De Indische Aangelegenheid
Het gaat met betrekking tot Indië er weer zorgelijk uitziien. Dat het er te dien opz-'chte zorgelijk uitzag, was al sedert lang het geval. Alleen in vele kringen wilde men het hier te lan de niet inzien. Men zeide daarin, dat door overleg en samenspreking met de Indonesiërs alles opperbest terecht zou komen. Wie een ander oordeel had, werd kort en goed voor , .reactionair" uitigekreten, zelfs nagegeven, als was dat in het geheel niet zo, dat hü het oude koloniale bewind terug wilde hebben. Zo langzamerhand is er in die kringen wel enige, soms zelfs zeer grote kentering gekomen.
Vele zogenaamde progressieven gaan de ogen open en worden er van doordrongen, dat het, zoals het er langen tijd in Indië naar toegegaan is, en ook thans weder naar toegaat, er niet langer naar toe mag en kan gaan. Zij komen van lieverlede tot de overtuiging, dat degenen, die zij eertijds als , , reactionairen" hebben neergezet, het toch, goed en wel beschouwd, bij het rechte einde hebben gehad,
In dit opzicht is een adres, dat een groep hooggeplaatste Nederlandse ambtenaren in Batavia in de laatste dagen rechtstreeks tot Hare Majesteit de Koningin heeft gericht, wel van grote betekenis, In dat adres, dat vrijwel door alle departementshoofden ondertekend moet zijn, waaronder er velen moeten zijn, die nog kort geleden om hun progressiviteit door de zogenaamde progressieven hier te lande uitbundig gehuldigd werden, staan hoogst merkwaardige dingen te lezen, welke van een onbetwistbare verandering van zienswijze getuigen, In dat adres nu geven de voornaamste ambtenaren uitdrukking aan hun ernstige bezorgdheid over de toestand op Java en dringen er bij Hare Majesteit op aan, dat deze haar invloed zal aanwenden, dat er in Nederland toestemming zal worden gegeven om de haard van terreur en anti-Nederlandse propaganda in Djokjacarta uit te roeien.
Dit adres wiJst er wel op, dat de nood in Indië thans schrikbarend hoog geklommen is. Duizenden mensenlevens verkeren er in groot gevaar. Er dreigt een politieke en economische chaos van de ergste orde te ontstaan. De gesloten wapenstilstand zal tenslotte aan veel meer Nederlandse militairen het leven kosten dan heel de politionele actie. Telkens toch weer maken de Nederlandse legerberichten melding van doden en gewonden, die er door de onverhoedse aanvallen der republikeinen gemaakt zijn. Daarbij komt nog, dat de regering van Djokjacarta de ophitsende propaganda tegen al wat Nederlands is, op grote schaal hervat heeft, Djokjacarta is thans het middelpunt geworden van de meest vijandige en kwaadaardige ophlitsing tegen de Nederlanders, Met mondelinge boodschappen en ook zelfs met aanplakbiljetten wordt de bevolking in door de Nederlandse troepen bevrijde gebieden opgehitst en met de doodstraf bedreigd, wanneer zij met de Nederlanders samenwerkt. Op vele plaatsen hebben de republikeinen bovendien nog de gevangenisen geopend en misdadigers van allerlei slag en soort van de Indische bevolking vrijgelaten met de opdracht de Nederlanders de grootst mogelijke schade te berokkenen en vooral om, waar het maar even mogelijk is, Nederlanders te doden. Die handelingen van de Republikeinse regering laten begrijpelijkerwijs niet na om op de Indische bevolking indruk te maken. Zij zijn Sn staat om haar de schrik op het lijf te jagen. De snelle en vrij bloedeloze opmars der Nederlandsj troepen was op Java allerwege door de bevolking met vreugde begroet. Niet alleen door hét gewone volk, maar ook door meerderheid der republikeinse bestuurders en ambtenaren. Het ordelijke en uiterst correcte optreden onzer troepen hadden op de bevolking in het algemeen genomen een zeer gunstige indruk gemaakt. Zij gevoelde zich weer vrij en veilig onder de Nederlandse vlag. Zij zag dat orde, rust, recht en veiligheid weder teruggekeerd waren en dat zij haar gewone leven en bedrijf weder kon hervatten. Maar zoals het thans gesteld is, weet zij niet, hoe ziJ er aan toe is, en wordt zij weder met twijfel, schrik en ontsteltenis vervuld, In één woord, dit werkt hoogst nadelig voor een goede gang van zaken voor de terugkeer van vrede ea veiligheid en voor het vertrouwen in het Nederlandse gezag.
