BRIEF uit Zeeland
XLIII.
XLIII.
Het is in de tegenwoordige omstandighedien, onder de tegenwoordige wijze van werken, van regelen, van ordenen, van organiseren en leiden van boven af, van mechanisatie en
moderniseren, nog wel een vraag of er nog plaats is voor een klein zelfstandig bedrijf.
Dat geldt niet alleen voor de landbouw, het geldt ook in het Vidnkelbedrijf, in de vervoersondernemingen, in de visserij, ja waar al niet. Het geldt niet slechts op het maatschappelijk terrein, maar ook op dat van de inrichting van ons bestuur. Alom is er eên streven om samen te voegen, om door samenwerken tot een goedkopere exploitatie te komen, om door de grote hoeveelheid, ook al is de winst misschien - minder dan van de kleine afzonderlijke, toch MOig een levensvatbaar bedrijf te stichten.
Uw briefschrijver ziet daarin een gevaar. Niet dat het geen noodzakelijkheid is om te trachten tot een goedkopere exploitatie te komen, wie zal dat niet wensen in deze zo dure tijden. Niet dat er geen noodzaak kan zijn om, vanwege de toepassing der m, echanische middelen, grotere hoeveelheden tegelijk of bij elkaar te verwerken, maar, er is gevaar, dat een categorie nijvere mensen geen bestaan meer zal vinden, dat zij zullen; moeten kiezen om, of him zelfstandigheid te laten varen, ] of in armoede te moeten voorttobben. Er is gevaar, dat alleen zullen] overblijven die grote werkgevers en] een grote groep werknemers, terwijlj de middenstand zal verdwijnen. DatJ kan leiden tot een verstoring van 'tj zo nodige evenwicht.
Dan is er nog het gevaar, dat de pro-j ductie in haar geheel niet zal ver^ meerderen, maar zal teruglopen, dati er minder zal worden gepresteerd en dat zal leiden tot een vermindering vam ons nationaal inkomen.
Het moet worden toegegeven, dat de grote bedrijven met mindere winst toch het hoofd boven water kunnen houden, dat de kleine het wel het moeilijkst kunnen hebben, let wel, de kleine, die alleen van hun bedrijfje of zaakje moeten bestaan en geen bijverdiensten meer hebben, maar we mogen toch niet vergeten, dat ook die zelfstandigen straks, als ze geen eigen bestaan meer hebben, toch moeten worden onderhouden, dat ook zij dan weer met de hunnen zullen moeten leven uit dat, wat de bedrijven en wat ons land opbrengen. Dat ons volk zal moeten bestaan uit dat, wat geproduceerd wordt in het eigen land, hetzij dat net producten zijn, die hier worden gewonnen of wel bereid.
Dat de kleine bedrijven meer opbrengst van het te bewerken of te verwerken goed hebben is duidelijk vastgelegd door de Regering in de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp „Herverkaveling Walcheren", Daarin is een staat opgenomen, weergevende de bedrijfsopbrengsten van bedrijven van 3 tot en met 35 ha. groot. Een eenvoudige deling leert, dat de kleine bedrijven van 3 ha., per ha. een opbrengst hadden van f 185.-per ha.; een bedrijf van 5 ha. gaf f 152.-per ha.; een bedrijf van 7 ha, f "111.-; een bedrijf van 9 ha. f 114.-per ha. een bedrijf van 123^ ha. f 81.-per ha.; een bedrijf van 14V2 f 71, - per ha.; een bedrijf van 25 ha, f 56, - per ha. en een bedrijf van f 35 ha f 52, - per ha, Aan de juistheid van die cijfers zal niet moeten worden getwijfeld.
Immers ze zijin daargesteld met de bedoeling te tonen, dat het klein bedrijf toch eigenlijk geen voldoende opbrengst geeft om van te leven. Op zichzelf - wil uw briefschrijver dat niet bestrijden. Hij weet wel, dat er geen ruim bestaan van een klein landbouwbedrijf je te wachten is. Maar als nu die cijfers eens op andere wijze worden bekeken, dan blijkt er wel uit, dat de opbrengst van het land, als het alles in grote bedrijven werd omgezet toch wel danig lager zou zijn. Het is toch maar een derde ongeveer, dat de grootst genoemde bedrijven opbrengen per ha, tegenover de kleinste. Dat moet toch te denken geven. Dat moet er tooh toe leiden om wel zeer voorzichtig te zijn in het wegwerken van de kleine bedrijven.
En niet alleen om een groter opbrengst te behouden, maar ook moet er niet licht over worden gedacht om een deel mensen hun genot, hun blijdschap, die zij in het zelfstandig zijn vinden en hebben, weg te nemen, om juist de nijverigsten onder ons volk de mogelijkheid tot 't ijverig werken te benemen. Zij zullen nooit passen in de hoeveelheid. Zij willen liever wat minder inkomen hebben, ze willen liever hard werken, dan op te gaan in de massa.
Het is niet altijd met een rekensom klaar te maken. Er zijn nog andere factoren, die gelden, maar rekenen kan ook wel een ander licht op een
zaak geven,
UW ZEEUWSE BRIEFSCHRIJVER
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1947
De Banier | 8 Pagina's