Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Indische kwestie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Indische kwestie

33 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede Ds. Zandt

Mijnheer de Voorzitter! De Regering heeft zich in de laatstgehouden Troonrede in dier voege uitgelaten, dat sedert het verlopen jaar de verhouding tussen ons land en Indië zich in ongunstige zin heeft ontwikkeld. Wij zijn het in dezen volkomen met de Regering eens.

Inderdaad, deze verhouding is op 'n angstwekkende wijze verslechterd. Zij is ten aanzien van Nederland hoogst ongunstig geworden.

De geachte afgevaardigde professor Logemann heeft in deze Kamer gezegd, dat er een morele nederlaag geleden is. Daar zijn echter

veel meer nederlagen

geleden. Moreel, staatkundig, financieel — onze schuldenlast stapelt zich ook ten gevolge van de Indische affaire steeds maar hoger en hoger op — op gebied van eer en waardigheid is er door ons land de ene nederlaag na de andere geleden. Van welke kant wij de Indische aangelegenheid ook bezien, het is één nederlaag, al nederlaag.

Daarvoor bestaan verschillende oorzaken.

Zowel de Nederlandse als de Indische Regering hebben in de laatste twee jaren een verkeerde stuurman aan boord gehad. Zij hadden toch htm stuurrad aan

„ijdele hoop"

m handen gegeven. Zij leefden in 't geheel misplaatste vertrouwen, dat met de regering van de Indonesische Republiek zeer wel te onderhandelen zou zijn en dat met haar een goede overeenkomst tot stand te brengen was. Daarom verdroegen: — men kan moeilijk daarvoor een andere reden aannemen — zij schier alles. Daarom zagen zij het vrijwel lijdelijk aan, dat duizenden biJ duizenden Nederlanders en Inheemsen maar steeds in kampementen en gevangenissen opgesloten bleven; daarom verzetten zij zich er niet tegenj dat er duizenden bij duizenden barer onderdanen vermoord en laaghartig en wreed afgemaakt werden; dat de ene brandstichting na de andere, de ene plundering na de andere plaats greep; dat, kort gezegd, 'n vreselijke terreur in Indië woedde en daarom ontzagen zij zich zelf niet om de tocht naar Linggadjati., het moderne Canossa, te aanvaarden. Dat lij'delijk toezien was

een vreselijk plichtsverzuitn

niet minder van de Nederlandse dan van de Indische Regering, welke bovenal voor recht en gerechtigheid, orde en veiligheid en voor het leven harer onderdanen hebben te waken. Het bloed van duizenden onschuldig verslagenen roept dan ook tegan beide om vergelding ten hemel. Dit zo vreselijke plichtsverzuim — ik kan het niet anders zien — heeft dr van Mook nu wel goed willen praten met de opmerking: „Misschien waren wij te toegeeflijk". Doch daarmede is het niet goed te maken. Dat is niet dan een loos verzonnen vijgeblad, waarachter hij zich tracht te verschuilen. Dat is een kwalijk bedacht doekje voor het bloeden.

Het bloed der duizenden

ver­ slachtoffers blijft tot God om gelding roepen.

De stuurman „ijdele hoop" heeft de Regening ten slotte na verloop van maanden noodgedwongen van haar stuurrad moeten laten gaem. De feiten wezen al te duidelijk uit, dat de regering der Indonesische republiek

niet te vertrouwen

was en dat zij met Nederland niet tot een behoorlijke overeenkomst wilde komen. Dat was van den beginne af reeds duidelijk te zien. Noch de Nederlandse, noch de Indische Regering wilde dit echter zien. Zij wilde kennelijk niet overtuigd worden ofschoon een blinde aan de wand het had kunnen tasten. Van de aanvang af toch heeft de regering der republiek haar tegen de ]Mederlanders en het Nederlandse gezag ophistende propaganda waarlijk niet onder stoelen en banken gestoken. Openlijk en bij voortduring hebben

Soekarno en de zUnen

met alle middelen aangespoord om zoveel Nederlanders als'maar mogelijk was om het leven te brengen. Van meet af hebben deze tot allerlei wandaden als plundering en brandstichting aangezet, ja, het is zelfs zo ver gegaan, dat zij deze brandstichtingen met de uitgave van postzegels hebben vf-rheerlijkt. Nimmer hebben zij nagelaten om met een medogenloze terreur te werken, zowel tegen hun eigen volk als tegen andere Indische volken. Dr van Mook heeft dienaangaande wel opgemerkt, dat hij. en de zijnen te toegeeflijk geweest zijn. Maar, Mijnheer de Voorzitter, hier past een gans ander woord. De hier gevolgde gedragswijze kan onmogelijk anders dan met het woord van schromelijk plichtsverzuim worden aangeduid. En wat de zaak nog al erger maakte, is, dat zowel de Nederlandse alsook de Indische Regering het buitenland en ook ons Parlement en ons volk bijzonder slecht voorgelicht hebben en /niét op de hoogte van de ware toestand der zaken gebracht hebben. Integendeel — zij hebben door haar berichtgevingen in het buitenland maar al te zeer de opinie helpen vestigen, dat de Regering der Indonesische Republiek uit hoogst fatsoenlijke, betrouwbare en bekwame personen bestond, die men had te respecteren en met wie zeer wel te onderhandelen viel. Zij zijn ten aanzien van het buitenland wel

zeer goede propagandisten niet voor Nederland, maar voor de Indische republisk

geweest. En wat het eigen volk en het eigen Parlement aangaat, daaraan v/erd door beide Regeringen slechts medegedeeld, wat zij kwijt wilden.