Temeer waar de Veiligheidsraad der Verenigde Naties zich thans met het ^eval bemoeid heeft en blijft bemoeien. Dit had voorkomen kunnen worden, Hoe wordt de houding vaa de S, G, P, Kamerfractie in dezen toch geheel en al gerechtvaardigd. Zij was de enige fractie, die zich destijds verzet heeft tegen de aansluiting bij de Volkenbond, Zij was ook de eni^s fractie, die haar stem tegen uitgebracht heeft, toen de Regering het voorstel bij de Kamer indiende om ons land bij de organisatie der Verenigde Naties te doen aansluiten. De woorden biJ de gelegenheid van dat voorstel door de Kamerfractie der S, G, P, , bij monde van Ds Zandt uitgesproken, worden letterlijk vervuld. Wij zien toch dat op een ontaarde wijze in de Veiligheidsraad macht boven recht gaat en dat die organisatie ook bovendien nog allerlei onheil sticht, Hoe zou het ook anders kunnen, waar in de organisatie van de Verenigde Naties, en in de Veiligheidsraad, welke er een onderdeel van die Organisatie is, noch met God noch met Zijn gebod enige rekening gehouden wordt of werd. Kan een kwade boom ook goede vruchten voortbrengen? Zoo dit mogelijk ware, dan zou zulks Gods heilig Woord tot een leugen maken. Doch waar zulks tot de volstrekte onmogelijkheden behoort, daar valt van de Organisatie der Verenigde Naties of een harer onderafdelingen geen enkel wezenlijk heil te verwachten. Hemel en aarde zullen immers voorbijgaan, maar van des Heeren onfeilbaar Woord zal er geen tittel of jota ooit ter aarde vallen.
Het gaat er thans in de Veiligheidsraad zoo bont naar toe, het bedreven onrecht treedt er op zulk een overtuigende en schrikbarende wijze aan de dag, dat men het zelfs in de kringen der A, R. en C, H, opmerkt en er in hunne bladen gewag van maakt, waarin men anders gemeenlijk zulk een hoge ingenomenheid eerst met de Volkenbond en nu weer — ziJ het dan in iets mindere mate •— met de Organisatie der Verenigde Naties heeft kunnen lezen en nog kan lezca, Zelfs prof, Romme is het te kras gewerden. Hij heeft dezer dagen in een hoofdartikel in de „Volkskrant" geschreven:
„Wij beseffen zeer wel, wat de Veiligheidsraad ons allemaal kan, niet, mag, aandoen. Als kleine mogenheid hebben wij geen enkel machtsmiddel behalve: het Recht, Maar het recht is op de duur een krachtig wapen. Ook dat beseffen wij van- laag aan dé "dag evenzeer als in de aren van de Bezetting. Van dit enige Machtsmiddjèl" mogen wij geen afland doen. De Veiligheidsraad doe lan maar wat hij wil".
yfiettemin blijft het een hoogst ern-(jg feit het recht te zien schenden; ; en lelt, dat ons een hoog, st leerzame es biedt, wat wij en andere kleine lalies van de Organisatie der Vernigde Naties te wachten hebben.
