Voor Oud en Jong
V",
p het verzoek van Antonius, dat 3n zich alleen op Gods Woord beepen zou, zei één der heren tot nlonius: Welaan dan, gelooft gij et, dat het lichaam van Christus ch waarlijk in de handen van de iester bevindt, als hij in de mis de oorden Gods over het brood geroken heeft?
ijnheer, antwoordde de gevangei, Dje een huis wil bouwen, zal niet et het dak beginnen, maar hij laat irsi het fondament leggen. Laat ons )k met het fondament beginnen, Sór wij over het leerstuk van het Lcrament beginnen.
e andere scheen daartoe geen lust : gevoelen; hij bleef bij zijn vraag fer het sacrament. En Antonius eef bij zijn mening, dat men beginjn moest met de bespreking van : t geloof. Zo werd langdurig heen i weer gesproken, maar men kwam t geen besluit. Toen verlangde de ïambte van de inquisiteur, dat Annius zijn gevoelen over de sacraenten schriftelijk zou inleveren, at deze gaarne deed in deze vorm:
Chï^stus regeert door Zijn Woord over Zijn gemeente,
iristus Jezus, Die het Hoofd Zijner meente is en door Zijn Vader als aning over Zijn heiligen berg Sion is aangesteld, regeert over Zijn volk met Zijn heilig Woord en de sacramenten. Hij betuigt Zelf, dat God Hem gezalfd heeft om het evangelie te prediken.
Zo heeft Hij ook predikers en leraars uitgezonden in de gehele wereld, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Gaat daarom henen en predikt net evangelie aan alle creaturen en doopt hen in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes, lerende hen onderhouden, wat Ik u geboden heb".
Door het Woord van God is het rijk van Christus opgebouwd, uitgebreid, vermeerderd en wordt het onderhouden en bevestigd en zonder dat Woord kan er geen rijk van Christus bestaan. Wie daarvan afwijkt en een ander woord predikt, is vervloekt, al ware hij ook een engel uit de hemel.
Door Gods Woord en de sacramenten worden wij zalig of veroordeeld. Chriistus zweert ons met een eed. dat zij allen zalig zijn en de dood niet zullen zien in der eeuwigheid, die Zijn woorden horen, Paulus zegt ook, dat het Woord Gods een kracht Gods tot zaligheid is voor een iegelijk, die gelooft. Zo ook van de sacramenten, want Annanias zeide tot Paulus: Wat vertoeft gij? sta op en laat u dopen en uw zonden afwassen, aanroepende de Naam des Heeren,
Ook zegt Paulus, dat het brood en de drinkbeker des Heeren de gemeenschap aan het lichaam en het bloed van Christus is, hetwelk immers een heilige gemeenschap is.
Zoals dus aangaande het Woord van God gezegd wordt, dat wij daardoor behoren zalig te worden, mag men dit ook op de sacramenten toepassen, zoals gezegd is. Doch ieder moet hier wijs en naarstig toezien, dat hij aan de schepselen geen macht toeschrijve om de zonden te vergeven of zaligheid aan te brengen. Want geen ander middel is ons gegeven om zalig te worden, dan door Jezus Christus, Die de enige Middelaar is en Verzoener der zonden.
Als men dan zegt, dat het Woord van God en de sacramenten izalig maken, moeten wij niet op het uiterlijke letten, maar op het inwendige. Het woord der apostelen en profeten heeft geen kracht, indien God de harten van binnen niet door Zijn Geest bewerkt. Alzo is het ook met de sacramenten. Uiterlijk wordt gedoopt met water, maar Christus Jezus moet innerlijk dopen met de Heilige Geest, dan alleen heeft het sacrament zijn zaligende betekenis; in het avondmaal wordt brood en wijn genuttigd, maar Christus Jezus moet innerlijk spijzigen met de vrucht van Zijn lijden en sterven.
Om dus de rechte kennis van Gods Woord te verkrijgen, moet God Zelf de Leermeester zijn; om de kracht der sacramenten te gevoelen, moet God Zelf de verborgenheid in de mens werken.
Wanneer nu iemand zich zijn menig vuldige zonden voor ogen stelt, de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis; als hij spiegelt in de wet des Heeren en ziet hoe dikwerf en menigmaal hij die overtreden heeft en luistert naar het oordeel en het vonnis van de rechtvardige God, Die zegt: „Vervloekt is hij, die niet blijft in hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen", zo schrikt zijn geweten en is hij verslagen in zijn gemoed. Want hij weet wel, dat God waarachtig is en niet liegen kan en daarom weet hij ook, dat de veroordeling hem nabij is. Want God toch heeft dit gesproken en naar Zijn rechtvaardigheid kan Hij geen zonde ongestraft laten. Immers Hij zegt: De ziel, die zondigt, die zal sterven. Dan zoekt dit verslagen en verschrikt geweten of er ook hulp of troost is te vinden om van de straf der zonde en van de verdoemenis verlost te worden.
Dit is dan de ware honger, die de zondaar tot de heilige maaltijd moet brengen, omdat hij geen gerechtigheid en niets goeds in zichzelve en ook geen hulp in enig schepsel kan vinden, die hem van de grimmige toorn Gods en van de eeuwige verdoernenis, waarin hij wegens de zonde gevallen is, zou kunnen bevrijden.
Dezulken, die alzo hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, noemt Christus zalig en Hij belooft, dat zij verzadigd zullen worden,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1947
De Banier | 8 Pagina's