Zulk een Regeringsbeleid moest om het voze karakter, dat het droeg, spaak lopen. Spaak lopen — in weerwil van het accoord van Linggadjati, . aver welks totstandkomiag men zich aan de linkerzijde dezer Kamer zo uitbundig blij heeft gemaakt, dat er expresselijk een hele lofrede aan gewijd is geworden. Toen reeds is onzerzijds opgemerkt, dat men zich daar met een dode mus blij maakte. En de historie heeft ons in het gelijk gesteld. Heel die overeenkomst, waarover men in zekere kringen van ons volk zulke vreugdevuren ontstoken heeft, is, practisch bezien,

geheel van de baan,

Hoe men haar ook beziet, als phantoom of werkelijkheid, zij is behalve artikel 1, hetwelk de Indonesiërs zeer welgevallig is, daar het de defacto-verklarint? der republiek inhoudt, een vodje papier geworden, zoals er zo vele vodjes papier in de wereld ziin. De Regering der republiek heeft heel het accoord — artikel 1 dan uitgezonderd, waar het haar om te doen was, zij wilde defacto onafhankelijk verklaard worden ^-aan haar regeningslaars gelapt. Zij heeft geweigerd het uit te voeren. Zij heeft daarmede onze Regering en die van Indië voor de zoveelste maal om de tuin geleid, karakteristieker gezegd,

in de maling genomen.

Toen ook de Regering dit niet meer ontkennen kon, is zij als

- een blad aan een boom veranderd,

Hoe wonderlijk dit ook mag klinken, zij is hier in de Kamer voor de dag gekomen met een verklaring, die de gesmade oppositie geheel in het gelijk gesteld heeft. Zij heeft hier namelijk in de Kamer de regering van de Irtdonesische republiek als onbetrouwbaar en onbekwaam aangeduid. Zij heeft een lange lijst van wangedragingen, verdragsschendingen en wat meer van die aard is, in haar verklaring van 10 JuM - aan. de Kamer en ons volk kenbaar gemaakt. Dr van Mook heeft daar nog geen klein schepje boven op gedaan Hij heeft een rede gehouden, welke niet minder dan

een scherp requisitoir tegen de regering van de republiek

inhield. Daarin verklaarde hij onder meer, dat ziich in de republiek zulk een jammerlijke toestand ontwikkeld had, dat er zich één der grootste smokkelaffaires der gehele geschiedenis heeft kunnen vOQrdoen en dat het in die republiek door corruptia en afpersing een grote janboel was geworden, zodat er feitelijk geen zaken mee te doen vielen. Hij zeide toch, volgens verslagen in de dagbladen, dat de zaken er zo in de war gelopen zijn en dat de regeringsdienaren zo corrupt wer> den, dat deze toestand op zichzelf reeds een onoverkomenliJke hinderpaal voor een fatsoenlijk en efficiënt bestuur was en voorts, dat elke overeenkomst door de republikeiase regering geschonden of ontkend werd. En verder werd door dr. van Mook verklaard, dat ziich binnen de republiek

een stelsel van terreur

waarbij gebruik^ gemaakt werd van alle bekende methoden van ontvoering, gijzeling, brandstichtbig en moord, ontwikkeld had, ten einde de regering van Djokjakarta maar in het zadel te houden en ook nog dit, dat lin de Indonesische republiek alle wezenlijke eigenschappen op het gebied van bestuur, economie en financiën gemist werden, die de minimum voorwaarden vormen voor een werkelijk onafhankelijke staat en dat in een land, dat sinds de eerste helft van de vorige eeuw geen hongersnood gekend heeft, zich de

hongersnood

over grote gebieden uitgebreid heeft en slechts de jongens met geweren ruimschoots voedsel en kleren konden bekomen. En al ware dit alles nog niet genoeg om met afgrijzen over de staat van zaken lin de Indonesische republiek vervuld te worden — zo getuigde dr , van Mook bovendien nog, dat de fatsoenlijke intellectuelen uit de openbare posten verwijderd werden en in enige gebieden lijsten zijn ontdekt, waarop de overgebleven fatsoenlijke ambtenaren genoteerd stonden voor een gewelddadige dood, dat de republiek omgeven is door een ijzeren gordijn en slechts een klein aantal gecontroleerde reizen wordt toegestaan ep dat de terreur er tot op de dag van heden nog in volle gang is.

Het is

hoog, $t ergerlijk

dit alles te weten en dit dan pas zo laat bekend te maken. Dr, van Mook heeft toch in zijn rede verklaard, , .dat wij er van af zagen, al deze misdaden bekend te maken". Dit is weer een groot plichtsverzuim van de Indische en ook in zekere zin van onze regering. Zij hadden deze misdaden reeds veel en veel eerder bekend dienen te maken. Daarop had het Parlement recht, daarop ook ons volk. Hoe gans anders had onze zaak in het buitenland er voor kunnen staan, indien zulks wel geschied was. Dan had dr van Mook de reis naar Amerika niet behoeven te maken. Dan was men aldaar ingelicht geweest en dan hadden er niet zulke waanvoorstellingen over deze "kwes-_ tie door hem bestreden behoeven te worden. Dat is inderdaad

een plichtsverzuim van de eerste rang.

En zo oordeel ik er niet alleen over, maar zo oordelen er ook medestanders van dr van Mook zelf over. Ik zal u één van die oordeelvellingen voorlezen. Zij luidt:

, , En nu bekende dr, van Mook in zijn rede; Wederom betoonden wij het grootst mogelijk geduld. Wij zagen er van af al deze misdaden bekend te maken.

