht van al wie zich krachtens zijn overtuiging niet bij een grote partij aansluiten kan, waardeloos wordt. Zij worden niet formeel maar de facto van hun kiesrecht beroofd".
En het getal dergenen, die op zulk een wijze van hun kiesrecht beroofd werden, was waarlijk niet klein. Naar een juiste berekening hadden toch bij de Kamerverkiezingen van 1933 niet minder dan 600, 000 personen hun stem niet op een lijst van de grote partijen uitgebracht. Al die 600.000 lieden zouden, was het wetsvoorstel de Wilde aangenomen, van hxm kiesrecht feitelijk beroofd geworden zijn.
Dat was in grond en wezen niet anders dan 'n schromelijke onderdrukking van de minderheid. En daartoe leende zich de anti-rcvolutionnaire minister de Wilde. Hoe vergreep hij zich aan bet verleden van de anti-revolutionnaire partij! Geen enkele partij toch heeft eertijds zo scherp de uitspraak van de liberaal Kappeijne van de Oopello, waarbij hij verklaarde dan moet de minderheid maar onderdrukt worden, veroordeeld en voortdurend gehekeld dan de A, R.P.
Bij voortduring hebben de anti-revolutionnairen bij monde en in geschrif- te die uistpraak als een schandelijke rechtsverkrachting en als een brutale aanslag op de goede zeden veroordeeld
Ds. Zandt, die bij de behandeling van dit wetsontwerp het woord voerde, sprak dan ook met het volste recht: „Inderdaad, gelet op het verleden van de Anti-revolutionnaire Partij, is er alle reden om zich over de houding van de anti-revolutionnaire minister de Wilde te verwonderen. Slaat men echter de huidige constellatie van de Anti-revolutionna< re Partij gade, dan zal niemand zich daarover met reden kunnen verbazen, ja, een ieder het zelfs zeer goed kunnen begrijpen, dat één van de eerste wetsvoorstellen van deze anti-revolutionnaire minister juist de Kieswetwijziging is.
Vanuit het anti-revolutionnaire kamp heeft men doorlopend op de S'taafkundig Gereformeerden gevuurd en alles op hun ondergang toegelegd. Schier van dag tot dag werden z'.j van uit dat kamp onder vuur genomen en gedurig onder de rook en de kruitdamp van het anti-revolutionnaire geschut gezet. Het merkwaardige is, dat zij daarbij immer gezond en levend gebleven zijn en zij de verkoopte politieke dood maar niet stierven.
Geen wonder, dat men in het antirevolutionnaire leger, zowel hoofdofficieren als soldaten, na tevergeefs zoveel kruit en ammunitie verspild te hebben, op een beter en afdoend vernietigingsmiddel zon en dat men in dat kamp thans grotelijks jubelt over de vondst van één hunner, de minister van Binnenlandse Zaken. Het dodelijk schot, dat de Anti-Revolutionnairen de Staatkundig-Gereformeerden als politieke partij zo gaarne zien toegebracht, mocht eindelijk eens door de hand van de minister willen vallen. Dat zou hun zoveel waard zijn, dat zij zich over de wijze, waarop dit zou plaats grijpen, in het geheel niet bekreunen! Dit verklaart voor ons als Staatkundig-Gereformeerden de hoog gesterade lof, die de anti-revolutionnaire pers aan het ontwerp-de Wilde toezwaait, dat goed en wel beschouwd een aanfluiting is voor het verleden der Anti-revolutionnaire Partij.
Niemand toch zal het voorstel van de minister als een model van wetgeving, waarbij alle willekeur gebannen, gelijk recht voor allen betracht, de moraliteit hooggehouden en de Grondwet gans en al niet verkracht is, kunnen beschouwen. Dit wetsontwerp dient daarom beslist verworpen te worden, dewijl het in strijd met de Grondwet, de zuivere evenredige vertegenwoordiging aantast, een summum van willekeur, een aanranding van de rechten der minderheden en een immorele versterking der grote partijen in deze Kamer behelst en Parlement en Regering in de ogen van het volk niet weinig omlaag haalt".
