Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Studie en Leidraad

De naam der S.G.P. II,

Zoals wij in ons vorig artikel in De Banier reeds opgemerkt en met klem van redenen uiteengezet hebben, is de naam Staatkundig Gereformeerd volstrekt niet zonder zin of betekenis, maar integendeel er één van grote betekenis. Hij is dit reeds alken daarom, dewijl hij in zekere zin een drager van het grootse vertleden van (ons volksbestaan is. Het glorie-tijdperk van ons volk, de gouden eeuw van onze natie, is toch gelegen in dat tijdperk, waarin ons land maar staatkimdig Gereformeerde beginselen bestuurtd werd en ons volk grotendeiels daaruit leefde en zijn verbazingwekkende kracht daaruit putte. Die naam is mede daarom van zo eminent belang, omdat hij in bet kort een vertolking van het wezen en streven der S.G.P. is en heel haar gedragswijze daardoor bepaald wordt.

Hij is veel positiever en belijnder van aard dan de namen Christelijkhistorisch en Anti-revolutionnair, gelijk wij dat in ons vorig artikel, met redenen omkleed, hebben bs^schreven. Dewijl dit klaar aangetoond is, behoeven wij daar niet nog eens op terug te komen en kunnen wij thans tot de beschrijving van de naam Staatkundig Gereformeerd zelf over gaan.

Eerstens behoort er dan een uiteen-

zetting van de naam , , Staatkundig" gegeven te worden en daarna van die van „Gereformeerd",

De naam , , Staat kundig" heeft immers in deze ook heel wat te zeggen en eist van wege zijn veelzeggende betekenis een bespreking.

Deze naam duidt dam allereerst zeer duidelijk aan, dat de partij, welke die naam voert, zich op staatkundig terrein beweegt, staatkundige dbeleinden nastreeft en dat zij uit dien hoofde geen kerkelijke partij is, welke bijzonderlijk aan een bepaalde kerkformatie verbonden is en deswege niet een partij van één kerk is.

Dit is de S.G.P. wel nagegeven en wordt haar met onware voorstelling van zaken en minwaardige bedoelingen nog gedurig nagegeven, maar geheel ten onrechte. Dit is zowel in strijd met de naam der S.G.P, zelf, alsook met het doel van haar oprichting en alsmede met de gedragswijze, welke de partij in de loop van haar bestaan gevolgd heeft.

Het is toch heel gemakkelijk te bewijzen, dat het nimmer in de bedoeling der oprichters gelegen heeft om van de S.G.P, een bepaald kerkelijke partij te maken. Dit kan voor een ieder overtuigend uit de offici- ele bescheiden worden aangetoond. Deze spreken in dat opzicht een duidelijke taal, Onwedersprekelijk staat het vast, dat het van meet al in de bedoeling en het voornemen der oprichters heeft gelegen om de S.G.P. uit Gereformeerden van verschillende kerkformaties te laten •bestaan. Vandaar daai ook, dat reeds op één der eerste vergaderingen, welke de S.G.P, te Middelburg hield, toen zij nog voor verre weg hel grootste deel uit leden van de Gereformeerde Gemeenten bestond, als nadrukkelijk verlangen werd uil gesproken, dat de partij interkerkelijk zou worden gemaakt en dat er dientengevolge naar gestreefd moest worden om Gereformeerden uit onderscheidene kerkformaties als leden voor de S.G.P. te winnen. Dit streven is de S.G.P. immer in de loop dèr jaren trouw gebleven. En wat meer is, dit streven is ook gelukt, zodat de S.G.P. reeds vrij spoedig na haar ontstaan een inter-kerkelijk aanzien kreeg. Gelijk zij ook verder tijdens haar bestaan immer haar deuren wijd open gezet heeft voor een ieder, die instemming met haar beginselen en doelstellingen betuigde, onverschillig van welke kerkformatie hij ook lid mocht zijn. Bovendien blijkt ook zonneklaar uit de samenstelling van het Hoofdbestuur en andere besturen, dat zij allerminst een kerkelijke partij is, dewijl leden van onderscheidene kerkformaties daarin zitting hebben gehad en tot op de dag van heden nog hebben. En voor wie dit alles nog geen bewijs genoeg is, die geve acht op het feit, dat op de laatste partijdag te Utrecht niet alleen leden van verschillende kerken, maar ook predikanten, voorgangers en kerkeraadsleden daarvan aanwezig waren, die de smaad, welke nog immer op de S.G.P, wordt geworpen, hebben getrotseerd.

