Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bedenkingen tegen handhaving van arkel 36 weerlegd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bedenkingen tegen handhaving van arkel 36 weerlegd

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

12

Het is een bekende zaak, dat in 1816 door Koning Willem I aan de aloude Nederlandse Hervormde Kerk een organisatie werd opgelegd, waardoor het opperbestuur dezer Kerk in handen des konings kwam. Dit ging zelfs zo ver, dat hij zich door het algemeen reglement, waaraan de Kerk door hem onderworpen was, niet gebonden achtte. Hij koni dit reglement niet alleen intrekken, doch ook wijzigen; ja hij meende zelfs besluiten te kunnen nemen en verordeningen te kunnen maken, die strikt genomen niet in het kader van het reglement pasten, wanneer naar zijn oordeel het belang der Kerk zulks eiste. En afgescheiden van het persoonlijk standpunt des konings, werkte de bestuursinrichting, welke de Kerk bij het reglement van 1816 verkregen had, er in sterke mate toe mede om de staat het dagelijks bestuur over de Kerk te verzekeren. Zodoende werd de Kerk der vaderen niet meer dan een door de staat geadministreerd lichaam, waarbij wel de namen van kerkeraden, classes en synoden gehandhaafd bleven, doch in werkelijkheid hadden deze geen zeggingschap meer over het bestuur der Kerk, Verscheidene classes hebben tegen dit onrechtmatig optreden der Overheid' scherpe protesten doen horen, doch zonder resultaat. Het onrecht, door de Overheid in 1816 de Kerk der vaderen aangedaan, bleef bestendigd. Ook door het Koninklijk besluit van 23 Maart 1852 werd het onrecht niet hersteld, gelijk niemand minder dar mr. Groen van Prinsterer herhaaldelijk heeft betoogd. Hij was het ook, die met kracht heeft aangedrongen op «• trekking der Koninklijke Besluiten van 1816 en 1852, En niet alleen hij heeft dat gedaan, Ook anderen, waaronder zelfs een liberaal professor, nl, prof. Hamaker, heeft op intrekking der genoemde Koninklijke Besluiten aaDg""drongen om het aan de Gereformeerde gezindheid gepleegde onrecht te herstellen.

Wij zullen op deze kwestie natuurlijk niet breder ingaan, daar dit ons van het in behandeling iijnde onderwerp zou afleiden. Wel echter wil len wij er op wijzen, dat het in deze eeuw de afgevaardigden der Staat' kundig Gereformeerde Partij zijn geweest, die voortdurend aangedrongen hebben op herstel van het on' recht, door de Overheid in de 19e eeuw de Nederlandse Hervormde Kerk aangedaan en deswege intrek' king der Koninklijke Besluiten van 1816 en 1852 krachtig hebben bepleit.

Reeds toen Ds, Kersten nog alleen zitting in de Tweede Kamer had, is hij voor het recht der Nederlandse Hervormde Kerk ' opgekomen. 2o bijv, in 1922, bij de behandeling van het zevende hoofdstuk der Rijksbe' groting voor het dienstjaar 1923, Uü de daarbij door hem gehouden rede brengen wij de volgende passage off dèr de aandacht;

Mijnheer de Voorzitter! Wanneer ik op dat kerkelijk vraagstuk Q^ aandacht vestig, dan is dat, ik erken het openlijk, met de speciale bedoeling, dat ik het belang beooi van-de Nederlandse Hervormde Kerk. De ellende, die in het midden van haar heerst, een ellende, die zich verspreid heeft over heel het kerkelijk leven in ons vaderland, lis m.i. niet los te maken van het synoidale juk, dat onrechtvaardig haar is opgelegd, dat haar kracht brak en haar groei belemmert, 't Is niet alleen om die Kerk op zichzelf, dat ik zo over dit vraagstuk spreek, maar om de grote waarde, die ik aan de Kerk toeken, ook voor heel het nationale leven.

• •• Helaas, Ds Kersten mocht geen bijval en steun ontvangen, noch uit de Kamer noch van de zijde der Regering, zodat de in 1816, in strijd met de grondwet, geschapen toestand bleef bestaan.

