Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Indische kwestie in de Tweede Kamer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Indische kwestie in de Tweede Kamer

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Regeringsverklaring

Rede Ds, Zandt

j , Woensdagmiddag 23 Juli legde ae Regering in zake haar beleid ten aanzien van Indië een verklaring af. Er bestond voor die verklaring van de zijde van het pubhek grote belangstelling. De beide tribunes waren f heel bezet terwij velen daarop geen plaats hadden kunnen bemach-

Aan de avond van genoemde dag vonden de besprekingen over de afgelegde verklaring plaats. De communisten konden de houding van de Regering, zoals ieder wel kan be­ grijpen, niet goedkeuren. Hun critiek leverde echter niets nieuws en zakelijks op en richtte zich voor een groot deel over de hoofden der Ministers tot de Partij van de Arbeid. In hoofdzaak ging de Partij van de Arbeid met de Regering mede, van oordeel als zij was, dat een militair optreden niet achterwege had kunnen blijven. Alleen de heer Nederhorst gaf blijk van een afwijkende mening, al verklaarde hij het met de communisten niet eens te zijn en aan een motie, als door deze was voorgesteld, geen behoefte te hebben.

Overigens was heel de Kamer van oordeel, dat de Regering niet anders had kunnen handelen dan zij gehandeld heeft en dat een politioneel op­ treden noodzakelijk was. Dit is zeer wel te verstaan. Onze militairen konden toch niet aan de aanvallen der Republikeinen blijven worden blootgesteld. Geen enkele Regering kan gedogen, dat haar troepen het slachtoffer worden van onverhoedse aanvallen. En dewijl de regering der Republiek er herhaaldelijk blijk van had gegeven, dat zij het overeengekomen bestand niet kon of wilde handhaven, schoot haar tenslotte niet anders over dan gewapend op te treden. En dit niet alleen, er dient ook beslist een einde te komen aan de vreselijke terreur met zijn brandstichtingen en moordpartijen. Die gruwel met al wat er aan verbonden is, diende beëindigd te worden. De onderdrukking van de Soendanezen, Madoerezen en andere Indische volkeren kon niet blijven bestaan.

Wij betreuren het, dat het zover is moeten komen, dat van de wapens gebruik moest worden gemaakt en dat dit met verlies van menserJevens gepaard zal gaan. Wij zijn van oordeel, dat wanneer de Regering van stonde aan de Indische kwestie anders aangepakt had, dit vermeden had kunnen worden.

Wij verstaan het, dat de ouders, vrouwen, kinderen, verloofden en verdere verwanten dagen van grote spanning beleven. Wij hopen, dat ze in deze de toevlucht mogen nemen tot Hem, die hen ondersteunen en hun betrekkingen in Indië bewaren kan.

We zien in de hele gang van zaken met Indië een nieuwe, zware beproeving, welke de Heere om der zonden wil over ons volk brengt. Mocht deze zo ernstige en dringende roepstem eindelijk eens ^ Aioor overheid en onderdanen ter, harte genomen worden, opdat zj.ij'in schuld, gevoel met verootmoediiging tot God mochten wederkeren. ^

Van staatkundig gereiformeerde zijde werd bij deze gelegejaheid het woord gevoerd door ds, Za? dt, Deze sprak hierbij, gelijk door aiVen, dia het optreden der Regering noodzakelijk achtten, betrekkelijk .slechts kort. In een beknopte, doch uiYerst zakelijke rede zette hij zijn standpunt in deze uiteen. Wij bieden hierbij de rede onze lezers aan.

Ds, Zandt dan sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Overtuigd als ik ben, dat de Regering niet anders kon handelen dan zij gehandeld heeft, toen zij in Indië een politioneel optreden gelastte, erken ik ten volle de noodzakelijkheid daarvan. De feiten, welke de Regering in haar verklaring de Kamer heeft medegedeeld spreken ten dien opzichte een overtuigende taal. Het moet een ieder toch heel wat te zeggen hebben, dat, zoals de Regering verklaarde;

„Ondanks het 14 October 1946 gesloten bestand en de 25 Maart 1947 ondertekende overeenkomst van Linggadjati de Luitenant-Gouvem. Gen. de 17 Juli j.l. moest berich- ten, dat het aantal gerapporteerde schendingen van het bestand, waarvan de Republiek door ons sedert de dag der ondertekening van de overeenkomst werd beticht, de duizend had overschreden".