Wij hebben gehuiverd bij dit woord. Als 'dr van Mook zich zelf maar een oordeel vormde, dan was het genoeg! En als beschamende tegenstelling zegt dr van Mook verder no, g, dat de republikeinse regering da aandacht der wereld van de werkelijke verhoudingen heeft afgeleid door het voeren van een voortdurende propaganda tegen de Nederlanders",

Welk een bekentenis is het, dat zij daarin kon slagen met haar geringere middelen, ervaring en aanvankelijk krediet. Dat was enkel mogelijk, , omdat dr van Mook met open ogen en oren met de handen vol tegeninateriaal de stemming in de werej tegen ons liet vergiftigen".

Deze uitspraak is van dr van Blan kenstein en staat in het nummer vj 10 September 1947 van het dagtl, , , Het Parool" te lezen. Nu komt li er niet zo zeer op aan, van wie de; uitspraak is en in w^elk blad zij stai te lezen, het komt er meer op aa dat zij waar is en waar lis zij hela maar al te zeer. In al haar vresejijl heid is het volkomen waar, dat i stemming in de wereld tegen ons

vergiftij

is geworden. En dit nota bene doi. de Luitenant-Gouverneur-Generai van Indië in eigen persoon.

Dit ongehoorde plichtsverzuim lie er stellig toe bijgedragen, dat wij een moeras terecht gekomen zijn. J dat niet alleen, onze Regering lichti ons evenmin voldoende in. En oo zij

zag lijdelijk tO(

dat er in Indië door de republiek al lerlei gewelddaden bedreven wer den, waartegen zij met alle kracll krachtens haar goddelijke roepini had behoren op te komen. Ook liet toe, dat er door verraderlijls aanvallen der republikeinse bende onder haar militairen telkens maa weer slachtoffers gemaakt werden ei dat er onder haar onderdanen, ime leven en goed zij naar goddclij! plicht had te beschermen, nog al veel meer burgers ten qffer viele aan de moordpartiien en brandstk! tingen der republikeinen. Ook bleef maar onderhandelen en nol eens onderhandelen, waarbij steeds het ene stuk na het ande: priJs gaf en de Indonesiërs stee; brutaler en overmoediger maakt Ook heeft zij er aan mede gewerli dat de

goedwillende Indonesië

ontmoe'digd werden en zich er bitt over beklagen moesten, dat da derlandse Regering evenals de In ( sche zich weinig of niets van h aan trokken.

Te recht gevoelden deze Ir.discl volken zich onbillijk en schromelij ten achter gesteld bij de Indonei sche republiek, gelijk zij er ook 1 recht haar afkeuring over Kebbe uitgesproken, dat de Nederlands alsmede de Indische Regering slecht van voorlichting dienden.

Zal tdit in het vervolg ook weer blijven? Mijnheer de Voorzitter! Di alles had tot zulk een vreselijke on! vwichting, tot zulk een chaos, zuk een ongehoorde noodtoestand Indië geleid, dat de Regering op lil einde van Julii van dit jaar zich noodzaakt zag tot optreden met wa pengeweld, namelijk de

politionele aclii

De Regering heeft er eergistermiii dag nog zelf van gezegd, dat er 'n o" houdbare noodtoestand ontstaan wa doordat de Regering van de rep» bliek de verplichtingen, die zij bij sluiten van het bestand van 14 Oi tober vriJwUlig had aangegaan, li' nakwam en doordat zij ondanks l' bestand voortging met de Nederlan' se troepen, te beschieten, de bevo' king aan te : 5.etten iSot (daden va geweld tegen Nederlanders, Ik « hlier in het voorbijgaan, Mijnheer i Voorzitter, opmerken, straks kom hier nader op terug, dat du nog is. Zaterdag jongstleden kwam in ee mij bekend gezin de ontstellende ding binnen, dat de zoon. uit dat zin in Indië zwaar gewond was, ^ nog dagelijks komen er in andere É* zinn'en ook tijdingen van vermoorde wonde militairen oi gewonde militairen

innen. Welk een ontsteltenis en erslagenheid zulke berichten in jlke gezinnen brengen, behoef ik de egering niet te zeggen; wel wil ik ier nadrukkelijk vaststellen, dat de egering "daarvoor de verantwoordejkheid draagt en dat het haar dure licht is voor het leven van haar mitairen op te komen. Ook dit on-^huldig vergoten bloed zal in zekej zin van haar hand geëist worden. )e draad van mijn betoog weder opattende, constateer ik het feit, dat Regering na het bezoek van de linister-President aan Indië in het inde van Juli de politionele actie eeft (ingesteld. Eergisteren heeft zij erklaard, dat 'die politionele actie oor haar

het gewenste resultaat

opgeleverd. Dr van Mook heett laarover echter wel anders "(leer zelfs medestanders dezer Reiering met hem. Ik zal op deze kwes ie niet diep ingaan. Alleen wil ik Ie Regering èr aan herinneren, dat : r na de beëindiging van de politio ele actie al meer doden, verwon lan tiJdens heel die politionele acie. Dit moet onze Regering toch leel wat te zeggen hebben. Ik wil Heen ter zake nog opmerken, dat ik iterk betreur, dat deze actie niet ot het einde is voortgezet. Als ik in Ie Regeringsverklaring van eergisermiddag lees;

