De Troonrede
De troonrede, welke dit jaar door de Minister-President werd uitgesproen, wordt door enkele bijzondere igenschappen gekenmerkt.
Over haar hangt een waas van neerslachtigheid en gedruktheid. Zij is iterst mal van toon. Men mist er de hooggespannen verwachtingen in, aarvan de regeringsaankondigingen van hel kabinet Schermerhorn indertijd gewaagden. Zelfs in vergelijking et de troonrede van hel vorige jaar s de toon aanmerkelijk somberder. Men krijgt de indruk, dat de Regering in een doolhof geraakt is, waar zij niet weel uil te komen. Hel wordt door de Regerin, g dan ook erkend, dat zij zonder hulp van hel buitenland geen uitkomst ziet. Wel heeft zij tevens verklaard, dal de toestand van ons land, dank zij de krachlinspatming van ons volk zichtbaar goede veranderingen heeft ondergaan, maar in één adem voegt zij daar aan toe, dat iedere stap naar herstel bevochten moet worden tegen een stroom van nationale en internationale moeilijkheden, die nog immer geweldig is. Dit is metterdaad hel geval. Wij behoeven daartoe alleen maar te wijzen op hel Indische vraagstuk. Daarover wordt in de troonrede opgemerkt, dat de verhouding van Nederland lol de Indonesische republiek zich in ongunstige zin ontwikkeld heeft, hetgeen overbekend is en wel door niemand in he, il het Koninkrijk ontkend zal worden. Over de voornemens der Regering, hoe zij uit deze impasse denkt te komen, wordt voorts met geen enkel woord gerept. Alleen is door de regering verklaard, dal uit financieel oogpimt de laak van onze krijgsmacht beperkt moet worden. Dit zal wel tengevolge hebben, dat Nederland niet zal deelnemen aan de be lzetting van Duitsland en dal onze krijgsmacht in Indië ook een vermindering ondergaan zal. Wij kunnen 't' niet verstandig vinden, dat zulks openl-jk aangekondigd is geworden. Ook al is de Regering voornemens onze krijgsmacht in Indië te beperken, daarom had dit nog niet openlijk aangekondigd behoeven te worden. Deze aankondiging — al is het niet eens zeker, dat deze beperking op Indië betrekking heeft — zal toch de Indonesische republiek nog al meer onhandelbaar en haar nog al brutaler en driester in haar optreden maken. Nu reeds juicht men in de bladen der republiek over deze aankondiging.
Het is wel heel typerend, dat in de Troonrede in hel geheel geen ge-\d.^ gemddk' wordt van ue annex'lie van Duitse gebieden. Daaruit valt af te leiden, dat deze annexatie nu •^vel voor goed van de baan is. Dal is wel een hele tegenvaller voor de Regering, die zich voorgesteld had uil deze annexatie heeil wat schadevergoeding te verkrijgen. Men mag aannemen, dal de Regering hel hoofd in de school gelegd heeft voor da buitenlandse grote mogendheden; gelijk zij dal ook blijkt te doen ten opzichte van de beslissingen van de Veiligheidsraad. Dit is wel een hele streep door de rekening dergenen, die van de organisatie der Verenigde Naties zulke hoog gespannen verwachtingen gekoesterd hebben.
Zo zijn dan de hoog gespannen verwachtlingen op niets uit gelopen. Geen wonder dan ook, dal de Troonrede zo mat van toon is en dat men daarin jammerklacht op jammerklacht kan beluisteren.