Dit spreekt toch boekdelen.

Niet minder betekenisvol is de verklaring van de Regering, dat er tussen 25 Maart en 15 Juni van dit jaar; 317 beschietingen van Nederlandse patrouilles en stellingen; 142 gevallen van vernielingen en ondermijning van bruggen en andere objecten, alsook aanleg van mijnenvelden; 156 gevallen van aanleg van versterkingen binnen en langs de demarcatie-lijn, van hindernissen en het opbreken van wegen; 52 gevallen van ontvoeringen, moord, rampokpartijen en brandstichting met betrekking tot de bevolking; en 14 gevallen van infiltratiepogingen naar de Malino-gebieden hebben plaats gevonden

Hierbij komt nog de opruiende propaganda, welke tijdens het bestand door middel van de pers en radio van republikeinse zijde werd gevoerd. Een voorbeeld daarvan werd ons hedenmiddag door de Minister-President gegeven, waar hij wees op de radio-rede van 26 December 1946, waarin de opperbevelhebber van het republikeinse leger generaal Soedirman tot de republikeinse strijdorganisaties zeide; , , Zet de strijd onverminderd voort. Versterkt onze eenheid, stuurt zo veel mogelijk wapens en andere benodigdheden naar het gevechtsfront. Strijdt georganiseerd. De strijdgeest in voorste lijn en achter het front behoren en moeten wij wederom opwekken".

Dit éne geval van ergerlijke opruierij, hetwelk in flagrante strijd met gedane belofte plaats gehad heeft, zou nog met tal van andere gevallen van ophitsing en opruierij te vermenigvuldigen zijn.

Deze ergerlijke feiten hebben ten gevolge gehad, dat gedurende het bestand van 14 October 1946 tot 18 Juli 1947 niet minder dan 158 van onze militairen gesneuveld of aan de bekomen verwondingen overleden zijn. Men stapt hier nu van zekere zijde wel licht over heen, , maar dit is toch wel een hoogst ernstig feit.

Dit'Viinden wij wel het allerergste an het ^j^eval. Dit heeft bij zeer veen in ons IcJ'nd de vraag doen rijzen, of de Regeriii-^g niet reeds veel eerder had moetè-n ingrijpen, van oordeel als zij zijn, ' dat de Regering toch ovenal voor hjüt leven harer militairen dient te yt^aken.

Dit alles overvvegende zijn wij van oordeel, dat h^jt hoog tijd was, dat de Regering ^oor politioneel optreden ingreep. •

Zoals het er toch naar toe ging, kon het er niet langer naar toe gaan. De Regering kon, waar de Republiek niet wilde gelasten het vuren Ie staken, haar soldaten niet blijven laten afmaken, Aan de vreselijke terreur, welke Soekarno's regering op zo wrede wijze uitoefende, behoorde een einde te komen. De brandstichtingen, vernielingen, moordpartijen en andere gewelddaden mochten niet langer ongestoord voortgaan. De duizenden, die in kampementen en gevangenissen opgesloten izaten', onder wie tal van vrouwen, die gedwongen werden in concubinaat te leven, dienden eindelijk eens bevrijd te worden. De rechtmatige eigenaars hebben er recht op, dat zij weer in 't bezit van hun bezittingen woorden gesteld. De kostbare producten, waarop heel de wereld en Nederland al zo lang zit­ ten te wachten en die voor het herstel en de wederopbouw zo dringend nodig zijn, dienen ten algemene nutte weder beschikbaar gesteld te worden. Veiligheid en orde, recht en gerechtigheid, een rustige en veilige uitoefening van het bedrijfsleven eisen een behoorlijke bescherming. Uit dat oogpunt was het politionele ingrijpen der Regering noodzakelijk. Ware het langer uitgesteld, het zou nog meer slachtoffers gekost hebben, en er zou wis en zeker nog meer bloed gevloeid en nog veel meer schade berokkend zijn, zonder dat er aan de schrikkelijke terreur, ook van Soendanezen en Madoerezen en andere Indische volken, ? en einde gekomen was.