„het eindresultaat van de behandeling der Indonesische kwestie in de Veiligheidsraad heeft aangetoond, dat Nederland met deze voorstellen

een costructieve bijdrage

^°^ ®^° aanvaardbare oplossing van de moeilijkheden heeft gelever; '"'

lan klinkt mij zulk een uitlating och wei als een bittere ironie in de )ren. Ja bitter, als ik er aan denk, iat er nog dag aan dag-van onze soldaten ten offer vallen van de luipmooPden der Indonesiërs; bitter, js ik denk aan de rouw, droefheid n verslagenheid , de vele tranen, .^^n, ^ daardoor in zo vele Nederandse gezinnen gebracht worden. W^aarom zijn

van vermoorde wonde militairen oi ge-

innen. Welk een ontsteltenis en erslagenheid zulke berichten in jlke gezinnen brengen, behoef ik de egering niet te zeggen; wel wil ik ier nadrukkelijk vaststellen, dat de egering "daarvoor de verantwoordejkheid draagt en dat het haar dure licht is voor het leven van haar mitairen op te komen. Ook dit on-^huldig vergoten bloed zal in zekej zin van haar hand geëist worden. )e draad van mijn betoog weder opattende, constateer ik het feit, dat Regering na het bezoek van de linister-President aan Indië in het inde van Juli de politionele actie eeft (ingesteld. Eergisteren heeft zij erklaard, dat 'die politionele actie oor haar

het gewenste resultaat

, ^ , , p, M i i, f+ ^^^^ opgeleverd. Dr van Mook heett laarover echter wel anders geoorl^^'''' ^^ "^^^ ^"®®^ ^^^' ^^^^ ^'^'^^ (leer zelfs medestanders dezer Reiering met hem. Ik zal op deze kwes ie niet diep ingaan. Alleen wil ik Ie Regering èr aan herinneren, dat : r na de beëindiging van de politio ele actie al meer doden, verwon lan tiJdens heel die politionele acie. Dit moet onze Regering toch leel wat te zeggen hebben. Ik wil Heen ter zake nog opmerken, dat ik iterk betreur, dat deze actie niet ot het einde is voortgezet. Als ik in Ie Regeringsverklaring van eergisermiddag lees;

„het eindresultaat van de behandeling der Indonesische kwestie in de Veiligheidsraad heeft aangetoond, dat Nederland met deze voorstellen

een costructieve bijdrage

^°^ ®^° aanvaardbare oplossing van de moeilijkheden heeft gelever; '"'

lan klinkt mij zulk een uitlating och wei als een bittere ironie in de )ren. Ja bitter, als ik er aan denk, iat er nog dag aan dag-van onze soldaten ten offer vallen van de luipmooPden der Indonesiërs; bitter, js ik denk aan de rouw, droefheid n verslagenheid , de vele tranen, .^^n, ^ daardoor in zo vele Nederandse gezinnen gebracht worden. W^aarom zijn

onze militairen

toch eigenlijk in Indië? Om daar overgeleverd te worden aan de noordzucht van blóedlustige Indo-. nesiiërs? Om daar als schijven te dielen voor Indonesische schutters? Om ^^ar onverhoeds te worden overvallen in Indonesische hinderlagen? Om daar op de weg van achter de bomen laaghartig te worden afge-„^^^i^^, 2o als kort geleden nog een predikant op zijn dienstreis overtomen is. Het heeft mij uiterst pijn-'jk getroffen, dat er in heel de Regeningsverklaring niet, zoals in de Troonrede, die waardering voor onze land-, zee-en luchtmacht in Indië IS uitgesproken, waarop deze recht 'a'd. Zo ik de verklaring goed geezen heb, is er zelfs geen' enkel woord van wacirdening in deze Regeringsverklaring te lezen. Dat doet mij leed. Onze "militairen bren-|eh daar toch heel zware offers. ZiJ verkeren daar in een vreemd land, ver van familie, huis en have; dageijks verkeert het leven van velen hunner in gevaar. Bovendien (is hun optreden in het a; lgemeen

zeer te prijzen

geweest. Ik sluit mij gaarne en van ganser harte aan bij die sprekers, die hier gisteren hulde gebracht hebben aan ons leger.

Ons is van betrouwbare zijde ter ore gekonien, dat

Soetan Sjahrir

de Nederlandse soldaten, in de Veiligheidsraad als misdadigers gebrandmerkt en hun vele daden van wreedheid en geweld in de schoenen geschoven heeft. Is dit zo? zo zou ik de Regering willen vragen. Dit kan toch niet zo zijn, daar de eenparige berichten in de dagbladen dit toch geheel anders zeggen en ook de Regeringsverklaring vermeldt, dat onze militairen in verreweg de meeste gevallen met welwillendheid door de Indische bevolking zijn ontvangen. Daarom zouden wij het ze erop prijs gesteld hebben, indien de Regering in haar verklaring onze weermacht in Indië de verdiende hulde gebracht en daarbij ook een woord gericht had tot hun verwanten hier te lande, die zich ook al zulke zware offers moeten getroosten. Men moet daar maar eens komen, "waar berichten van dood of verwonding zijn aangekomen. Men kan zich hun ontsteltenis niet te groot voorstellen. Daarom zou het gepast hebben, indien dit in deze Regeringsverklciring ter sprake was gebracht.

Alvorens tot een ander onderwerp over te gaan, zou ik cfan de Regering

enkele vragen

willen stellen, die ook gisteren door andere Kamerleden in verschillende vorm tot haar gericht zijn. Daarom kan ik in deze kort ziJn. Ik zou de Regering dan willen vragen met welke opdracht de Luitenant-Gouverneur-Generaal naar Indië is teruggekeerd, indien er een opdracht is gegeven. Wat de reis van dr van Mook naar Amerika heeft uitgewerkt? Zijn daar ook leningen gesloten of overeenkomsten aangegaan? Of er ook mededelingen door ministers op een partijcongres zijn gedaan, welke de Kamer zelf onthouden zijn geworden? Voorts, wat verstaat de Regering onder de Indonesische republiek? Behoren de

