De beëdiging van H.K.H. Prinses Juliana ais Regentes
DE TWEEDE KAMER
Dinsdag 14 October had bovengenoemde plechtige eedsaflegging in de Ridderzaal, in een verenigde zitting vam de beide Kamers der Staten-Generaal, plaats. Daarbij heeft Prinses Juliana, vergezeld van haar Gemaal, Prins Bernard, de in de grondwet voorgeschreven eed afgelegd. Deze zed Itiiidt;
„Ik zweer trouw aan de koning; ik zweer, dat ik in de waarneming van het koninklijk gezag, zolang de uitoefening van het koninklijk gezag is neergelegd, de grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Ik zweer, dat ik de onaf hankelijkheid en het grondgebied van de Staat met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle des konings onderdanen en van elk hunner zal beschermen en tot instandhouding en bevordering van de algemene en bijzondere welvaart alle middelen aanwenden, welke de wetten mij ter beschikking stellen, gelijk een goed en getrouw regent schuldig is te doen. Zo waarlijk helpe mij God aMachtig"!
Bij het uitspreken van de laatste woorden stak de Prinses haar rechterhand omhoog en legde op gebruükelijke wijze met heldere stem de eed als Regentesse af, (Een regenteisseschap, dat tot op 1 December bepaald is).
Daarna sprak de Voorzitter der Eerste Kamer, prof. Kranenburg, enkele woorden. Hij besloot met de uitroep „Leve de Regentes", welke met' een driewerf hoera van de aanwezigen werd bekrachtigd.
De Prinses was bij haar komst in d'e Ridderzaal ingeleide gedaan door de daartoe benoemde commissie, welke Haar en Haar Gemaal bij hun vertrek ook uitgeleide deed. De leden daarvan werden vervolgens aan Prinses Juliana en Prins Bernard voorgesteld.
Na een kort onderhoud met hen verlieten Dezen onder luide toejuichingen van het publiek, dat zich op het Binnenhof bevond, het gebouw van de Ridderzaal, om in de Hun - jachtende auto plaats te nemen.
Na een kort onderhoud met hen verlieten Dezen onder luide toejuichingen van het publiek, dat zich op het Binnenhof bevond, het gebouw van de Ridderzaal, om in de Hun - jachtende auto plaats te nemen.
Gingen zij onder de hartelijke toejuichingen van het publiek, dat niet alleen op het Binnenhof, maar langs heel de weg waarlangs de auto reed, was samen gestroomd, zo waren zij ook gekomen, allerwege toegejuicht door een massa mensen,
Gingen zij onder de hartelijke toejuichingen van het publiek, dat niet alleen op het Binnenhof, maar langs heel de weg waarlangs de auto reed, was samen gestroomd, zo waren zij ook gekomen, allerwege toegejuicht door een massa mensen,
Gingen zij onder de hartelijke toejuichingen van het publiek, dat niet alleen op het Binnenhof, maar langs heel de weg waarlangs de auto reed, was samen gestroomd, zo waren zij ook gekomen, allerwege toegejuicht door een massa mensen,
In zo verre bood de gang van zaken de aanblik, welke hij steeds biedt, als Hare Majesteit de Koningin de Staten-Generaal opent. Ook in de Ridderzaal had deze de gewone aanblik, alleen was het heel bevreemdend en iets zeer aparts, daar kardinaal de Jong in zijn kardünaalsoirdinaat aan te treffen.
In zo verre bood de gang van zaken de aanblik, welke hij steeds biedt, als Hare Majesteit de Koningin de Staten-Generaal opent. Ook in de Ridderzaal had deze de gewone aanblik, alleen was het heel bevreemdend en iets zeer aparts, daar kardinaal de Jong in zijn kardünaalsoirdinaat aan te treffen.
Deze was bij de. plechtige eedsaflegging recht tegenover de troon voor het gestoelte van de voorzitter op de derde rij gezeten, vlak achter de stoelen der Ministers en die van de Raad van State, waarvan de eerstgenoemden op de eerste rij en de laatsgenoemden op de tweede rij igezeten waren. Hij was alzo op de derde rij der stoelen gezeten, welke slechts uit één stoel bestond.
Deze was bij de. plechtige eedsaflegging recht tegenover de troon voor het gestoelte van de voorzitter op de derde rij gezeten, vlak achter de stoelen der Ministers en die van de Raad van State, waarvan de eerstgenoemden op de eerste rij en de laatsgenoemden op de tweede rij igezeten waren. Hij was alzo op de derde rij der stoelen gezeten, welke slechts uit één stoel bestond.
