BRIEF uit Zeeland
XXXIII.
De mens wikt, God beschikt, dat zegt het spreekwoord en het antwoord op de 125e vraag van onze Heidelberger Catechismus luidt: „Ons dagelijks brood geef ons heden-Dat is; Wil ons met alle nooddruft van het lichaam verzorgen, opdat wij daardoor bekennen, dat Gij de enige Oorsprong van alle goed zijt en dat noch onze zorg, noch arbeid, noch Uw gaven, zonder Uw zegen ons gedijen; en dat wij derhalve ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken en op U alleen stellen.
Wat wordt er weinig aan gedacht eo wat wordt het nog minder beleefd en wat is het toch duidelijk, dat hst de waarheid is.
Inzonderheid in Zeeland zien we 't weer bevestigd, dat aan Gods zegen alles gelegen is en dat al ons streven, al ons zorgen, al ons waken en al ons doen niet zullen baten indien die zegen wordt gemist.
De berichten over de stand van de oogst wijzen er op, dat die zegen in deze zomer niet is verkregen, althans dat die niet heeft geleid tot het wassen van een oogst met veel opbrengst. Wij zijn zo spoedig geneigd om Gods zegen te zien in hetgeen, dat naar onze ogen tot voorspoed leidt en als het andersom is, dan menen wij die te missen. Wij kunnen dat echter met ons klein menselijk verstand niet doorzien. Wij kunnen de bedoelingen Gods niet doorgronden. Wij moeten altijd zeer voorzichtig zijn met ons oordeel, dat Gods zegen ons wordt onthouden. Immers, die zegen kan ook in het onthouden liggen van hetgeen wij zo gaarne zouden willen hebben. Wel blijkt duidelijk onze diepe, steile afhankelijkheid. Vast staat, dat onze zorgen, ons streven, al ons doen en laten niet zal gedijen zonder dat God er Zijn medewerking aan verleent.
Immers, wanneer wij zSen, dat de oogstopbrengst in de geïnundeerd geweest zijnde eilanden op zijn hoogst geschat wordt op 40 pet. van het gemiddelde, dan blijkt wel, dal het streven van de landman niet geleid heeft tot dat wat hij er van verwachtte.
In het eiland Tholen groeide in 1945 een oogst boven verwachting. Ook in Schouwen en Duiveland als in Walcheren viel de eerste oogst mee. Het leek wel, of de gevolgen vai de inundatie niet zo erg waren. Alsof ae voorspellingen, dat het lani voor geruime lijd ziek zou : ; ijn, niet waar waren. Het scheen wel of de vruchtbaarheid eer verhoogd dan verlaagd was. En toch ook in andere vroeger overstroomde delen was het gebleken, dat het zeewater van zeer nadelige invloed was,
Tholen gaf in het tweede jaar dan ook reeds een mindere opbrengst, xnaar dit jaar, het Serde, valt ook daar niet mee.
Voor Walcheren is de verwachting niet hoog en kan de schatting niet hoger dan gemiddeld 25 pet. worden. Hebben dan de landbouwers minder werk gedaan aan die gronden? Hebben zij niet gedaan wat mogelijk is om een opbrengst te verkrijgen? Hebben zij niet nagevolgd, dat wat hun door de voorlichtingsdiensten is voorgehouden op grond van vroegere ervaringen?
In het algemeen wel. Uitzonderingen zijn er geweest, maar toch voor het allergrootste deel is gedaan zoals volgens de meningen gedaan moest worden.
Echter, en daaruit blijkt de afhankelijkheid, de regen, die zo nodig was om de wasdom te verkrijgen, bleef uit. Het weer bleef lang koud, er kon laat worden begonnen. Het gezaaide kwam, na het zaaien, door de droogte niet tot ontkiemen. En nu is de oogst reeds bijna rijp. Slechts een korte tijd was er voor et wassen en rijp worden. Het graan is zó kort, dat de machinale bewerking op de gewone wijze niet goed mogelijk zal zijn. Er zal gemaaid moeten worden op de wijze zoals gras wordt gemaaid en er zal verzameld moeten worden op de wijze als hooi verzameld wordt. Ook dat zal de opbrengst nog ongunstig beïnvloeden.
Is dat voor de landbouwer teleurstellend, is het vooral moeilijk voor hem, die reeds enige jaren niet de normale inkomsten heeft en dat bij de duurte der tijden, het zal ook invloed doen vop de v|oedseltoestand van ons volk, het zal ook ongunstirf werken voor onze deviezenpositie.
En nu zijn wij bezig om alles aaneen te rijgen ter verklaring van de lage opbrengst. Verstandelijk komen wij er een eind mede. Maar, merken wij ook op de daden des Heeren. Hij is het. Die de regen gebiedt, maar ook inhoudt. Van Hem is de oorsprong der dingen. Mochten wij door de tweede oorzaken worden opgeleid tot de eerste, opdat wij God mochten erkennen in al Zijn wegen. Dat er opmerking mocht wezen, niet alleen bij de landbouwer, die de onmiddellijke gevolgen waarneemt, maar ook bij ons gehele volk. Immers, ook de Koning wordt van hst veld gediend en opmerken is beter dan het vette der rammen. Dan zou er in de mindere opbrengst toch nog een zegen kunnen liggen.
UW ZEEUWSE BRIEFSCHRIJVER
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1947
De Banier | 8 Pagina's