Madoerezen

daar ook onder? Zullen zij gedwongen worden zich aan Soekarno ia onderwerpen? Zullen ook andere Indische volken, die nadrukkelijk te kennen geven, dat zij in een geordende st^at, een eigen volksbestaan wensen te hebben, d|it recht verkrijgen? Ik ben met verschillende Kamerleden van oordeel, dat de Regering in haar verklaring zich daar niet voldoende over heeft uitgelaten. Ik vrees met hen, dat de Regeringsver-^ klaring deswege 'bij verschillende Indische volken een slechte indruk gemaakt heeft. Wat verstaat de Regering onder constructieve elementen, waarmede zij in Indië nieuwe onderhandelingen wil aanknopen'^ Moeten daaronder ook lieden als Soekarno, diie dr van Mook een collaborateur genoemd heeft, en zijn volgelingen verstaan worden? Wat wil de Regering ten aanzien van de Interim-Regering? Ook daarover •heeft zij niets uitgelaten. Wat beoogt zij met de instelling van een collegiaal .orgaan? Welke plaats zal de Luitcnant-Gouverneur-Generaal daarin innemen? Welke de twee leden van dei Commissie-Generaal? De Regering heeft op bladzijde 5 van haar verklaring gezegd;

„Gelukkig heeft deze • kentering zich niet blijvend doorgezet en mag men thans wederom van een neiging tot ommekeer, ditmaal ten goede, spreken".

Welke bewijzen

heeft de Regering voor die neiging? Dit klinkt zo vaag, zo zwak, zo onzeker, dat wij bij de Regering bepleiten, dat zij zich op dit punt nader zal verklaren en bewijzen zal leveren, dat inderdaad die neiging thans bestaat. Ook ten aanzien van de financiële lasten van de Indische aangelegenheid en van verschillende daarbij betrokken corporaties, onder meer de Commissie-Generaal, zouden wij gaarne worden ingelicht. Dit is van zo urgent belang, dat hier wel meer licht over op dient te gaan. Ik zou op deze 'vragen gaarne zen antwoord willen ontvangen, te meer, daar zij niet door mij alleen, maar verschillende van die vragen gisteren ook door andere Kamerleden zün gesteld.

Tot een ander onderwerp overg^.ande, wil ik gaarne spreken over 6.2 constructieve bijdrage, welke de Regering tot een aanvaardbare oplossing door bemiddeling van de Veiligheidsraad zegt geleverd te hebben, als ook over de verklaring van de Regering, dat zij het resultaat van het optreden van de Veiligheidsraad met vertrouwen tegemoet ziet.

Hasr eigjen ambassadeur, Mr, van Kleffens, heeft daarover wel een heel ander geluid laten horen.

Hij heeft namelijk in zijn laatste rede, welke hij voor een Amerikaans gezelschap hield, jeremiade op jeremiade juist over de gedragswijze van de Veiligheidsraad laten horen. Hij heeft toch volgens een verslag vani genoemde rede, - v^ielke aan het „Handelsblad" van 17 September i.l. ontleend is, het navolgende gezegd; , , Bij de recente behandeling van de Indonesische kwestie moest ik op verschillende gronden protest en beklag uitbrengen en al die gronden stonden in verband met de wiJze, waarop de zaak • werd behandeld, een manier, welke ten onzen nadele partijdig was".

Zelfs heeft Mr, van Kleffens op de vraag of

, een kleinere mogendheid

haar belangen in vol vertrouwen •kan toevertrouwen aan de verschillende organen van de Verenigde Nalies geantwoord, dat. de bittere ondervinding ons doet zeggen: neen. Ook al heeft deze ambassadeur zich er over beklaagd, dat, toen de Indische kwestie bij de Veiligheidsraad in behandeling kwam, hem geen deugdelijke gelegenheid, zelfs niet de gebruikelijke drie dagen van voor-bereiding gegeven werd, om zich behoorlijk voor te bereiden en er tevens zich ook over beklaagt, dat toen hij in de Veiligheidsraad om een uitstel van behandeling van slechts twee uren vroeg, omdat hij een belangrijke telefonische mededeling van onze Regering verwachtte, hem dit geweigerd werd. En

deze en meer bittere klachten

slaakt diezelfde persoon, die hier in de Kamer zulk een gloeiende ijver en liefde vloor de Organisatie van de Verenigde Naties betoonde, 'dat hij zich niet ontzag om te harer verdediging een Bijbeltekst te misbruiken. Als een man als mr, van Kleffens de organen der Verenigde Naties partijdigheid ten laste legt, dan moet het toch wel de spuigaten uitlopen. En het is ook de spuigaten uitgelopen. De delegatie van het ene Indonesische volk werd door de Veiligheidsraad welwillend ontvangen en aangehoord en de delegatie van een ander Indisch volk werd door hem tot twee malen toe de toegang tot de vergadering geweigerd. Wat is dat anders, dan dat er in de Raad met twee maten gemeten wor*dt?

Ook hier zat weder duidelijk

partijdigheid

bij de meeste leden van de Raad voor, Hoe betoonde de Raad bovendien, dat het hem er niet om te doen was om een juiste kijk op de Indische kwestie te krijgen. Ware dit 't geval geweest, hij zou de beide delegaties gehoord hebben. Maar veel erger nog. Bij vele leden van de Veiligheidsraad bestond ernstige twijfel, of die Raad wel het recht toekwam om zich in ds Indische kw^estie te mengen. Van Belgische zijde werd dan ook een voorstel gedaan om deze zaak ter nadere beslissing aan het Internationale Gerechtshof voor te leggen. De meerderheid van de Raad stemde dit voorstel botweg af, waarbij dan nog openlijk in da Raad verklaard werd, dat een behandeling voor en een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof wel eens

een hinderlUk dwangbuis

voor de Veiligheidsraad zou kunnen blijken te zijn. Daarmede gaf de meerderheid van de Raad een overtuigend bewijs, dat zij

maling aan recht en gerechtigheid heeft, dat het haar om macht te doen is en dat politiek belang en politieke overwegingen bij haar de doorslag geven. Een meer sprekend bewijs kan men moeilijk bijbrengen. Het verontrust ons uitermate, dat onze belangen mede door de Regering gesteld zijn in handen van zulk een college als de Veiligheidsraad, waarin recht en gerechtigheid met voeten worden getreden, waarin slag op slag macht boven recht gaat. Waarom bemoeit deze Raad zich niet

met Vietnam en Frankrijk?