Daarin lag ongetwijfeld een bijzondere onderscheiding, een apart eerbewijs, waaraan roomse invloeden stellig niet vreemd zullen geweest zijn. De kardinaal werd kennelijk de eer als de voornaamste gast te zijn bewezen. Dat bleek duidelijk uit de plaats, welke hem toegekend w; a«. Achter hem bevonden zich nog twee rijen stoelen, die door andere gasten en autoriteiten waren bezet, onder wie zich o.a. de Sultan van Pontianak bevond.
Daarin lag ongetwijfeld een bijzondere onderscheiding, een apart eerbewijs, waaraan roomse invloeden stellig niet vreemd zullen geweest zijn. De kardinaal werd kennelijk de eer als de voornaamste gast te zijn bewezen. Dat bleek duidelijk uit de plaats, welke hem toegekend w; a«. Achter hem bevonden zich nog twee rijen stoelen, die door andere gasten en autoriteiten waren bezet, onder wie zich o.a. de Sultan van Pontianak bevond.
als uit Nu heet het, dat de karcMnaal Grootkruis Nederlandse Leeuw genodigd was.
als uit Nu heet het, dat de karcMnaal Grootkruis Nederlandse Leeuw genodigd was.
Een kardinaal staat protocolair gelijk met een prins van den bloede. In dit opzicht doet het al heel vreemd aan, dat de Sultan van Pontianak, die toch ook een Prins van den bloede is, zo in het oog springend bij de kardinaal ten achter gesteld was. Deze Prins toch zat ge , ^el gebleken, al zijn er gelukkig ook onderscheidene plaatsen in ons land, waar noch de burgemeester noch de geneeskundige zich erg druk met de verschijning voor hen maken en dezen met een verklaring genoegen nemen en heel de zaak op zijn allerzachtst laten verlopen. Doch dit is helaas niet overal het geval. Er zijn ook niet weinig gevallen, waarop ten volle van toepassing is, wat Ds Zandt destijds op 7 November 1939 aangaande de verschijning yoor de burgemeester en dokter in zijn rede sprak.
Hij zeide toen namelijk:
^Burgemeester en dokter gaan hem toetsen, waarom hij aan de theorie van Jeüner niet de nodige eer bewezen heeft en hem een soort van vermaning toedienen, dat hij toch de Mifeilbaarheid van Jenner en zijn aanhang in generlei twijfel heeft te trekken en zij zullen pogen hem alzo te overreden om zijn kind alsnog te laten vaccineren. De vader zelf is niet verplicht enige uiteenzetting of nadere verklaring of zelfs enig antwoord te geven. Dit wetsontwerp r verbiedt toch, dat er enigerlei directe of indirecte dwang wordt uitgeoefend. Slechts heeft de vader aan te horen, wat burgemeester en geneeskundige hem te zeggen hebben. En dit zal waarlijk niet mals zijn, wanneer burgemeester en dokter beiden vurige vaccine-aanbidders zijn. Welke vreselijke schrikbeelden over pokkenepidemieën kunnen daarbij al niet ten tonele worden gevoerd! Welke harde verwijten kan de vader, indien hij op zijn stuk blijft staan, al niet te horen krijgen! In welk een ergerlijke plagerij kan zulk een verschijning voor burgemeester en dokter al niet ontaarden. Bovendien maakt het wetsontwerp nog melding van hen, die medische bezwaren hebben. Deze personen worden geheel onnodig op kosten gejaagd. Zij hebben een dokter te raadplegen en hun kind door een dokter te laten onderzoeken. Geeft de dokter een verklaring, dat er medische bezwaren zijn om het kind te laten vaccineren, zelfs dan nog is de vader er niet tegen gevrijwaard, dat een bemoeizieke burgemeester hem ter secretarie roept. Artikel 5 bepaalt toch, dat de .burgemeester zelfs in zulk een geval hem nog kan oproepen".
Wij zullen ons artikel, , waarin wij de verschillende belangrijkste bepalingen van de Iqentingswet van 1939 uiteengezet hebben, gaan beëindigen. Het zal nu wel een ieder duidelijk geworden zijn, wat hem te doen staat, indien hij met deze wet van doen krijgt, alsook dat deze wet niemand verplicht om zijn kind te laten inenten.
Wij wensen hen, die gewetensbezwaren hebben standvastigheid toe, om hun geweten niet door mensenvrees of, menselijke overredingen geweld aan te doen en Gode liever gehoorzaam te zjjn dan mensen, in de vaste overtuiging levende, dat indien wij de vreze d s Heeren deelachtig zijn, de Heere ons in die ure, waarin wij zulks nodig hebben, wel mond en wijsheid zal schenken om allen, die tegen ons zijn, te weerstaan.