)at het echter zo ver gekomen is, als lei is, dat hebben wij in geen geinge mate eerst aan de Regering 'rof, Schermerhorn en thans aan de ïegering Dr Beel te danken. Het was ; en pertinente fout onzer Regering, Dm de onderhandelingen met een man als Soekarno, wie zelfs Dr van Mook geheel ten rechte collaboratieandverraad ten laste legde, onderlandelingen aan te knopen; het was eveneens scherp af te keuren, dat zij een republiek, welke er ongetwijfeld één van Japans maaksel is, , , de facto" erkende en dat zij hare leidslieden mee in het zadel zette, door hen als gelijkwaardige partners te eren en op allerlei wijze te huldigen. Hoe ontactisch en hoe veroordelenswaard is het geweest, dat onder meer de CommissieGeneraal deze leidslieden als hoogst achtenswaardige en alleszins betrouwbare personen aan de wereld heeft voorgesteld. Van die TOorstelling heeft de Regering zelf de wrange vruchten geplukt. Want reeds tijdens zijn verblijf in Indië rok Dr Beel de goede trouw van de )estuurders der Indonesische Repu-)liek in het openbaar in ernsti< ; e wijfel en in de Regeriingsverklaring, Afelke hij in Juli in de Tweede Kaner aflegde, somde hij zelfs allerlei Jruwel-en gewelddaden van hen op enevens nog al zoveel meer, dat ie Republiek en hare bewindslieden n een kwaad daglicht stelde. Maar ij dat al bleef in het buitenland de [oede lindruk bestaan, die, nota bene, Ie Nederlanders zelf van de Repuliek en hare gezagvoerders er door tunne publicaties en openlijk uitgeiproken oordeelvellingen gevestigd adden. Deze apert foutieve voorichting der Nederlande regering en i^an hare aanhangers, heeft de Nelerlanders veel kwaads berokkend. Trouwens, die voorlichtingen waren iet alleen vaak door hun eenzijdigleid en onjuistheid bepaald verderfeijk in hunne werking, maar ook b'^vendien nog hoogst onvolledig en onvoldoende. Het buitenland, hoe vaak daar ook in de Kamer lis op aangedrongen, is nimmer door de Regering op die wijze ingelicht als dat naar waarheid had behoren ingelicht te worden. Daarvan ondervinden Nederland en heel 't Nederlandse volk thans de hoogst nadelige gevolgen. Dat openbaart zich ook op allerlei wij ze.
Ook het talmen en gedurig dralen, het hinken op twee gedachten. Nu eens weer een sprong in de goede richting en dan weer een even grote sprong achterwaarts, heeft med? veroorzaakt, dat de Republiek steeds brutaler ging optreden. Alles bijeengenomen heeft dit er toe bijgedragen, dat zelfs de vertegenwoordigers van Oost-Indië en West-Borneo, die tot geen prijs onder het bestuur van de Republiek Indonesië zich geplaatst 'villen zien, daar zij van haar terreur en overheersing niets moeten hebben, in de Veiligheidsraad werden afgewezen. De Veiligheidsraad toch heeft in zijn zitting van 14 Augustus ongstleden het Belgische verzoek om nesië en West-Borneo eveneens aan de besprekingen over Indonesië te laten deelnemen met 4 stemmen vóór (Engeland, de Verenigde Staten van Amerika, Frankrijk en B Igië) en 7 onthoudingen verworpen. De vertegenwoordiger van de Sovjet-Unie — de communisten roeren zich in de Indische aangelegenheid geducht en spannen daar zijde bij — verzette zich er tegen, omdat — zoals hij zeide — naar zijn mening de afgevaardigden van Oost-Indonesië en West-Borneo geen vrije gebieden vertegenwoordigen. (Hetgeen met de afgevaardigden van de Indonesische Republiek al evenzeer het geval is, want Indonesiië staat nog onder het wettig gezag en de volledige souvereiniteit van Nederland). In de zitting waarin dit verzoek werd afgewezen, had Sjahrir reeds even tevoren met de Nederlandse en de andere Indonesische vertegenwoordigers aan de conferentietafel plaats genomen, terwijl bij de aanvang der zitting het verzoek der Philippijnen om aan de besprekingen over Indonesië te mogen deelnemen, met algemene stemmen — slechts Sovjet-Rusland onhield zich van stemming — was aangenomen.
