Voor Oud en Jong
VII.
Wakende en biddende bracht Elisabeth de nacht in haar kerkercel door. Het gepleegde bedrog liet haar niet met rust, maar anderzijds verontrustte zij zich ook zeer over hetgeen de beide zusters te wachten stond in geval zij de aandrang tot vluchten zou weerstaan en tegenover biechtvader en priores zou ver i^] aren, dat zij er niet aan dacht om terug te keren tot Rome's kerk. Het is waar, dat zij daarbij niet eigener beweging behoefde te zeggen, dat zij lielemaal geen plan gehad had om van de zogenaamde dwaling haars weegs terug te keren, maar wat zou _ dan moeten doen, indien haar daarnaar zou gevraagd worden, hetn immers zeker gebeuren zou?
Te zeggefi, dat zij weer op haar besluit was teruggekomen, zou de zus-Ws kunnen redden, maar dan zou tte toestand er nog veel erger op worden. Want dan zoife zij immers zelf ook onwaarheid spreken. Neen, dat kon, dat mocht en dat wilde zij helemaal niet doen. Dan was het beter om, nu de situatie eenmaal zo Was, aan het verzoek der beide zusers te voldoen en de vlucht te* nemen.
Terwijl Elisabeth nog in tweestrijd verkeerde, werd er zacht aan haar 'eur geklopt, ten teken, dat de beide zusters er waren. Deze openden daarop de deur en nadat zij de kle-'"en van het melkmeisje tevoorschijn gehaald hadden, drongen zij er bij haar op aan om deze vlug aan te trekken, Elisabeth kon die drang der liefde niet weerstaan, zodat zij weldra de kleren had aangetrokken. De beide nonnen brachten haar tot aan de tuin, die zij nu verder alleen passeren moest, , opdat bij het ontdekken van Elisabeths ontvluchting, door de portierster niet het bewijs van medeplichtigheid der beide nonnen zou geleverd kunnen worden.
Spoedig had Elisabeth de kloosterpoiort bereikt, die zonder enig navragen voor haar geopend werd, daar inmiddels een andere portierster dê wacht bij de poort betrokken had, ter aflossing van haar medezuster.
Weldra bevond Elisabeth zich buiten de kloosterpoort en nu liep zij zo snel mogelijk in de richting van het dorpje Leer, Vele verzuchtingen rezen in haar hajt op, dat de Heere haar weg voorspoedig mocht maken en haar in Zijn hoede mocht nemen, maar ook dal Hij de beide nonnen genade mocht schenken voor haar zonden verzoening te zoeken in het dierbaar bloed der verzoening en tevens vrijmoedigheid om voor haar overtuiging eerlijk uit te komen, al moesten zij daardoor dan ook schade lijden.
Terwijl zij in deze en andere overpeinzingen haar weg vervolgde, werd zij eensklaps opgeschrikt.
Onverwacht toch trad een. man van achter .een boom tevoorschijn, die met haar meeliep en vroeg;
Is uw naam Elisabeth en hebt gij het klooster, dat huis der ongerechtigheid, verlaten?
Jawel, gaf Elisabeth, die van de schrik weer enigszins bekomen was, ten antwoord. Beüt u wellicht de oom van het melkmeisje, dat des morgens in het klooster melk bezorgt?
Inderdaad, zei de man. Die ben ik en de kleren, die ge thans aan hebt, daarvoor heb ik gezorgd. Doch laten wij wat vlugger doorlopen, daar het zou kunnen zijn, dat men uw vlucht inmiddels bemerkt en dat men stappen zal doen om u te achtervolgen. Ik ben eveneens uit het diensthuis van Rome uitgeleid en de Hervorming met hart eii ziel toegedaan. Toen ik dan ook dezer dagen van één der nonnen, die u een goed hart bleek toe te dragen, vernam, dat er in het klooster een meisje om des geloofs wil gevangen werd gehouden, was ik direct bereid om de helpende hand te bieden, teneinde u uit uw gevangenschap te bevrijden. Tezamen hebben wij het plan beraamd, de non heeft het verdere gedaan en zo bevinden wij ons nu samen op weg. Vertrouw u gerust aan mij toe, ik zal desnoods uw leven met het mijne verdedige.0.
Maar als ik nu eens niet de bedoelde persoon was en er dus eens verraad in het spel zou zijn? vroeg Elsabeth.
Dan zou het er voor u niet goed uit zien, antwoordde de man. Ik wéét echter beter, volg mij dus zonder enige vrees.
Nadat zij zo nog enige tijd in snel tempo hun weg vervolgd hadden, bereikten zij eindelijk de woning, waar de oom van het melkmeisje woonde. Zij traden binnen en nadat Elisabeth in de gelegenheid was gesteld om van kleding te verwisselen, werd haar in de huJiskamer een allerhartelijkste ontvangst bereid. Zowel de gastheer als zijn nichtje deden al het mogelijke om Elisabeth zo goed mogelijk te onthalen, hetgeen haar zeer welkom was, daar zij nog niets gegeten had. Ook kon zij met beiden vrijuit spreken over wat haar het naast aan het hart lag, In de gesprekken met haar gastheer werd het haar duidelijk, dat deze lang geen vreemdeling was van het werk der genade. Ja, zij bemerkte al spoedig, dat zij van hem veel kon leren, al had hij bij de genade dan ook niet zo veel verstandelijke kennis als zij. Zij luisterde gaarne naar het onderwijs, hetwelk door de Heere ook gezegend werd, want bij haar werd daardoor de behoefte verlevendigd, om verder te mogen opwassen en toenemen in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus,
Aangezien echter de gastheer een volgeling van Menno Simonsz, was en dus op het standpunt stond, dat de doop behoorde toegediend te worden nadat getuigenis van het geloof in de Heere Jezus was gegeven, liet hij niet na Elisabeth voor zijn standpunt te winnen.
Ofschoon wij van oordeel zijn, dat de doopsgezinden op dit punt dwaalden, toch verhindert ons deze dwaling niet om van hen te, kunnen vermelden, dat verscheddenen hunner met volle blijdschap in de Heere temidden van de vlammen van de brandstapel gestorven zijn.
Ook Elisabeth werd herdoopt, waarna zij nog enige tijd in het vriendelijk huis van haar gastheer vertoeven mocht. Haar strijd was echter nog niet ten einde, gelijk in het vervolg blijken zal.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1947
De Banier | 8 Pagina's