Dat is toch een soortgelijk geval. De Fransen ziJn in Vietnam toch ook met de wapenen — en dat in veel erger mate dan wij in Indië — opgetreden. De gestelde vraag is gemakkelijk te beantwoorden, Frankrijk is een grote mogendheid en wij niet. Maar daarom behoeven wij toch niet als rechteloos behandeld te worden.

Aan zulk een instituut nu, waar macht boven recht gaat, zijn de hoge belangen van ons land toebetrouwd. De Regering en ook de Kamer heeft hier schuld. Zij beiden, Kamer en Regering hebben de aansluiting bij de Organisatie van de Verenigde Naties gewild. Zij plukken daar nu alreeds de wrange vruchten van.

Onze {ractis treft in geen verwijt. deze

Vein stonde aan hebben wij ons tegen aansluiting biJ dat instituut verzet. Wij stonden geheel alleen in deze Kamer. Wij konden geen verwachting hebben van een instelling, waarin Gods Woord en Wet contrabande zijn. Daar kan en wil het recht niet wonen. Deze vaste overtuiging gaf ons de moed en de kracht om in deze Kamer geheel alleen te staan. De uitkomst heeft ons wel geheel in het gelijk gesteld. Geheel onrechtmatig heeft de Veiligheidsraad de Indische kwestie binnen het kader van haar besprekingen en be- siissmgen tot ziich getrokken. Dit is tegen alle recht in gedaan. Dit is ge" daan, omdat, zoals hier gisteren door een afgevaardigde zeer terecht is opgemerkt, omdat

de grote mogendheden

het hebben gewild. Ja, daarom is het geschied, omdat de grote mogendheden het hebben gewild,

Aan hen moet alle recht maar worden opgeofferd. De Regerjng heeft verklaard, dat Nederland als paladijn van het recht heeft gefunctioneerd. Schone woorden, Doch willen deze niet alleen blote exclamaties zijn, dan dienen zij in daden te worden omgezet. Dan heeft Nederland zich ver te houden van een instituut, dat het recht keer op keer met voeten treedt. Het is waar, .onze Reéering heeft door middel van haar gezant tegen de ergerlijke rechtsverkrachting geprotesteerd. Maar tegelijk heeft zij met de adviezen, die zij haar vertegenwoordiger gaf, zich nog dieper in de

fuik van het onrecht

gewerkt.

Geen wonder dan ook, dat de Veiligheidsraad bij zulk een gedrag van onze Regering zich niemendal van het protest van haar gezant heeft aangetrokken. En dit in weerwil van het feit, dat Nederland geen oorlog voer»de, maar slechts een politionele actie tegen tuchteloz.e troepen en gewapende benden en niet anders deed dan aan een vreselijke terreur een einde maken, dat Nederland de souvereine macht ook in Indië onbetwistbaar bezat en dat de Veiligheidsraad zich met een interne aangelegenheid bemoeide, waarmede 5: ij geen schijn van recht had om zich er mede te bemoeien. Die bemoeienis van de Veiligheidsraad liep zozeer tegen alle recht en billijkheid in, dat onze Regerinf! deze niot had moeten .asTivaaiuen,

In plaats daarvan

heeft de Regering de Nederlandse vertegenwoordiger in de Veiligheidsraad gemachtigd te verklaren, dat zij bereid was aan de republiek Indonesië voor te stellen, dat beide, Nederland en de republiek, ieder een staat zouden aanwijzen en dat aan de twee aldus aangewezen Staten zou worden gevraagd een derde Staat aan te wijzen, die door beide als geheel onpartijdig kon worden beschouwd. Deze onpartijdige derde zou dan, indien hij daartoe bereid gevonden werd, enige waarnemers naar Indië moeten zenden om een onderzoek naar de toestand in te stellen, toezicht te houden op het bevel tot het staken der vijandelijkheden en een openbaar verslag uit te brengen van hun bevindingen, Aan deze derde Staat zou tevens de bevoegdheid kunnen worden verleend om door middel van goede diensten te pogen de beide partijen tot elkander te brengen. Tegelijk met dit voorstel heeft de Nederlandse Regering een uitnodiging tot de Regeringen van alle landen, die door een beroepsconsul in Batavia waren vertegenwoordigd, om deze consuls te instrueren, te zamen met zijn collega's terstond een rapport op te maken over de bestaande toestand op Java, Sumatra en Madoera,

De Regering zegt, dat zij met deze voorstellen

een costructieve bijdrage

tot een aanvaardbare oplossing der moeilijkheden heeft geleverd. Wij kunnen baar dit allerminst toegeven.

..'ij moeten ons daartegen zelfs met alle nadruk verzetten. Daar is door de beslissingen van de Veiligheidsraad, 'die in de geest van de Nederlandse voorstellen zijn aangenomen, een stuk souvereiniteit door Nederland prijs gegeven. Meer dan andere landen van de Organisatie van de Verenigde Naties

heeft Nederland van zijn sou-^ vereiniteijtsrechten opgeofferd.

Bovendien is door de beslissingen van de Veiligheidsraad de republiek als een soort mogendheid erkend, terwijl daarenboven de Malino-staten hierbij weder op krenkende wijze bij de Indonesische republiek ten achter zijn gesteld. Dewijl vreemden hier zoveel zeggenschap is toegekend, is ; het te vrezen, dat aan ons het oordeel voltrokken zal worden, dat de profeet Jesaja eenmaal op last van God aan Israël heeft aangekondigd, namelijk, dat

vreemden over hen zouden heersen.