Vervolgens kreeg Sjahrir in die zitting het woord. De Nederlanders moesten het daarbij ontgelden. Hij verklaarde onder meer; Getuige de feiten blijken de Nederlanders nooit en ts nimmer oprecht een vreedza-•> e regeling met de Republiek '" hebben gewild, (Wat zullen Prof. Schermerhorn en Prof, Logemann daarvan wel zeggen, wat de partij van de Arbeid? ). Sjahnir verzocht verder de Veiligheidsraad het bevel te geven tot volledige terugtrekking van de Nederlandse troepen uit alle Republike; Jnse gebieden en onmiddellijke benoeming van een commissie uit het midden van de organisatie der Verenigde Naties om een onderzoek in Indië in te stellen. Deze commissne zou daarenboven arbitrage moeten verlenen in alle punten van geschil tussen Nederland en de Republiek Indonesië.
Tevergeefs had de Nederlandse vertegenwoordiger mr, van Kleffens, die toen hij Minister van Buitenlandse Zaken was, de aansluiting van ons land bij de Organisatie der Verenigde Naties nog wel met schromelijk misbruik van een tekst uit de Bijbel in de Tweede Kameer heeft verdedligid, met pleidooien de loop der zaken in de Veiligheidsraad zoeken tegen te houden. Hij kreeg er nu sen klare proeve van, wat de organisatie der Verenigde Naties eigenlijk wel is en hem werd een gelegenheid geboden om in te zien, hoe zeer die organisatie in strijd is met Gods Woord en hoe zeer hare gedragingen regelrecht tegen Gods Getuigenis indruisen.
De Nederlandse regering heeft inmiddels toegezegd, dat zij alsnog bereid is in Indië een Interim-Regering in te stellen. Met geen woord is daarop door Sjahrir in zijn redxs in de Veiligheidsraad ingegaan; evenmin heeft de regering der Republiek zich verwaardigd daar enige aandacht aan te schenken. Wèl heeft laatstgenoemde regering op een volksstemming in Indië aangedrongen en is het te verwachten, dat Sjahrir te zijner tijd een voorstel van dien aard in de Veiligheidsraad zal doen.
Inmiddels duren volgens de Nederlandse legerberichten de beschietin gen met automatische wapenen en mortieren op onze troepen in Indië voort. Ook hebben er steeds botsingen tussen onze troepen en Indonesische benden plaats, terwijl in zekere oorden veel last van Indonesische sluipmoordenaars door onze militairen ondervonden wordt. Zelfs werd op Zuid-Sumatra onze bezetting door een troep van clirca 300 man aangevallen; een aanval, welke met succes door de onzen werd afgeslagen. Ook werden op het Westelijk en Oostelijk front van Semarang twee inbreuken op de stakngen der vijandelijkheden geconstateerd. Dit alles had ten gevolge, dat op één dag, namelijk 13 Augustus, de Nederlandse verliezen acht gewonden bedroegen.
Met een tékere spanning vraagt men zich af, welke houding de Nederlandse regering in deze zo brandende kwestie zal aannemen. Donderdag 14 Augustus is de Raad van de Ministers in buitengewone zitting bijeen gekomen om overleg in deze te plegen, tot welk overleg ook de commissie-generaal was uitgenodigd en waaraan deze ook heeft deelgenomen. Op het ogenblik, waarop wij dit schrijven is over de vergadering van de Ministers met de Commissie-Generaal nog niets naders bekend ge. maakt, Hoe gaarne wij zulks ook zouden willen doen, wij kunnen er dus onze lezers niets nader over mededelen. Ook kunnen wij het tijdstip niet afwachten, waarop daarover mogelijk iets naders bekend geworden zal zijn. Onze copie moet nu verzonden worden, wil , , De Banier" — wat zeer gewenst is — op tijd verschijnen.
Niemand zal het belang en de ernst dezer voor ons land en Indië zo gewichtige aangelegenheifd kunnen ontkennen. Hoe vele redenen zijn er niet om ons voor de Heere te verootmoedigen en om Hem in geest en v/aarheid aan te roepen. Die gezegd heeft: En roept Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen en giJ zult Mij eren. Maar tot de if^oddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen en neemt Mijn verbond (in uw mond? Dewijl gij Mijne kastijdingen haat, en Mijne woorden achter u henenwerpt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1947
De Banier | 8 Pagina's