Mijnheer de Voorzitter! Het behoeft geen nader betoog, dat wij het betreuren, dat het zo ver gekomen is, dat in deze kwestie met de wapens moest worden opgetreden. Daarbij toch gaan immer mensenlevens teloor. Dat is zo op zich zelf immer iets jammerlijks. Ik betreur elk mensenleven, dat op zulk een wijze beëindigd wordt. Het verblijdt ons dan ook, dat onze legercommandanten — hetgeen geenszins een dapper en heldhaftig, standvastig en onversaagd optreden uitsluit — tegen onnodige hardheid en wreedheid onze troepen gewaarschuwd hebben, dewijl alle wreedheid door Gods Woord nadrukkelijk verboden - ysrordt en tevens, dat volgens ingekomen berichten het militaire optreden een snel en gunstig verloop heeft. Dit te meer, als wij gedenken de ouders, vrouwen en kinderen en verdere verwanten van onze militairen in Indië. Zij beleven inderdaad spannende dagen. Dat zij daarbij het oog mochten geslagen hebben op Hem^ die hen ondersteunen en hun verwanten bewaren kan. Ook voor ons leger, dat in Indië verblijft, is het ons een oorzaak van vreugde, dat alles daar een snel verloop blijkt te hebben. Het zou bovenal groot zijn, indien ons leger in Indië het kenmerk mocht vertonen van het roemuchtige leger van Cromwell, dat zich onderscheidde door oprecht gebed en oprechte vreze Gods, welke er in onmiskenbaar aangetroffen werden n waardoor het onoverwinnelijk was.

Mijnheer de Voorzitter! Het ligt thans niet in mijn voornemen, lang naar aanleiding van de laatste Regeringsverklaring te spreken. Ik wil echter, alvorens te eindigen, verklaren, dat ik mijn daarin ingenomen standpunt volkomen handhaaf. Ik zal daarop thans niet verder ingaan. De huidige omstandigheden lijken mij daarvoor niet geschikt, 't Zou licht de indruk kunnen wekken alsof ik het politioneel optreden der Regering niet noodzakelijk acht, en ook anderszins verwarrend en ontmoedigend kunnen werken. Alleen wil ik de Regering er in alle bescheidenheid, maar ook met alle beslistheid op wijzen, dat het allerminst raadzaam is, weder onderhandelingen aan te knopen met personen, wier ja geen ja, en wier neen geen neen is. De ervaring, welke de Regering zelf daarmee opgedaan heeft, is van die aard, dat een herhaling daarvan allerminst gewenst is en beslist tot het verleden dient te behoren. Het heeft toch geen zin onderhandelingen aan te gaan met personen, die onbetrouwbaar van karakter zijn zó, dat zij even gemakkelijk verdragen sluiten als verbreken. Er dient een waarborg te zijn, dat eenmaal gesloten verdragen ook nageleefd worden. Wat voor zin heeft het anders verdragen te sluiten? Ook dient er enige waarborg te zijn, dat de per­ sonen met wie een overeenkomst wordt aangegaan, bij machte zijn om de overeenkomst ten uitvoer te brengen. Tevens heeft de Regering zulk een overeenkomst aan te gaan, da* het ene Indische volk niet over het andere zal kunnen heersen. Tyrannie en despotisme in welke vorm dan ook dienen absoluut geweerd te worden. Een Rijkseenheid op federatieve grondslag, op de grondslag, welke de Koninklijke Boodschap van 7 December 1942 daarvoor aangaf, waarbij Nederland en Indië in een duurzame band als twee vrije volken gezamenlijk verenigd blijven, worde gevestigd. Dit is allerminst een terugkeer tot een koloniale verhouding, welke de oude gereformeerde theologen nimmer gewild hebben en wij ook nu niet willen. Deze Rijkseenheid zal zowel Nederland als Indië ten zegen zijn.

Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, willen wij het ook op deze plaats staande, niet verzwijgen, dat wij m de huidige omstandigheden, waarin wij ten aanzien van Indië verkeren, een nieuwe beproeving Gods zien, welke Regering en onderdaan lot verootmoediging onder Gods slaande hand aanmaant, alsook een dringende hoorbare roepstem Gods, welke ons volk oproept om schuldig tot Hem weder te keren en de zonde te verlaten.