Trots deze niet te wederspreken feiten durven echter velen het aan, om geheel tegen a; lle waarheid in, te beweren, dat de S.G.P. maar een kerkelijke partij is en worden zij niet moede, deze geheel onware voorstelling zo veel en zo ver mogelijk te verbreiden. Dit maakt hem niet alleen schuldig voor het aangezichte Gods, dewijl zij een vals getuigenis geven, maar daarenboven belasten zij zichzelf ook nog met de schuld, in zo verre zij minwaardige, voor God niet te verantwoorden doeleinden najagen. En dit doen zij, als zij met leugen en laster omgaan^ de de S.G.P, op een hatelijke, scherp afkeurenswaardige wijze zoeken te treffen.

Er zijn toch nog altijd velen in den lande, die de beginselen der S.G, P, zijn toegedaan, maar zich nochtans niet bij de S.G.P, aangesloten hebben eii ook niet op haar camdidaten hun stem bij de verkiezingen uitbrengen, louter omdat zij daarvan afgehouden worden door de onware voorstelling, dat de S.G.P. een kerkelijke partij is. Dit weten degenen, die de S.G.P. gram zijn, zeer wel. Daarvan maken zij dan ook gebruik, om ieder, die er maar enigszins vatbaar voor is, de oren vol te blazen met 'de leugenachtige bewering, dat de S.G.P. een kerkelijke partij, een partij van een bepaalde kerk is. En helaas zijn er nog immer lieden te over, die zich door het bedriegelijke gefluit van deze vogelaars in de strik laten vangen.

Dit wetende hebben wij dan ook niet na kunnen laten, om waar wij over de naam der S.G.P, schrijven, daarop nog eens bijzonder de aan dacht te vestigen. Dit had niet nodig behoren te zijn, dewijl toch de naam „Staatkundig" genoegzaam reeds uitdrukt, dat de S.G.P, zich op staatktmdig terrein beweegt en ook uit de historie heel overtuigend blijkt, dat zij geen kerkelijke partij is. Het feit dat er predikanten en voorgangers en 'duizenden leden van onderscheidene kerkformaties in de S.G, P, verenigd zijn, loochenslraft de leugen en laster, waarmede men haar gestadig blijft achtervolgen, dat zij maar een kerkelijke partij is, zo afdoend als het maar kan. Wie dan ook aan die laster en verdachtmaking nog enig geloof hecht, die moet wel een kalf in het hoofd hebben of door vooroordeel tegen de S.G.P. zo bevangen zijn, dat hij van de waarheid der zaak per se niet overtuigd wil worden. Of ook is het mogelijk, dat iemand met een toegeschroeid geweten aan die laster en verdachtmaking wil vasthouden, omdat hij daarin een doeltreffend wapen ziet, waarmede hij afbreuk kan doen aan de groei en de bloei van de dooi hem hartsgrondig gehate S.G.P. Hetgeen niemand behoeft te verwonderen, want als het de S.G.P. maar schaadt, dan heiligt het doel bij me-."Jgeen het middel én deinst menigeen voor geen leugen of achterklap terug, indien hij daarmede enig persoon van de S.G.P, kan afhouden of een stem bij de verkiezingen aan haar candidaten kan ontfutselen.

Vervolgens wijst de naam „Staatkundig" ook duidelijk uit, dat de S.G.P. van oordeel is, dat staatkunde en de beoefening daarvan geen van Gode verboden z; aken zijn. Integendeel! Reeds met haar naam belijdt zij, dat de beoefening der staatkunde niet alleen van Gods wege geoorloofd, maar ons zelfs door de Heere nadrukkelijk in Zijn Woord geboden is, opdat zij tot Zijn eer en naar Zijn Woord en Wet betracht zaJ worden. Wij zijn toch, ook al zijn wij door de val door eigen schuld daartoe onwillig en onbekwaam geworden, door God Zelf ten duurste daartoe verplicht, om op elk terrein des levens Zijn eer te zoeken. Ook op het gebied der staatkunde, dat hierbij volstrekt niet uitgezonderd mag worden.

Zo hebben ook onze Gereformeerde voorvaderen er over geoortdeeld. Zij hebben niet geschroomd om openlijk en onomwonden er voor uit te komen, zelfs niet in het aangezicht van brandstapel en schavot, dat een iegelijk, overheid en onderdaan, er met alle kracht naar heeft te staan, dat God de Heere in het bestuur en in de wetgeving des lands alzo geëerd en gediend wordt, gelijk Hij dat in Zijn Woord gebiedt.

