Het kennen van de Naam des Heeren
En die üw naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij Heere, niet hebt verlaten degenen, die U zoeken Ps. 9 : 11
In de schone 'Hof van. Eden kenden Adam en Eva God.
Zij waren voImaa; kt geschapen, met Gods beeld versierd «n mitsdien ook hebbende een volmaakte kennis van God.
Hoe zou het anders gekund hebben? Onze eerste ouders waren Gods iheerlijkheid deelachtig en de verlustiging in God, in Zijn Wezen en in de onderscheidene Personen, was hun leven. Zij hebben zich in God verlustigd en verblijd. Wat een schone erfenis en welk een rijk leven hebben zij gehad in de staat der rechtheid.
Helaas, door de verbreking van het verbond der werken en door moedwillige ongehoorzaamheid hebben zij zich beroofd van al datgene, wat pod hun geschonken had.
Naamloos diep is Adam gevallen en kij in hem. Wij zijn gestort in een afgrond van schuld en zonde, maar pok in een staat van duisternis en onkunde.
Van nature hebben wij daar echter pen besef van en mitsdien ook Keen droefheid en smarte. En waar pe ontdekking des Heiligen Geesles pemist wordt en daardoor de kennis van hetgeen wij kwiit zijn, daar is pok geen bekommering om uit die iimmerstaat vierlost te worden.
Het heeit echter God behaagd, naar Zijn souverein welbehagen in Chri.'; liis, Zichzelf bekend te maken. Die openbaring is tweeërlei: en openbaring in de Schrift len een openbaring in het hart. De openbaring in m Schriff is kostelijk. De ganse Heilige Schrift is de openbaring Gods ht zaligheid. Er is wel een openbaring in de natuur, doch die openbaring mist de kentf.s van Christus. Het Oude Testament begint me' Christus, Genesis 3 : 15 en het eindigt met Christus, Maleachi 4 : 2. Evenzo is het ook met het Nieuwe Testament. Het begint met het boek van Jezus Christus en het einde is: Kom Heere Jezus, ja kom haasle-
Al de profeten des Ouden Testa-""•enU hebben door de Geest van Christus getuigd van Christus; van fc heerlijkheid van Zijn Persoon, ^n Zijn strijd en van Zijn overwinf^H< van Zijn vernedering en van pjn verhoging. De Zone Gods wam op aarde en Hij getuigde: Niemand heeft ooit God gezien; de ^niggeboren Zoon heeft Hem verjUaard. De volle raad Gods heeft Hij verklaard en geopenbaard als de Le-[aar der gerechtigheid.
Pe Kerk riep er van uit: Wie is een eraar gelijk Hij? Toch moet het een persoonlijke zaak voor ons worden. En ziet, dat is nu beperkt tot al de gegevenen des Vaders, Hoort de Heere Jezus Zelf maar in Johannes 17: Vader, Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb Uw Naam geopenbaard de mensen, die Gij Mij uit deze wereld gegeven hebt.
Driewerf gelukzalig, die er toe verwaardigd wordt, dat hij als leerjongen Christi met die Naam bekend gemaakt wordt. Zeker, die openbaring is hier altijd beperkt. Het iis hier maar een kennen ten dele.
Die openbaring brengt ons in het gemis. Maar ook in de behoefte. Als de Engel des Heeren verschijnt aan Manoach, dan is het; Geef mij toch Uw Naam te kennen, opdat wij U vereren mogen.
Levende behoefte en zielekommer werkt Gods lieve Geest in de harten der uitverkorenen. Aan Mozes openbaarde God Zich als de Jehovah, dat is de allergrootste Naam Gods. A'^olgens de berekening komt die Naam zes duizend acht honderd en vijf-en-vijftig maal voor in de Heilige Schrift.
Behalve de Naam Jehovah, hebben wij de Naam El, welke ibetekent; machtig zijn.
De Naam Elohim: e Almachtige. EI Schaddai: , i. God de Almachtige, de Vreze Israels, Gen, 31 : 42 en 53; de Allerhoogste, Gen. 14 : 18; Zebaoth, Rom. 9 : 29 en Jac. 5 : 4; de Naam God, Heere, Vader enz. Uit het onderzoek der Heilige Schrift is gebleken, dat men vier-enzestig verschillende benamingen heeft gevonden, waarin God Zichzelf verklaard heeft en aangesproken wordt.
God heeft Zich in Zijn Namen geopenbaard en verklaard Wie Hij is. Zijn Wezen heeft God gelegd in Zijn Naam; Uw Naam ziet het Wezen,
Die openbaring is opdat wij Hem zouden aanroepen^ maar ook opdat wij Hem zouden kennen. Kennen, d.w.z, kennen, bekennen, erkennen. God beoogt boven alles de heerlijkheid Zijns Naams, maar ook de zaligheid Zijns volks. In die kennis van de enige en drieënige God ligt het eeuwige leven.
Die waarachtige kennis, innerlijk geschonken door de Heilige Geest, dringt ook tot erkermen; De Heere is God, de Heere is God; maar ook tot een openbaar belijden. Door de liefde komt er een betrekking om die Naam, zo groot, heilig en goed, uit te roepen en allerwege te vermelden.
Welk een nederbuigende liefde des Vaders, om Zichzelf bekend te willen maken aai\, schepselen, die zich moed-en vrijwillig van God hebben losgescheurd. Niet enig schepsel zal die dieptfe ooit kunnen peilen, dat de Zone Gods Zichzelf daartoe gaf om als Middelaar op te treden en als Leraar, om ons te onderwijzen in, de weg der zaligheid. Het is toch alles uit pure liefde en uit vrije ontferming. O, wat is de mens en wat is in hem te prijzen? Wij zijn toch niet anders dan dwaas en blind, maar ook hardleers. Denk maar aan Filippus in Joh. 14, die tot Christus sprak; Toon ons de Vader en het is genoeg. Het antwoord van Christus was: Ben ik zo lange tijd met ulieden, Filippus en kent gij Mij niet? Die Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.
Wat is het Wezen Gods en wat zijn de onderscheidene Personen, alsook de eigenschappen Gods voor ons verborgen, tenzij wij tot die kennis worden gebracht. Diepe verootmoediging moet ons hart wel vervullen, als •wi] bedenken de geringe kennis, die wij hebben van die hoogst gewichtige zaken. Wat kan er al geredeneerd worden over roeping, bekering, rechtvaardigmaking enz, , doch de wezenlijke en zakelijke kennis Gods, wat is die veelal zoek. Een bekering kan een mens wel navertellen en een schriftuurlijke rechtvaardigmaking wel neerleggen als er enigel kennis van de Waarheid is, en wij hebben veel gehoord in ons leven, maar. ... de praktikale kennis van het Wezen Gods en van de onderscheidene Personen, daar staat het anders mee,
Eén van onze dierbare, Engelse godgeleerden schreef eens: ij kunnen wel uren en dagen over bevinding en uitredding spreken, maar geen vijf minuten over God, Vraag het zelf maeir aan des Heeren kinderen, die geen vreemdeling zijn van de openbaring Gods in Christus én zij zullen u wel zeggen en eerlijk belijden, dat zij slechts op de drempel, of in het voorhof van dat heiligdom staan. Nergens komt meer onze geestelijke armoede in openbaar, dan wanneer het over die zaken gaat, Paulus had er veel van geleerd, maar toch was het zijn zielsbehoefte in Filip, 3 : 10 met betrekking tot Christus; Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding. Zijn dood gelijkvormig wordende,
GR. R, Ds. W. C. L.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1947
De Banier | 8 Pagina's