Toen Ds Zandt in 1925 zijn intrede in de Tweede Kamer deed, was hij de aangewezene om voor het recht der Gereformeerde Gezindheid in de Hervormde Kerk op te komen. Geen gelegenheid liet Ds Zandt voorbij gaan om zich van deze taak te kwijten. Elk jaar wanneer het betreffen-. de hoofdstuk der Staatsbegroting in behandeling kwam, werd er door bem bij de Regering op aangedrongen om het gepleegde onrecht te herstellen en de onderhavige Koninklijke Besluiten in te trekkeri. Uit de vele over dit onderwerp door Ds Zandt gehouden redevoeringen willen wii uit een enkele ervan eni-^e gedeelten naar voren brengen. Wij nemen daartoe de re8'e, gehouden in de vergadering der Tweede Kamer op 12 December 1928, waarin het volgende voorkomt;

Mijnheer de Voorzitter! Het onderwerp, waarvoor ik de belangstelling der Kamer vraag, is er een van het grootste gewicht. Gedurig werd het dan ook in deze vergadering in de loop der jaren ter sprake gebracht. Het geldt het onrecht, dat de Nederlands Hervormde Kerk van overheidswege is aangedaan. Niemand zal het grote belang kunnen ontkennen, dat genoemde Kerk voor ons volksleven gehad heeft. Zij heeft eenmaal de kern van onze natie uitgemaakt en niet weinig bijgedragen tot het ontstaan van ons zelfstandig volksbestaan. Zij was het schild, de ringmuur, idie destijds het gemenebest onzer landen beveiligde. Die Kerk was kenbaar, zoals die van Nicea, in haar geloofsbelijdenis. Groen van Prinsterer schreef eenmaal terecht; De Kerk ds een persona moralis, door het geloof, waarvan zij belijdenis aflegt, gevormd en bezield Deze Kerk nu was gebouwd op het vaste fundament der apostelen en profeten, uitgedrukt ia de formulieren van enigheid. Deze formulieren bepaalden haar aanzien en karakter en waren het keimierk, waaraan zij te onderkennen viel. Reeds in de strijd met de remonstranten hebben al de geleerden en godvruchtigen onder de Gereformeerden dit met klem van redenen bepleit. En deze geduchte strijd is ten laatste dan ook naar recht en billijkheid naar deze maatstaf beslist. Zo werd de Nederlands Hervormde Kerk, die mij van harte lief is, wèl gebouwd. Zo was zij tot groot nut voor geheel de niatie,

111 1816 werd deze Kerk een organisatie opgelegd, die tegen het wezen dier Kerk inliep en als een synodaal juk op haar zou drukken. Terecht is dienaangaande door de geachte afgevaardigde Ds Kersten bij de algemene beschouwingen over de Staatsbegroting opgemerkt, dat deze Kerk in de handen van moordenaars gevallen is. Ook mr. Groen van Prinsterer heeft in deze geest gesproken. Mijnheer de Voorzitter! Degene, die haar dat onrecht aandeed, was de Overheid. Het was geen willekeurige macht, neen, met nadruk zij het geconstateerd, het was de Overheid, die zdch hier vergreep. Daarom heb ik dan ook het recht en acht ik het mijn plicht te zijn, , om over deze aangelegenheid te dezer plaatse te spreken. De grote staatsman rnr. Groen van Prinsterer heeft over deze synodale organisatie gesproken als een creatuur van het gouvernement, als een caesaro-papistisch schepsel. De Raad van State, die bij het opleggen der synodale organisatie is gekend, hield een krachtig betoog omtrent het niet noodzakelijke, het niet wenselijke, het gevaarlijke van een algemene synode, welke niet stroken zou met de natuur der Nederlands Hervormde Kerk en over wier wettigheid, bijaldien zij niet is samengesteld uit afgevaardigden van bijzondere kerkclasses, geen gering ongenoegen zou kunnen ontstaan. Och, had men naar deze waarschuwing geluisterd! De Overheid heeft echter in weerwil van zulk een grondig advies niet nagelaten onder meer om die Kerk onrecht aan te doen. Zij heeft zich een jus in sacra aangematigd. De voorspelling van de Raad van State is in vervulling gegaan. Niet gering ongenoegen is er uitgebroken. Onrecht op onrecht is gestapeld. Leed op leed is aangedaan. Daarvan zijn de gevangenissen, waarin eenmaal Ds de Cock en Ds Ledeboer opgesloten zijn geweest, wel mede de sprekendste bewijzen

A.an het slot zijner rede drong Ds Zandt met volle nadruk aan op herstel van het onrecht en intrekking van de Koninklijke Besluiten van 7 Januari 1816 en 23 Maart 1852. De Regering bleek ec'hter niet bereid dit verzoek in te willigen. De beide Chr. Historische ministers Dr, Schokking en Mr. de Geer stelden zich vierkant tegen Ds. Zandt. Doch genoeg. Het bovenstaande moge de lezer, bij wie daaraan nog enige twijfel mocht bestaan hebben, er volkomen van overtuigen, dat de Staatkundig Gereformeerden door voor de handhaving van het oude, onverkorte artikel 36 der Nederland se Geloofsbelijdenis op te komen, daarmede geenszins beogen het brengen van de Kerk onder de macht van de Staat, zoals dat bij een staatskerk ^het geval is. Integendeel. Zij hebben zich daartegen juist ten krachtigste verzet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1947

De Banier | 8 Pagina's

Bedenkingen tegen handhaving van arkel 36 weerlegd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1947

De Banier | 8 Pagina's