BRIEF uil Zeeland
XXXI.
Zij, die Zeeland bereizen, zullen wel reeds ondervonden hebben, dat het niet mogelijk is zich in korte tijd van het ene deel naar het andere te verplaatsen, en dat vooi korte afstanden mdestal nog veel tijd nodig is. Zeeland ligt nu eenmaal gescheiden door brede rivierarmen, en de techniek mag ver gevorderd zijn, overgangen over het water zijn toch nog steeds hinderlijke dingen voor het snelverkeer.
Het is dan ook te begrijpen dat getracht wordt om die waterovergangen te vervangen door bruggen voorzover tdat mogelijk is. Er zijn dan ook brugplannen voor de verbinding van het eiland Noord-Beveland met Zuid-Beveland, en er waren niet alleen plannen, maar er was een brug tussen het eiland Tholen en Noord-Brabant. Helaas moet worden geschreven dat er een brug was, want die is door de oorlogshandelingen vernield. Er wordt echter ernstig naar gestreefd om de brug weer daar te stellen en daardoor de verbinding voor het eiland Tholen met het vaste land aanzienlijk te verbeteren.
Dat feit op zichzelf zou geen genoegzame aanleiding zijn om een brief over te schrijven, maar, er zit aan die brug geschiedenis vast en er zijn reeds veel woorden over gespreken, vele gedachten over geuit hoe nu eigenlijk die geschiedenis is. Er wordt namelijk voor het passeren van die brug een bruggeld geheven, Er moet dus eigenlijk tol worden betaald.
Voor 1928 lag daar rustig het water, dat de scheiding vormde tussen het vaste land en het eiland. Het kon er echter ook wel woelen, en er zijn toen ongelukken gebeurd waarbij mensenlevens te "betreuren waren. Het gemeentebestuur van Tholen heeft dan ook een kloek besluit genamen, en is gekomen tot het bouwen van een brug. De brug werd gesteld in de plaats van het vroegere veer, en de rechten welke voorheen voor het overzetten met de pont werden geheven, werden nu geheven voor het passeren van de brug. Op zichzelf geheel logisch. Toch deed het eigenaardig aan dat voor het over een brug gaan geld betaald moest worden. Het was echter de enige mogelijkheid voor Tholen om de onkosten te financieren, want, al kostte toen een brug niet het bedrag dat er nu voor nodig is, toch was ook toen bruggenbouw duur, Tholen had dan ook geen winst op die brug maar verloor doordat de uitgaven van rente en aflossing op de exploitatie gingen drukken.
De heffing van bruggeld gaf veel ergernis bij de bewoners van het eiland buiten de stad Tholen. Dis moesten betalen. Voor schoolgaanden was dat met 10 cent per^keer per jaar een grote som. Het was daarom dat er steeds op werd aangedrongen om de bruggelden te doen vervallen. Werd echter een beroep op medewerking gedaan van de gemeenten, dan werd aan dovemansdeur geklopt. Het bleek niet mogr lijk om tot een regeling te komen, alhoewel het gemeentebestuur van de stad Tholen wel genegen was.
Nu door de vernieling van de brug de vroegere toestand werd hersteld, en weer, behalve voor voetgangers, van de pont moest worden gebruik gemaakt en ook weer opnieuw moest worden gehandeld over de brug, rees deze kwestie weer opnieuw en was er alle aanleiding om pogingen te doen om de overgang vrij te krijgen. Door onderhandelingen is bereikt dat de gemeenten op het eiland 10 jaar lang f 0.25 per inwoner willen betalen. Daarmede is echter nog niet alles geregeld. De kosten van herstel van de brug worden geschat op f 600.000.—, terwijl er nog een schuld op rusl van f 506.593.78, Het rijk is bereid om die kosten voor zijn rekening te nemen, echter onder de voorwaarde dat de provincie aan het rijk f 150.000.— betaalt. De stad Tholen moet dan afstand doen van het recht van heffing en krijgt dus, bij wijze van over.gang, maar alleen de inkomsten van de andere gemeenten.
Zo oppervlakkig bezien is men geneigd om die regeling gunstig te beschouwen, Ecbter er zit nog meer aan vast. De stad Tholen heeft bij het leggen van de brug niiet alleen geld geleend, maar ook een bedrag van f 50.428.58, gereserveerd uit de opbrengst van het veergeld, voor het leggen van die brug gegeven. De voorwaarde is nu dat Tholen daarop geen aanspraak meer zal maken. De stad Tholen meent echter rech ten te hebben op het heffen van bruggeld als zijnde voortgekomen uit het veerrecht. Dat recht wordt door de Tollen-oommissie alsook door Gedeputeerde Staten van Zeeland bestreden.
Hier blijven dus twee meningen tegenover elkander.
De vraag rijst of op dat meningsverschil de toch op zichzelf onjuiste toestand moet blijven bestendigd.
Aan de Staten'van Zeeland is een voorstel gedaan ojn 't besluit waarbij Tholen gerechtigd werd tot de heffing, in te trekken.
Zullen de Staten dat doen? Zullen zij, evenals Gedeputeerde Staten achten dat Tholen geen rechten heeft? Daaitop kan geen antwoord worden gegeven.
Vast staat dat in deze aangelegenheid de opzet in het begin onjuist is geweest. Niet de stad Tholen, maar 6f het rijk óf de provincie hadden de brug moeten bouwen en reeds toen moest de zaak geregeld zijn.
Het is dan ook noodzakelijk dat het rijk zich nu niet onbetuigd zal laten, ook al moet er nog f 50.000, — bij.
Laat nu daar ook de mogelijkheid worden gesteld tot een vlot en vrij verkeer.
Dat is de wens van
UW ZEEUWSE BRIEFSCHRIJVER
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1947
De Banier | 8 Pagina's