Inderdaad, een zwaar oordeel!

En wat de instelling der commissie der consuls betreft, ook al hebben wij onzerzijds dan niets te verbergen, toch dreigt het gevaar, dat in de rapporten, 'welke zij hebben uit te brengen, de politiek en de politieke belangen een grote rol zullen spelen, gelijk die ook een duchtig woord in de beraadslagingen van de Veiligheidsraad meespreken.

' Die rapporten

welke bij de Veiligheidsraad ingediend en behandeld zullen worden, kunnen aldaar nog menig onverkwikkelijks en schadelijks voor Nederland brengen. Dit is reeds geischied. Ik heb hier voor mij het „Algemeen Handelsblad" van gisterenavond, waarin deze mededeling voorkomt;

„In het consulaire milieu tekenen zich bepaalde tegenstellingen af tussen degenen, die bereid zijn het Nederlandse standpunt te aanvaarden, dat republikeinse agressie binnen de demarcatielijnen bestandsschending betekent, en zij, die geneigd zijn een zekere redelijkheid toe te kennen aan het standpunt van Djokja, dat de demarcatielijnen een slag in de lucht zijn en dat de zuiveringsacties mitsdien aanvallen op regelmatige republikeinse troepen zijn en dus bestandsschendingen door de Nederlanders betekenen. Dit zal vermoedelijk het critieke punt zijn, dat de grootste moeilijkheden zal opleveren".

In verband hiermede valt het zeer te betreuren, dat

het Indische Witboek

niet reeds lang gepubliceerd is geworden en in Nederland bekendgemaakt is. Ook was het niet alleen gewenst, maar zelfs geboden geweest, dat het buitenland op een geschikte wijze daarmede in kennis gesteld was geworden. Ook in dit opzicht wreekt het zich, dat de Regering zo slecht in haar voorlichting is geweest en nog is.

Wat de beslissingen van de Veiligheidsraad betreft, is het stellig van groot belamg, dat de republiek daardoor de gelegenheid gekregen heeft

door te .gaan met haar moordpartijen

en verdere grote gruweldaden. Zij heeft die gelegenheid duchtig te baat nomen en gaat daar nog mede voort. De Regering heeft daarvan zelf eergisteren verbluffende staaltjes in haar verklaring medegedeeld. Zo heeft zij niet alleen medegedeeld, dat tal van nodeloze vernielingen van waardevolle objecten door de republikeinse strijdkrachten hebben plaatsgevonden, maar ook, dat bij herhaling door gezagvoerders van de Indonesische republiek tot moord op al wat Nederlands is, wordt aangezet. Deze meer dan ergerlijke toestand wordt nu door de beslissingen van de Veiligheidsraad bestendigd. Dit nu noemt de Regering een constructieve bijdrage. De Regering heeft in haar verklaring uitgesproken en dit met nadruk, dat de thans bestaande toestand niet bestendigd kan blijven en dat het bevel „staakt het vuren" door de republiek in woord en daad dient te worden toegepast. En aan deze woorden zelfs de ernstige wens toegevoegd, dat binnen zeer korte tijd de arbeid der commissies tot resultaten zal leiden. Zelfs heeft zij daarbij nog verklaard, dat onze uitdrukkelijke verantwoordelijkheid voor de handhaving van veiligheid en recht ook binnen het gebied der republiek uiteraard blijft bestaan. Maar met dat al vallen er nog dag aan dag

slachtoffers onder onze militairen

in Indië. Nog dStg aan dag staan zij bloot aan de sluipaanvallen der Indonesische benden. Nog dag aan dag komen er hier te lande bij families

doodsberichten

en berichten over zware of lichte verwondingen binnen. Duizenden mensen zitten hier deswege in hevige onrust en blijven daarin verkeren. Duizenden lieden brengen hier te lande zware dagen in angstige spanning door. Zij zitten tot aan de keel toe volgepropt met zorgen over hun verwanten. Vrouwen over hun mannen, ouders over hun kinderen, verloofden over hun verloofden, verwanten over hun betrekkingen, duizenden leven alzo in gestadige onrust. De Regering draagt hier de verantwoordelijkheid voor. Zij zegt wel, dat de toestand in Indië niet bestendigd mag blijven, maar zij biedt geen enkele waarborg, dat die toestand inderdaad niet bestendigd zal blijven. Het laat zich aanzien, dat de toestand door de beslissingen van de Veiligheidsraad nog geruime tijd bestendigd zal blijven. Er moeten toch

rapporten

opgemaakt worden en dit vordert tijd. Die rapporten moeten opgezonden worden naar de Veiligheidsraad. Zij zullen daar besproken worden en dit vordert alweer tijd. De derde mogendheid moet onderzoekingen instellen. Ook dat vordert tijd. Zij moet trachten de partijen tot elkander te brengen. Ook dit gaat maar niet een, twee, drie. Ondertussen gaat de

terreur

met al de afgrijselijkheden van die in Indië door en vallen er onder onze militairen en nog meer onder de Inheemse bevolking, slachtoffers. De Veiligheidsraad heeft dit alles vrij koud gelaten en gelaten aangezien. De Regering heeft toch op bladzijde 4 van haar verklaring dienaangaande geschreven, „waar dit alles geschiedde, zonder dat dit op de houding van de Veiligheidsraad bleek invloed te hebben". Daarop lettend, vraag ik: Hoe lang kan de vreselijke toestand in Indië nog duren? De Regerin spreekt wel de 'hoop uit, dat er ee gunstige oplossing zal komen, maj hoe vaak

