BRIEF uit Zeeland
XXXIX.
Er is ontstemming bij de landbouwers, niet alleen in Zeeland^ maar, zo als de bladen melden, in alle provinciën. De landbouwers gevoelen zich teleurgesteld, want ze hadden verwachting van een minister, voortgo komen uit de landbouw, ja zelf nog landbouwer zijnde.
Wel wor'dt de minister geacht de internationale landbouwaangelegenheden goed te kennen, maar daaraan hebben de boeren niet veel als hst hun niet geeft, wat nodig is om de productie op gang te houden.
Het is toch wel opmerkelijk, da^ terwijl ons land gebrek heeft aan voedsel, dat invoer onmogelijk is, dat over 'de gehele wereld volgens de berichten een tekort aan 'voedsel dreigt, onze regering zich zo weinig in de weg stelt om de landbouwer aan te sporen, niet alleen met woorden, maar met daden, om de productie op te voeren.
Aan woorden heeft niemand wat, ook geen boer. En, uw briefschrijver heeft het reeds eertder geschreven, aan beloften voor de toekomst he aft eeii landbouwer, en niet alleen een landbouwer, maar niemand, ook maar iets, indien hij voor het tege.iwoordige zulke moeilijkheden heeft, dat ze niet te overwinnen zijn.
Staat de zaak met de .landbouw zo, wat moet het dan niet zijn voor dz streken, waar de grond 'door de inundatie is verwoest geworden. Als het op de goede gronden niet meer kan, wat moet het dan zijn voor die landbouwers, welke moeten boeren op door en door zieke gronden?
De boeren in de getroffen streken zijn dan ook zeer bedrukt en mismoedig. Het is de vraag of de stemming daarmede is getekend en of er niet moet worden geschreven; , , De boeren zijn de wanhoop nabij"!
Het is in de getroffen streken niet alleen de algemene moeilijkheid welke zich doet gevoelen, namelijk dat de prijzen niet in overeenstemming zijn met de kosten, welke besteed oeten worden aan bewerkingi zaaizaad, mest en alles wat er bij komt, maar daar komt ook nog bij, dat zij niet tot volle productie kunen komen. Zij hebben te weinig ee, kunnen niet al hun land beaaien, ja er zijn landbouwers, , wier and geheel is verdwenen en in de zee verloren gegaan en die nu, vanai 1944, wachten, wachten, ja wachten n waarop? Wel daarop, dat er einelijk eens daden zullen komen. Dat ein'delijk het niet zal blijven bij de eloften, maar dat getoond zal wor- den, dat ook zij nog worden geacht, dat ook zij Nederlanders zijn, dat ook zij offers hebben moeten brengen voor de bevrijding van ons land en volk.
den, dat ook zij nog worden geacht, dat ook zij Nederlanders zijn, dat ook zij offers hebben moeten brengen voor de bevrijding van ons land en volk.
Dat er nood is, heeft de regering wel aangevoeld en, voorzover uw briefschrijver goed is ingelicht, is er een mogelijkheid gesteld om credieten te verkrijgen van de banken, welke speciaal voor landbouwers zijn werkende, waarbij de regering, door middel van de Herstelbank 70 "/o van. de eventuele ris; ico voor haar rekening neemt, mits de centrale bank 20 "/o daarvan draagt en de plaatselijke bank de overige 10 "/o. Op zichzelf goed. Het is te begrijpen, dat er bezwaren zijn om alles af te betalen, dat er nog veel verrekend en gerekend moet worden, maar, er schijnt toch een addertje onder dit gras te schuilen, een addertje, dat het de getroffene weer bijna onmogelijk maakt, om er gebruik van te maken. Wat toch is het geval? Om voor een dergelijk, door de regering gesteund crediet in aanmerking te kunnen' komen, is het nodig, dat de credietnemer geheel geen andere mogelijkheid meer hoeft om aan geld te komen. Hij moet dus eerst zijn bezittingen gaan bezwaren tot het uiterste. Hij moet geen borgen meer kunnen krijgen en dan, als hij geheel is uitgekleed, dan kan die hulp worden verleend. Het resultaat is, dat de getrof fenen gedreven worden naar allerlei woekeraars, die wel hulp willen verlenen, die erg vriendelijk zija, maar die niet het welzijn op het oog hebben van degene, die ze helpen, maar van zichzelf. Is dat nu het loon voor de houding van de boer? Is dat nu een aanmoediging om voort te 'gaan? Moet dat nu een boer aansporen om er uit te halen wat mogelijk is? Om voor dag en dauw te beginnen en niet te vragen naar hitte of koude? Is dat nu de hulp, die gegeven wordt aan hen, die alles hebben zien vergaan? Wij kunnen blijven vragen. Maar de antwoorden blijven uit en zo kan het niet langer meer. Er moet verandering komen en anders komt het zaad niet meer in het land. Reeds nu zijn er tekenen, dat nief meer gedaan worden kan, wat nodig is, omdat het geld ontbreekt. Er zijn kimstmestbonnen beschikbaar gesteld, exlrabonnen, voor de verzoute gronden, maar de kunstmest is niet afgehaald, omdat de centen ontbreken om die te betalen. En zo komen, neen zijn wij in een toestand van voortgaande-achteruitgang. De oordelen Gods gaan over ons. Ze treffen ons en het past te buigen omdat het onze zonden ziin. Maar de regering is verantwoordelijk en vervreemd de boeren van haar als ze 20 doorgaat,
UW ZEEUWSE BRIEFSCHRIJVER
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1947
De Banier | 8 Pagina's