Voorts wordt de Troonrede gekenmerkt door gemis aan beginsel. Zelfs van naitionalisatie of socicJisaiie hoort men er er niet meer in spreken. Op zichzelf vinden wij dit gelukkig. De ervaringen, welke men daarmede in Engeland heeft opgedaan, strekken tot ernstige waarschuwing om die weg te bewandelen. Nochtans is het wel opmerkclijk, dat de socialisten die in de dagen der verkiezingen zulk een geweldige propaganda voor socialisatie en nationalisatie gemaakt hebben, thans reeds dat parade-paardje op stal blijken gezet te hebben. Men zou dit ten minste kunnen opmaken uit de Troonrede, dewijl toch daarin een volkomen stilzwijgen over deze twee zaken bewaard is geworden, Wat ons het meest in deze Troonrede frappeert is, dat, waar de nood zo ontzaggelijk hoog geklommen is. de regering het gans niet nodig geacht heeft ons volk aan te manen tot verootmoediging onder de krachtig slaande hand des Heeren. Daarvan heeft de Regering met geen enkei woord gewag gemaakt. Evenmin is er door haar enig wetsont-werp aangekondigd, waardoor de heiliging van des Heeren dag bevorderd zou kunnen worden. Hoe zeer valt dit toch te betreuren! De Regcring heeft haar hoop gericht op buitenlandse hulp. Zij zal daarmede beschaamd uitkomen. Met enige hoop zou men dan pas de toekomst legemoet kunnen zien, indien onze Regering zich Gods Woord en wet tot regel en richtsnoer voor haar beleid had gesteld. Doch dat juist verkiest onze Regering niet. Daarom kan men de toekomst van ons land ook moeilijk te donker inzien. De stroom van zonden blijft ons land overvloeien, Wat hebben wij daarbij anders te verwachten dan vermeerdering en verzwaring van de reeds zo geduch-
hoort men er er niet meer in spreken. Op zichzelf vinden wij dit gelukkig. De ervaringen, welke men daarmede in Engeland heeft opgedaan, strekken tot ernstige waarschuwing om die weg te bewandelen. Nochtans is het wel opmerkclijk, dat de socialisten die in de dagen der verkiezingen zulk een geweldige propaganda voor socialisatie en nationalisatie gemaakt hebben, thans reeds dat parade-paardje op stal blijken gezet te hebben. Men zou dit ten minste kunnen opmaken uit de Troonrede, dewijl toch daarin een volkomen stilzwijgen over deze twee zaken bewaard is geworden, Wat ons het meest in deze Troonrede frappeert is, dat, waar de nood zo ontzaggelijk hoog geklommen is. de regering het gans niet nodig geacht heeft ons volk aan te manen tot verootmoediging onder de krachtig slaande hand des Heeren. Daarvan heeft de Regering met geen enkei woord gewag gemaakt. Evenmin is er door haar enig wetsont-werp aangekondigd, waardoor de heiliging van des Heeren dag bevorderd zou kunnen worden. Hoe zeer valt dit toch te betreuren! De Regcring heeft haar hoop gericht op buitenlandse hulp. Zij zal daarmede beschaamd uitkomen. Met enige hoop zou men dan pas de toekomst legemoet kunnen zien, indien onze Regering zich Gods Woord en wet tot regel en richtsnoer voor haar beleid had gesteld. Doch dat juist verkiest onze Regering niet. Daarom kan men de toekomst van ons land ook moeilijk te donker inzien. De stroom van zonden blijft ons land overvloeien, Wat hebben wij daarbij anders te verwachten dan vermeerdering en verzwaring van de reeds zo geduch-
te oordelen Gods. Wel heeft de Regering de indiening van tal van wetsontwerpen aangekondigd. Wij zullen onze lezers niet vermoeien met deze het ene na het andere op te sommen. De ervaring toch heeft geleerd, dat bij lange na niet de helft van de aangekondigde wetsvoorslellen bij de Kamer wordt ingediend en dat "zo zij-al ingediend worden, dan nog niet eens altijd m behandeling komen. Dit was in vroegere jaren het geval. Dat was ook noig het vordge jaar het geval. Op 23 Juli 1946 werd in de Troonrede gezegd, dat de Regering voornemens was haar aanspraken op grensverbetering van beperkte omvang langs onze Oostgrens te doen gelden. Wat is er van geworden? De voornemens zijn als kaf voor de wind verdwenen, Wal de regeling van de bijdragen in de materiële Oorlogsschade betreft, werd in de troonrede van Juli 1946 gezegd, dat deze op korte termijn kon tegemoet gezien worden, In de huidige troonrede is opnieuw zulk een wetsontwerp in uitzicht gestek', deze keer echter zonder dat er bij vermeld werd, dat het wetsontwerp op. korte termijn zou worden ingediend. En zo zouden wij voort kunnen gaan met de vermelding van een heel lange lijst van door de Regering aangekondigde wetsontwerpen, welke echter nimmer bij de Kamer zijn ingediend of door haar dn behandeing zijn genomen.
- • Ten slotte wensen wij er nog de aandacht op te vestigen, dat van deze egering de zo hoog nodige bespaingen en bezuinigingen niet te verachten zijn, hoewel deze broodnodig zij. Het tekort op de begroting edraagt toch ook dit jaar een geweldig bedrag. Het is niet minder an anderhalf milliard. Hoe boog noig is het, dat daarin verandering omt. Men kan toch nliet altijd met ekorten op de begroting blijven erken, Dit moet te eniger tijd wis n zeker vastlopen. Nog steeds wordt e nodige zuinigheid niet betracht, e ambtenarij wordt niet besnoeid oals de tijdsomstandligheden zulks dringend vorderen. Integendeel! Zij ordt gehandhaafd, m weerwil van et feit, dat zij het land tonnen bij onnen gouds kost. Nog immer wordt r met geld gesmeten, Hoe dringend odig is het, dat daarin een diep inrijpende verandering wordt aangeracht. De Troonrede biedt ons echer geen hoop, dat dit ook werkelijk al geschieden. Het is te vrezen, dal en eerst de put zal dempen, als het alf verdronken is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1947
De Banier | 8 Pagina's