is van achter de Regeringslj fel zulk een ijdele hoop

al niet gekoesterd en' uitgesprokei, Wij lezen toch even voordat de Rj gering haar hoop en vertrouwen een goed resultaat in haar verklarij uitsprak deze in dit opzicht zo vee zeggende verklaring, „zij (n.l. de Re gering) beeft de hoop gekoesterd, da het bereiken van de overeensteu ming in Langgadjati versterking zoi brengen aan de constructieve ele .menten in de republiek, die zich zee bepaaldelijk voor het bereiken vai dit resultaat hadden ingezet". Ei laat dan onmiddellijk op die woot den volgen; , , Het heeft niet zo mogi zijn". Hoeveel ijdele hoop en enge grond vertrouwen van de achtereen volgende kabinetten is er al niet de loop van twee jaar als ijle rook ii de lucht verdwenen.

Er is nu alle reden voor om aan li nemen, dat het met

de opnieuw uitgesproken hoop

van dit kabinet precies weer it. zelfde weg op zal gaan.

Nu vestigt dan de Regering hai hoop op de in de Veiligheidsraad g nomen beslissingen.

Mijnheer de Voorzitter! Nogmaals zij het met alle nadruk gezegd, dat et van een instituut, hoe geleerd, be^ kwaam en welsprekend haar leden en woordvoerders ook mogen zijn, waarin Gods Woord niet als wet ei regel geldt, geen heil te verwachtei is.

Ook ver buiten onze kring groeil hier in ons land

de gxote teleurstelling en steedi toenemende verbittering ovei •alle handelingen en beslissingei van de Verenigde Naties,

Dat behoeft niemand te verwonde ren. Het naakte eigenbelang word daarin dermate gediend, dat het we door ieder moet opgemerkt worden De politiek en de handelsbelange! overheersen daarin alles. De machl gaat daarin zo zeer boven het recht, dat het ene onrecht zich op het andere hoog opstapelt. Het is daarin ruzie op ruzie, twist op twist, gekij na gekijf, dat niet de vrede, maar oorlog er bevorderd wordt. Recht en gerechtigheid — die Godes zijn — kunnen en willen in zo'n omgeving niet wonen.

Bij al het vreselijke, dat in Indië ge schiedt en bij al de doden en gewonden, die er vallen, en bij alle onrecht, dat vanwege de organen van de Verenigde Naties plaats vindt heeft de Regering thans weer op haar regeringsschip

„vermetel vertrouwen"

als kapitein en „ijdele hoop" als stuurman in dienst genomen. Het is nu weer als ook onder het kabinet-Schermerhorn, het oude liedje op de welbekende wijs. De Regering hoopt, de Regering vertrouwt, de Regering verlangt, de Regering wenst. Is dat regeren? Zo kan men niet regeren. Dat is niet anders dan een blinde, allergevaarlijkste navigatie.

Het regeringsschip dreigt zo te eniger tijd als een'speelbal van golven en winden te gronde te gaan en op een klip te ple'tter te slaan. En het laat dan ons land in de grootste ellende achter.

Het vroegere Kamerlid, de heef Stokvis, heeft zo treffend juist é^' zegd; de Regering koerst in den blm; de op hoop van zegen. Nogmaals a) het gezegd, dat ds geen regeren, Mijnheer de Voorzitter! Het smart 011], deze en dergelijke dingen te pioeten zeggen. Het heeft mij moeite dekost ze op het papier neer tè zetten. Doch het geldt mijn land. Zijn belangen: , zijn welzijn, zijn eer en 2ijn waardigheid. Het geldt de-toekomst van millioenen Nederlanders gn Indiërs, inzonderheid die der arbeidersklasse. Het geldt mijn land, dat zulk een groots verleden heeft en dat zie ik zinken tot vreselijke laagte. Ik heb mijn eed afgelegd om voor dat land en zijn welzijn op te komen. Krachtens die eed heb ik mij verplicht gevoeld zonder aanzien des persoons te zeggen wat ik tot welzijn van mijn land meende te moeten zeggen. Het is daarbij verre van mij geweest om enige persoon onaangenaam te bejegenen. Het geldt hier

mijn Vaderland

en daarmede is in deze alles gezegd. De Regerinrf is dan weer onder leiding van ijdele hoop en vermetel vertrouwen gaan varen. Het moge haar bij dit alles niet ontgaan,

dat zij de draaigt verantwoordelijkheid

en bliift dratfen voor het afslachten van haar militairen "" '--orio iroor 't schrikkelijk leed, dat zo velen in den lande treft, alsook voor de bloe^ dige en wrede terreur, die nu al twee jaren in Indië onverpoosd heerst en niet minder voor de financiële lasten, welke de Indische kwestie op ons legt. Men mag zich wel afvragen waarin dit alles nog eindigt. Benauwenis mag ons wel aangrijpen; te meer nog. waar de Regering ook thans weder onder zulke hoogst ernstige omstandigheden in gebreke gebleven is om ons volk van het pad der zonde af te manen en tot verootmoediging onder de slaande hand Gods aan te maneri, In heel deze kwestie, waar zij zo zeer haar hoop en vertrouwen op mensen en op menselijke inzettingen stelt, moge zij bedenken het woord der Heilige Schrift, dat in de 118de .Psalm zegt; Het is beter tot de Heere de toevlucht te nemen, dan op de mens te vertrouwen; het is beter tot de Heere de toevlucht te nemen dan op prinsen, in dit geval de machtigen der aarde, die in de Veiligheidsraad verenigd zijn, te vertrouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1947

De Banier | 8 Pagina's

De Indische kwestie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1947

De Banier | 8 Pagina's