Inzonderheid bet getal drie — wel geheel willekeurig gekozen — sprak in deze boekdelen. Dit getal was opzettelijk gekozen. Daarmede zou de S.G.P. getroffen worden naar men hoopte, dodelijk getroffen worden. Daarvoor werd dan de wetgeving door een anti-revolutionnaire minister misbruikt. Dat was wel een schromelijk misbruik. Zo oordeelde 't blad , , De Avondpost" er ook over, hetwelk in zijn nummer van 13 Augustus 1934 schreef:
, , Wij zouden het — om slechts een voorbeeld te noemen •— schromelijk onrecht vinden orii op grond van de nieuwe bepaling de groep S.G.P. uit het Parlement te stoten. Wij staan tegen deze fractie rechtdraads over; wij moeten van haar politiek niets hebben; slechts bekrompenheid echter kan ontkennen, dat zij de zienswijze, 't principe van 'n grote en bij opeenvolgende verkiezingen gegroeide volksgroep vertegenwoordigt. Dat de aanwezigheid van deze fractie in strijd zou zijn met het parlementairisme of dit in zijn functie zou belemmeren, is een volstrekte onjuistheid, en het is ten enenmale ongepast, om door een bepaling, die volgens ons een pure machtsdaad zou zijn, haar (geoordeeld naar haar positie van het ogenblik) verder uit te sluiten. De evenredigheid geldt juist om ook minderheden principieel tot haar recht te doen komen".
Kennelijk lag aan heel het wetsonr werp van minister de Wilde ten grondslag om de S.G.P. uit de Kamer te weren en daardoor haar groei onmogelijk te maken. En dit alles werd dan door de anti-revolutionnaire minister goed gepraat met de bewering, dat de kleine partijen de goede gang in het Parlement beletten en dat zij. • de grote partijen prikkelden, Ook daartegen heeft — om ons op een onpartijdige getuige te beroepen — het blad , , de Avondpost" van de bekende journalist Hans in zijn nummer van 13 Augustus 1934 te recht opgemerkt:
, , Er heeft zich allengs een mening ontwikkeld, welke tot een soort staatkundig dogma geworden is, dat de kleine partijen een belemmering, een bedreiging, een gevaar zijn voor het parlementaire stelsel. Op deze theorie rust dan ook de radicale maatregel, welke de Regering nu voorstelt. Toch achten wij die zienswijze in tweeërlei opzicht fout; practisch en principieel, Practisch staat de zaak op het ogenblik, en met name in de laatste jaren, zo, dat door een meer en meer veldwinnend stelsel van rantsoenering in het debat, de kleine fracties in geen enkel opzicht geacht kunnen worden een enigszins ernstige belemmering voor de staatkundige arbeid te zijn , Wanneer er zoals bij het algemene begrotingsdebat per groep gerantsoeneerd wordt, krijgen de kleine fracties slechts weinig tijd en wordt er, wat verder regel is, gerantsoeneerd per lid, dan ligt voor de hand, dat die kleine groepen nog veel minder tijd verbruiken, dan zijn het inderdaad de grote fracties, die al heel weinig lust tot beperking bek nen en vaak oVer een zelfde ondet werp tal van sprekers in het vel zenden, wat de kleine groepen m tuurlijk niet kimnen doen. Juist d crisis-ontwerpen leveren daarva overtuigende voorbeelden".
Het wetsontwerp de Wilde wei echter in de vorm waarin het ing. diend was, niet aangenomen. D meerderheid van de Kamer vond he te bar en veel te ver gaand om i minderheden op zulk een wijze te on derdrukken, als deze anti-revolutioi naire minister het gewild had. En mislukte meteen de brutale aansla op de zetels der S.G.P, Wij vinde die aanslag te merkwaardig en va te grote betekenis, om ze onze lezei niet mede te delen. Wij zien er ti vens een klare proeve in, hoe mem het anti-revolutionnaire kamp ove de S.G.P. denkt. Men zal er wèl aa doen, om dit verbluffende staaltj van onrecht, dat men van de zijj der Anti-Revolutionnaire Partij 4 S.G.P. wilde aandoen, niet geheel d vergeten. Het is tooh meer dj, hoogst ergerlijk, wat minister de Wil de jegens de S.G.P. wilde bej Dat streed niet alleen tegen het ver re verleden van de Anti-Revolutioï naire Partij zelf, maar ook tegen alïi begrip van recht. De S.G.P. stonde A.R.P, in de weg en daarom moejl zij weg, weg met verkrachting vai Grondwet en van alle recht En daai voor schroomde een anti-revolutioi naire minister niet om zijn ambt misbruiken. Het was en is toch m anders dan een misbruik van het n nisteriëele ambt om zulk een wet ontwerp, dat zo kennelijk het op i ondergang van de S.G.P. had aang legd te vervaardigen en bij de Kam in te dienen. Voorwaar, dat wel ontwerp van minister de Wilde het heelwat te zeggen en geeft ell S.G.P.er heelwat te denken. Ook i de dag van heden zelfs nog.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1947
De Banier | 8 Pagina's