Zo zeer zelfs ging deze zaak hun tel harte en zo zeer achtten zij die van een eminent belang te zijn, dat zij reeds direct bij de opkomst der Reformatie daaraan een heef afzonderlijk artikel in hun belijdenisgeschriften gewijd hebben. En dit hebben zij uit geen andere oorzaak gedaan dan cftndat zij de staatkunde en hetgeen daarmede in nauw verband slaat van groot gewicht achtten, ja, de rechte beoefenin'g daarvan als een van God nadrukkelijk geboden plicht beschouwden. Dat is dan ook de reden, waarom in de Nederlandse Geloofsbelijdenis een artikel is opgenomen, namelijk het bekende artikel 36, dat geheel over deze zó belangrijke aangelegenheid handelt. Dit wordt door velen, die in onze donkere dagen alle staatkunde en de beoefening daarvan van geringe waar»de, of zelfs van generlei betekenis achten, maar veel te veel over het hoofd gezien. En dit moest toch niet alzo zijn en zeiker niet bij hen het geval zijn, bij wie de geloofsbelijdenissen en de geschriften onzer Gereformeerde vaderen een grote plaats innemen. Dezen dienden ook in dit opzicht daarmede meer te rade te gaan en zich daaraan ten aanzien van het politieke leven geheel te onderwerpen. Bekennen die liefhebbers van de geschriften der vaderen — en daarin vallen wij hen van ganser harte bij — dat de godvrezende vaderen meer licht hadden dan wij in onze dagen, welnu, dan hadden zij dat ook op staatkundig gebied en dan behoren degenen, die zich overigens wel naar de inzichten onzer Gereformeerde vaderen willen gedragen, dat ook op het staatkundig terrein te doen.

Op dat terrein waren dezen besliste voorstanders van de beoefening der staatkunde. Zij zagen daarin een uitdrukkelijk gebod Gods. Dat blijkt duidelijk uit hun geloofsbelijdenis. En niet alleen daaruit. Het blijkt evenzeer uit tal van hun particuliere geschriften, die zij ons nagelaten hebben.

De oude Gereformeerde schrijvers hebben toch gedurig in hun particuliere geschriften met stellige nadruk bepleit, dat een land naar Gods Woord en Wet behoort bestuurd te worden en dat er te dien opzichte, dure verplichtingen van Gods wege op overheid en onderdaan rusten en er daarbij op gewezen, dat, indien de ordinantiën Gods onderhouden wortden, dit een volk zeer ten zegen strekt.

Zo werd er door de oude. Gereformeerde schrijvers in alle landen, waarin de Reformatie wortel schoot, geschreven. In Zwitserland 'zowel als in Frankrijk, alsook in de overige landen van Europa, waarin zij de pen gevoerd hebben. Ooik op dat punt heeft hun bazuin geen onzeker geluid laten horen.

In die zin en geest heeft Calvijn reeds direct bij de aanvang der Reformatie geschreven.

Desgelijks deed ook de Vlaamse Hervormer Jan Taffin in zijn boekwerk, getiteld; „Boetveerdigheid des levens", dat destijds van wege zijn belangrijke inhoud en de grote opgang, die het allerwege onder de hervormden maakte, ten onzent in niet minder dan negen d'rukken verschenen is. De vertaler (H. Sluyter) van dit boekwerk van Taf fin, schreef in de voorrede, welke hij aan de vertaling van het boekwerk van Taffin vooraf deed gaan, dat diens boekwerk „bij alle godzalige Gereformeerde Christenen in buitengemene hoogachting stond", hetgeen zeer wel te verstaan is voor degenen, die de inhoud er van kennen.

In dat boekwerk nu handelt Taffin in het eerste en tweede boek over de bekering en haar vruchten, daarbij allerlei onderwerpen ter sprake brengende, onder meer schrijvende; „Van de Danssen" en , , Van de avontuersche Lot-spelen", In het derde boek schrijft hij zeer uitvoerig , , Van de schuldighe plichten der Overheid" en „Van den schuldighen plicht der Ondersaten tot hare Overheden",