Donderdagmiddag 24 Juli beantwoordde de Minister in een rede, die uiterst vaag van inhoud was, de verschillende sprekers. Verscheidene Kamerleden repliceerden, doch allen in beknopte vorm. Ook ds. Zandt gevoelde zich gedrongen om de Minister nog om een nadere opheldering te vragen. Hij stelde deze zeer pertinent de vraag, mede in verband met een citaat, dat hij uit een brochure van een partijgenoot van de Minister voorlas, of de Regering voornemens is om straks wederom met de huidige leiders van de Republiek te gaan onderhandelen. Bs, Zandt deed dit in de volgende rede:

Mijnheer de Voorzitter! Ik heb aan hetgeen ik gisteren gesproken heb, slechts zeer weinig toe te voegen. Ik zou de Regering nog eens zeer ernstig er voor willen waarschuwen om toch niet meer met de personen, met v/ie zij zo lange tijd geheel vruchteloos onderhandeld heeft, wederom te gaan onderhandelen.

Ik lees in de brochure van een partijgenoot van de Minister van Overzese Gebiedsdelen, de heer Pieter 'i Hoen, welke tot titel draagt: „Terug uit Djokja" op blz, 115, het navolgende:

„Wat zoudt u doen, vraagt plotseling Mr, Phoenix, als de opperbevelhebber en de minister van defensie zouden bevelen het vuren te staken?

Het vuren staken? herhaalt Soeto. mo. Waarom zou men het vuren sta ken? Wij staan er schitterend voor! De Hollanders in Soerabaja zijn uitgeput! Ze houden het niet lang meer vol! Ze hebben niet genoeg te eten en er is watergebrek. Hun soldatea vallen op hun post in slaap, We hebben ze de laatste maanden meer dan 25 jeeps afhandig gemaakt. Straks jagen we ze in zee. Wie kan er aan denken, onder zulke omstandigheden het vuren te staken? "

Mijnheer de Voorzitter! Wat heeft het voor zin met zulke personen als ook Soekarno er een is, opnieuw onderhandelingen aan te knopen? Uit hun woorden en daden is toch genoegzaam gebleken, dat ze niet mei de Nederlanders op goede voet wülen verkeren. Ze zouden ze het liefst zoals ze zelf zeggen, in zee jagen, Bovendien zijn zij onbetrouwbaar. Het staat toch boven alle twijfel vast, dat hun ja geen ja en hun neen geen neen is. Gaat de Regering weer met zulke leiders onderhandelen, dan zal dit laatste nog erger zijn dan het eerste. Gaarne zou ik dan ook van de Minister de vraag beantwoord zien of het in het voornemen der Regering ligt om straks opnieuw met lieden als Soekarno, Soetomo en dergelijke weer te gaan onderhandelen. De Regering geve mij op dit punt een duidelijk antwoord.

Verbijsterend was het uit de mond van de Minister te moeten vernemen, dat de Regering bereid is om andermaal onderhandelingen aan te knopen met de personen, die de regering der Republiek daarvoor zal aangrijpen o.a. ook met Soekarno,

Dit loopt wel alle spuigaten uit. Men weet niet wat men hoort als men zulk een antwoord van achter de Regeringstafel krijgt. De Regering schijnt nog geen tegenslagen genoeg te hebben gehad. Zullen er nu weer onderhandelingen moeten worden aangeknoopt met lieden als Soekarno, met wie men nooit had moeten onderhandelen?

Welk een ellende zal ons nog Ie wachten staan! We zien hier weder een der droeve gevolgen van een Regeringsbeleid, waaraan Gods Woord en Wet niet ten grondslag liggen, maar waarbij de souvereiniteit van de mens wordt gehuldigd, Dan moet men wel tot allerlei dwaasheid vervallen en dan is liet te verwachten, dat de ene ellende zich op de andere stapelt.

De motie, welke de communisten hadden ingediend, werd met overgrote meerderheid van stemmen door de Kamer verworpen. Vanzelfsprekend stemden de beide Staatkundig Gereformeerde Kamerleden tegen. Alleen de communisten stemden er voor.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1947

De Banier | 8 Pagina's

De Indische kwestie in de Tweede Kamer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1947

De Banier | 8 Pagina's