Ten slotte willen wij er nog eens ernstig op wijzen, dat de vaccinatie immer nog een levensgevaarlijke kuristbe-werking is en blijft. Wij hebben onlangs nog twee gevallen in De Banier ter kennis gebracht, waarin na vaccinatie encephalitis optrad. Het ene geval betrof een twaalfjarig kind, het andere een militair. Het heet nu wel, dat de vaccinatie voor kinderen beneden een jaar vrij gevaarloos is. Doch hoe dikwerf is er door de medici al niet beweerd, dat het vaccineren voor de gezondheid volstrekt geen gevaar oplevert. De medische wetenschap heeft in vroegere jaren altijd bij kris en kras ontkend, dat er gevaren voor de gezondheid aan bet vaccinieren verbonden waren. Lange jaren aaneen heeft men in de kringen der medici ten stelligste beweerd, dat met de vaccinatie geen gevaren voor de gezondheid gepaard gingen, totdat nu eien twaalftal jaren geleden, de officiële meidische wetenschap het tegendeel heeft moeten erkennen. Is er dan niet alle reden voor om aan te n men, dat zij nu ook weer dwaalt? Ongetwijfeld! Trouwens al beweert men hier te lande, dat het vaccineren van kinderen beneden het jaar geen gevaar oplevert, de Duitse officiële medische rapporten - wijzen het wel anders uit, In Duitsland hebben zich "Wel ter dege gevallen van encephalitis ten gevolge van inenting bij kinderen beneden het jaar voorgedaan. Ook in Engeland is dat volgens het Engelse encephalitis-rapport het geval. Ook aldaar zijn bij kinderen benaden het jaar volgens officiële verklaring na vaccinatie gevallen van hersenvliesontsteking met dodelijke afloop voorgekomen. Ook heeft professor Aldershoff er ten onzent destijds op gewezen, dat men voorzichtig moet zijn om kinderen beneden het jaar minder bevattelijk te achten voor het verkrijgen van encyphalitis na de vaccinatie..
Hoe men het tegenwoordig van medische zijde ook keren of wenden wil, de bewijzen zijn er te over, dat de vaccinatie nog immer een levensgevaarlijke kunstbewerking is. Niemand mag zijn kind daaraan overgeven. Het is toch ons van Gods wege ten strengste verboden om ons leven roekeloos in gevaar te brengen. Dit is Gode verzoeken. Daaren boven blijft Christus' woord tegen alle leringen en beschouwingen van onze tijd zijn kracht behouden, dat de gezonden de medicijnmeester niet van node hebben.
Hetgeen, verder in de loop van 7 November 1939 tot 10 Mei 1940 in de Tweede Kamer voorviel, geeft ons geen aanleiding om daarover in nadere beschouwingen aangaande de geschiedenis van de S, G.P. te treden. Alleen zij opgemerkt, dat ook in dat tijdperk Ds Kersten en Ds Zandt er toe verwacirdigd zijn geworden om naar de mate hunner krachten het voor de oude Waarheid op te nemen. Zij deden dit zo wel bij de algemene beschouwingen van de Rijksbegroting van 1940, waarover wij in een vroeger artikel reeds het onze gezegd hebben, alsook bij de behandeling van afzonderlijke hoofdstukken. Telkens als hun daar maar enige gelegenheid geboden werd, hebben zij gewezen op het gevaar van de dreigende oorlog en bij de Regering miet alle nadruk bepleit, dat zij haar Regeringsbeleid naar Gods Woord en Wet zou inrichten, alsook haar onderdanen door wetgeving, woortd en daad, tot aflaten van de zonde en tot verootmoediging zou aansporen. Het was wel bij de Regering aan dove mans oren gezegd; maar niettemin is het ten aanhore van heel het volk gezegd.
Op 9 Mei 1940 was de Tweede Kamer nog in vergadering bijeen geweest. Toen was er een aanvang gemaakt met de besprekingen van het Regeringsvoorstel in zake nadere voorzieningen tegen bekend worden van staatsgeheimen, verhoging maximxmi-straf enz. De beraadslagingen zouden — zo was althans het voornemen — op 10 Mei worden voortgezet. Dit kon echter niet meer. Op 10 Mei waren slechts 38 leden bij de opening der zitting des middags te 1 uur aanwezig. Het waren de in Den Haag wonende of aldaar tijdelijk verblijvende Kamerl& den, Zelfs uit Delft viel die dag Den Haag niet meer te bereiken. De gruwelijke inval der Duitsers had dit onmogelijk gemaakt. Des morgens, een morgen, die wel geen Nederlander, die hem beleefd heeft, ooit zal vergeten, hadden 'da Duitsers al heel vroeg uit de lucht op onze vliegvelden en andere plaatsen hun parachutisten neergelaten, ook in de buurt van Den Haag,
Met dit artikel wordt dan de beschrijving van de geschiedenis van de S, G, P, afgesloten. De latere geschiedenis is algemeen bekend. Wij wensen in het vervolg tot bespreking van de beginselen der S.G, P. over te gaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1947
De Banier | 8 Pagina's