Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bedenkingen tegen handhaving van artikel 36 weerlegd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bedenkingen tegen handhaving van artikel 36 weerlegd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ligt in de zondige aard van de gevallen mens om allerlei vonden te zoeken teneinde zich aan de eis Gods te onttrekken. Gelukt dit hem langs de ene weg niet dan tracht hij zijn doel langs een andere weg te bereiken. Zo ging het in het verleden en zo gaat bet heden ten dage nog. Ten aanzien van het oude, onverkorte artikel 36 heeft het al evenmin aan het zoeken van allerlei vonden ontbroken. Vooral dr Kuypcr was er een meester in om de ene vonde na de andere tegen dit artikel aan te voeren en na hem hebben zijn volgelingen al dde door dr Kuyper te berde gebrachte bedenkingen met nog verscheidene andere er bij, tegen de Staatkundig Gereformeerden gehanteerd. In de voorafgaande artikelen hebben wij reeds op enkele dier bedenkingen de aandacht gevestigd en ze tevens weerlegd. Er ziJn er echter nog meer, waarop we thans nader willen ingaan.

Zo werd ons menigmaal tegengevoerd, dat artikel 36 in deze tijd niet uitvoerbaar is. Daarbij wordt dan gewezen op de Grondwet, welke aan ieder het recht verleent om zijn godsdienstige meningen met volk J-men vrijheid te belijden. En men ging van antirevolutfonnaire zijde zelfs zo ver om ons het oude liberale praatje voor de voeten te werpen, dat de vertegenwoordigers der S.G.P. in de verschillende colleges de eed op de Grondwet niet mogen afleggen, omdat die grondwet mei artikel 36 in strijd is,

Ter weerlegging van deze bedenkin. gen willen wij allereerst opinerken, dat het niemand vrijstaat om de be' glinselen, die op Gods Woord en Wet gegrond zijn, te modelleren naar de geest des tijds. Dat Woord en di^ Wet toch blijven immer van kracht hoe bedorven en revolutionnair d« tijd moge zijn waarin wij ons bevi* den. Is dus het oude, onverminkte artikel 36 op Gods Woord en Wet gegrond, dan hebben wij niet 't recht om van de eis tot handhaving van artikel 36 af te ziien en gelijk de AD' tirevolutionnaire Partij deed, beginselen te aanvaarden, welke tegen • oude, onverkorte artikel 36 indruisen. Dan hebben wij alzo niet in de eerste plaats te vragen of het beginsel, hetwelk in het oude artikel 36 is neergelegd, in deze tijd wel uitvoerbaar is, maar of het overeenkomstig Gods Woord is. En daar «1 met de Kerk der Hervorming *' laatste aanvaarden, en dus het oude onverkorte artikel 36 geheel conform den Woorde Gods achten te zijn, daar is het dure roeping om oii' ze staatkundige beginselen op die belijdenis te funderen. Niet minden* het (dure plicht om die beginselen overheid en volk voor te houden, é^ liJk dan ook sedert tal van jaren dooi de vertegenwoordigers der S.G.P mag worden gedaan Dat zij het nie' met alle artikelen der gronwet eens ii.u, is door hen nimmer ontkend. Inderdaad zijn er bepalingen in de grondwet, waartegen wij ernstigs bezwaren moeten inbrengen. Toch hoede men zich ten deze voor overdrijving. Allereerst dient er nota van genomen te worden, dat nergens in de grondwet God en godsdienst belasterd worden. Uitdrukkingen als God is het grootste kwaad" en , godsdienst is opium voor het volk" komen er niet in voor. Daarentegen is wel de eed met aanroeping van Gods Naam er in gehandhaafd, Ten andere bedenke men, dat sommige artikelen der grondwet voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Wanneer er bijv. sprake van is, dat ieder zijn godsdienstige meningen met volkomen vrijheid belijden mag, dan zün er die hieronder verstaan, dat ook de atheïst volgens dat grondwetsartikel volkomen vrij behoort te zijn om zijn godslasterlijke ongeloofspropaganda te propageren. Deze interpretatie of uitlegging van het batreffende grondwetsartikel wordt door ons echter niet aanvaard. Integendeel, wij verwerpen zulk een interpretatie met alle beslistheid. En wij staan hierin niet alleen. In 1932 schreef Mr, J, J, Boasson in het belangrijke werk „Nederlandsch Bestuursrecht'' dienaangaande: „Het eerste zinsdeel van art. 168:

, , Ieder belijdt zijn godsdienstige meningen met volkomen vrijheid" heeft in verband met het later te bespreken eedsvraagstuk de vraag doen rijzen of men hier elke mening omtrent de godsdienst dus ook atheïsme, gewaarborgd vindt, dan wel alleen godsdienstige overtuigingen. Naar de historische bedoeling zal hier alleen aan religieuze overtuigingen moeten worden gedacht".

