BRIEF uit Zeeland
XXXIV.
Wie men ook ontmoet, over wat ook wordt gesproken, of het een particulier is die spreekt, of een overheidspersoon, hetzij hoge of lage, of het gaat over de particuliere middelen, dan wel over de overheidsfinanciën, hel is steeds hetzelfde waarop het neerkomt, er is een tekort. Nog steeds drukken de zware lasten, welke de oorlog mede bracht, op ons land en volk en is zulks merKbaar in de kassen. van overheid en onderdaan.
De regering tracht wel om de schulden te doen verminderen, maar de resultaten worden nog niet gezien. Wij zijn arm en doen of we rijk zijn. Een ieder is het er over eens, dat 't zo niet kan. Een ieder wil bezuinigd zien, maar we willen dat allen bij een ander en niet bij ons zelf. Laten we toch ook daarin rüet denken, dat wij zelf onschuldig zijn. Uw briefschrijver kan zich althans niet vrij pleiten.
Naast de reeds drukkende lasten komt nu nog het optreden in Indic, Zeker, we zijn het er wel over eens, het kon nu eenmaal niet andsrs Maar al is dat ook zo, we mogen ons niet verhelen, dat het offers zal kosten, offers, niet alleen geldelijk, maar ook van dierbare betrekkingen ook van jonge levens, die zullen worden afgesneden. En toch, het kan niet anders. Maar dat het zo ver is gekomen, dat is om der zonden wil. at mag nooit wor< den vergeten. De oorsprong van alle geweld tegen elJ kaar ligt in de opstand tegen God, De mens heeft het niet goed gedacHt God in erkentenis te houden. Zelf regeren, zelf koning wezen, en zie, hi\ eind is het verderf.
Het is niet de bedoeling van uw Zeeuwse briefschrijver om over onze verhoudingen tot Indië te gaan schrijven, noch ook over de ontwikkeling van de toestand daar. Zij, die „De Banier" lezen, kunnen dat op een andere plaats en van een andere schrijver juist en goed verzorgd vinden en hier in de achterhoek van ons land leven wij wel mee, maar zijn niet zo bekend met het gebeuren om er anderen over voor te lichten. Het was de bedoeling om te wijzen op het algemeen tekort, dat er overal is en onwillekeurig komt er eens iets anders tussen. Niet alleen ecliter het algemene tekort moet v/orden beschreven, maar in de getroffen gebieden wordt niet alleen gedeeld in dat algemene tekort, maar is de toestand zeer moeilijk. Zo moeilijl; , dat het weer maar eens noodzakelijk is om daarop de aandacht te vestigen.
Reeds is vermeld dat de oogstverwachtingen niet hoog zijn. Dat is ook van grote invloed, maar, al zou nu ook de oogstverwachting hoo^ mogen zijn, verwachting is nog jieen werkelijkheid. Hetgeen verwacht wordt, is nog niet in het bezit.
In de getroffen gebieden worden vele herstelwerken door de betrokken landbouwers gedaan. Zij moeten wel aan de slag, om daardoor enige tegemoetkoming te verkrijgen van de inkomsten, die zij wegens de toestand komen te derven. Dat is de bedoeling zowel van degene, die het werk doet als van degene, die het werk laat uitvoeren, n.l, de Dienst Landbouwherstel. Het doel wordt echter niet bereikt, want in plaats dat er geld door binnen komt, wordt hel maar steeds moeilijker. De betalingen voor het gedane werk geschieden veel te laat. De kleine landbouwer, die het werk zelf doet, moet inkomsten hebben voor zich en zijn gezin. De grotere of grote landbouwer moet door dat werk zijn arbeiders aan het bedrijf binden, maar ook die betalen. Nu is er een regeling getroffen met de Boerenleenbanken om credieten te geven. Uiteraard kan 'l rijk niet betalen, alvorens het werk is uitgevoerd of gedeeltelijk uitgevoerd en aan het verstrekken van voorschotten bij voorschotten zit ook een moeilijke zijde. Daarom wil het Rijk de boerencredietbanken 't geven van credieten gemakkelijk maken, door zelf een gedeelte van het geleende te garanderen. Zo ge' zien zou men mogen verwachten, dat alles goed zal lopen en dat de landbouwers nu onverwijld die credieten zullen opnemen. Toch is dit niet het geval. Wat is daarvan dan de oorzaak? Wel, het Rijk wil wel die credieten garanderen tot een zeker deel, maar dan eerst, als de betrokkene niet meer op de gewone wij^e kan worden geholpen. Hij moet dus eerst proberen met hypothecair verband, gaat dat niet, dan met borgen Dat komt er dus op neer, dat de bctroïtkene zich eerst in de schuld moet steken zonder rijksgarantie en dan, als alle andere mogelijkheid is uitgeput, ja dan zal het Rijk wel helpen.
Dat is niet te aanvaarden. Dat leidt tot een belasting van de gedupeerde, die hem er onder brengt en onder houdt. Weer maar moet de klacht er uit: „De noden der gedupeerden worden niet juist gevoeld."
UW ZEEUWSE BRIEFSCHRIJVER
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 1947
De Banier | 8 Pagina's