Uit hetgeen mr, Boasson hier opmerkt, bijkt alzo duidelijk, dat volgens de grondwet aan het atheïsme geen vrijheid behoeft te worden toegestaan om zich in het openbaar te uiten, omdat het atheïsme geen religieuze doch een anti-religieuze overtuiging is. Het miskent, ontkent en lastert God, hetzij in brute of in verfijnde vorm. Wij komen op deze kwestie nog nader terug in verband met de ongeloofspropaganda en de strafbaarstelling daarvan. Het vorengenoemde moge voldoende zijn om de lezers ervan te overtuigen, dat 't met de grondwet niet zo gesteld is als sommigen het wel voorgesteld hebben.

Wanneer nu de afgevaardigden dor S.G.P. de eed van getrouwheid aan de grondwet afleggen, dan hebbe men dus wel te bedenken, dat zij daarmede niet de uitlegging beamen, die verschillende partijen aan de grondwet geven. En voorts lette men er op, dat het afleggen van die eed geenszins betekent, dat men het met alle artikelen dier wet eens is. Indien dit het geval ware, dan zouden de leden der Tweede Kamer nimmer tegen de beginselen, welke in de grondwet gehuldigd worden, mogen opkomen en nog minder op wijziging van desbetreffende artikelen der grondwet mogen aandringen. Zo staat de zaak echter niiet. De vertegenwoordigers der S.G.P. behouden ook na het afleggen van de eed van getrouwheid aan de grondwet, het volste recht om hunne eigen beginselen uit te dragen en herziening der grondwet overeenkomstig de door ben beleden beginselen te bepleiten. Dat recht hebben zU volgens de grondwet zelve. Deze wet bevat toch ook de bepaling, dat zij voor herziening vatbaar is. De grondwet kan en mag dus gewijzigd worden. Ieder lid der Kamer mag daarop aandringen en inderdaad is de grondwet sedert het jaar 1815 reeds herhaalde malen gewijzigd. Het spreekt echter van­ zelf, dat die wijziging slechts langs de geordende weg mag plaats hebben, dus op de wijze, zoals de grondwet zelve aangeeft. Dit te erkennen en te aanvaarden is de betekenis van het afleggen van de eed van getrouwheid aan de grondwet, mser niet. En daar de S, G, P, een legale partij is, die zich dus slechts van wettige middelen bedienen wil om haar doel te bereiken, bestaat er voor hare afgevaardigden geen enkel bezwaar om deze eed af te leggen.

Geheel ten onrechte is alzo van antirevolutionnaire zijde de Staatkundig Gereformeerden er een verwijl van gemaakt, dat zij die eed hebben afgelegd. Zoals hierboven werd opgemerkt, werd dit in de vorige eeuw ook reeds van liberale zijde gedaan en wel tegen niemand minder dan tegen mr. Groen van Prinsterer, op wie de antirevolutionnairen zich zo gaarne beroepen. Groen kwam daartegen echter herhaaldelijk met alle beslistheid op, In 1850 sprak hij zelfs de hoop uit, dat er eenmaal een einde zou komen aan het beledigend verwijzen naar de eed op de grondwet, alsof er generlei discussie omtrent de beginselen van het Staatsrecht meer te pas kwam.

Ook Groen behield zich dus, ondanks de door hem afgelegde eed op de grondwet, het volste recht voor om de door hem beleden beginselen uit te dragen.

En dr Kuyper, die helaas met betrekking tot de veel betwiste zinsnede van artikel 36 de beginselen der Reformatie had prijs gegevïi, verklaarde in 1878 in zijn uiteenzetting van 't antirevolutionnaire beginselprogram eveneens, dat men de grondwet bezweert, niet met uitroaar met insluiting van het artikel, dat de weg aanwijst om haar nogmaals te herzien. Hij wees er dan ook nadrukkelijk op, dat Kamerie-' den, die de eed op de grondwet afleggen en daarna al hun invloed aanwenden om tegen haar te ageren, daarmede absoluut geen onzedelijke daad pleegden en ook daardoor niet met zichzelf in tegenspraak geraakten. Dr Kuyper stak het zelfs met onder stoelen en banken, dat hij zeer ernstige bedenkingen had tegen de grondwet van 1848 en hij voegde er aan toe: , , Diie ons de eed op de grondwet afneemt, weet dat we voornemens zijn, haar niet ongemoeid te laten".

Wat nu in 1878 gold, geldt heden ten dage nog. De Kamerleden der S, G.P. ziJn nog even vrij als toen om de beginselen, die zij op grond van Gods Woord en Wet voorstaan, en die in het onverkorte artikel 36 vastgelegd zijn, de Regering des lands voor te houden en haar er op te wijzen, dat' de handhaving dier beginselen in het wezenlijke belang van land en volk zou zijn. Zij komen daarbij geenszins in strijd met de door hen afgelegde eed van getrouwheid aan de grondwet.

Wel is het zeer te betreuren, dat de afijev^sard'gden der S G.P. daarbij geen steun ontvangen van hen, die zich zo gaarne met de naam van , , Calvinisten" tooien, doch deze zelfs tegen zich krijgen wanneer zij biJ de Regering des lands aandringen op maatregelen overeenkomstig de zoeven bedoelde beginselen. Wij hopen dit in volgende artikelen aan te tonen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1947

De Banier | 8 Pagina's

Bedenkingen tegen handhaving van artikel 36 weerlegd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1947

De Banier | 8 Pagina's