Daarin zet hij met bewijzen, aan Gods Woord ontleend, geheel overeenkomstig het ongewijzigde artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis, uiteen, dat de Overheden ten duurste verplicht zijn om hun onderdanen overeenkomstig Gods Woord en Wet te regeren en tevens, dat de onderdanen hunnerzijds evenzeer ten zeerste verplicht zijn om met alle middelen, onder meer met gebeden, de Overheden daarin behulpzaam te zijn. Daarop zo stelt Taffin, kan Gods onmisbare zegen worden ingewacht, daarbij opmerkende, dat die godvruchtige keizers en koningen, die het land naar de eis van Gods Woord en Wet bestuurd hebben, zowel in het tijdperk der eerste Christelijke Kerk als ook in een vroeger tijdsbestek van Israels zelfstandig volksbestaan in Palestina, van de Heere grotelijks gezegend zijn, ^

Uit deze korte weergave van Taffin aangaande de schuldige plichten van Overheid en ondertdaan kan elke Iezer reeds overvloedig opmaken, dat deze zo godzalige man staatkunde en wat daarmede nauw samenhangt, als geen onbetekenende, luttele zaak beschouwde, zoals maar al te veel in onze dagen zulks door velen gedaan v/ordt, die in doffe gelatenheid of grove onverschilligheid deze toch zo gewichtige aangelegenheid koud laat. Neen, Taffin was van oordeel dat te dien opzichte van Godes wege zware verplichtingen op Overheid en onderdaan gelegd zijn, verplichtingen, waaraan geen Overheid of onderdaan zich mag onttrekken en zich ook niet straffeloos zal kunnen onttrekken.

En in deze geheel en al op Gods Woord gegronde overtuiging stond Taffin niet alleert. Met Calvijn en John Knox aan de spits deelden alle Gereformeerden, zowel de gewone man als de voorvechters onder hen, destijds met Taffin dezelfde wel gevestigde opinie. Daarvan leggen niet alleen hun geloofsbelijdenissen, maar ook hun particuliere geschriften, een onwedersprekelijk getuigenis af. Leest bij voorbeeld ook maar eens de predikaties, welke onderscheidene predikanten, onder meer de zo vermaarde en godvruchtige Owea, voor het Engelse Parlement hebben gehouden en gij treft daarin dezelfde geest aan. Daarin wordt eveneens met grote nadruk het grote gewicht en de dure verplichting verkondigd, welke krachtens Gods getuigenis Overheid en onderdaan ten aanzien van de staaikunde en het bestuur des lands rusten. Ook daarin wordt er krachtig voor opgekomen, dat Overheid en onderdaan met alle middelen en 'krachten er naar zullen staan, dat het bestuur en de wetgeving des lands alzo ingericht wor den, dat God de Heere alzo geë 'i en gediend wordt, gelijk Hij dat in Zijn Woord gebiedt.

Het is er dan ook zo ver vandaan, dat de Hervormers en met hen Owen en zovele andere predikanten, die voor het Engelse Parlement hebben gepreekt en ook andere niet met name genoemde Gereformeerden destijds, de politiek als een luttele, onbeduidende zaak, als een noodwendig vuil geknoei hebben beschouwd, dat zij daarentegen in hun geschriften en predikaties Overheid en onderdaan keer op keer hebben voorgehouden, dat er ten aanzien van de politiek zware en dure verplichtingen door God Zelf in Zijn geooenbaard Woord op hen gelegd en hog' eisen gesteld waren, waaraan nie; emand naar hun gevoelen zich, zondei zich te bezondigen, zal kunnen ont' trekken.

Geheel in dezelfde zin hebben i" vroegere eeuwen ten onzent éoi vrezende en vermaarde mannen a'' Voetius, Ds, Theelinck en Ds. van Lodenstein gesproken en geschreven. En ook predikanten als Ds Hellenbroek en Ds, van der Groe hebben in menige biddagpredikatie precies hetzelfde gedaan, terwijl ^ latere tijd Ds. Ledeboer, Ds. Hendrik de Cock en Docent van Velzen jnet innige verknochtheid aan het cn< sewijzigdc artikel 36 der edoude Med'erlandse Geloofsbelijdenis al jiiet anders hebben gehandeld.

Daaxom heeft de S.G.P. zich allerminst aan het invoeren van enige oieuwigheid schuldig gemaakt, als 2ii zich onder benaming van „Staatkundig Gereformeerd" op het politieke terrein begaf.

Daarin is heel de Reformatie vanaf baar eerste ontstaan haar voorgedaan. In dat voetspoor zijn zo vele vermaarde en getrouwe leraars in latere jaren haar gevolgd, die zich dus doende als onvervalste zonen der Reformatie hebben gedragen.

Ook eeuwen tevoren reeds was in de oude Christelijke Kerk al niet anders gehandeld. Ook daarin heeft men de eis, die Gods Woord aangaande het staatkundige leven stelt, vel verstaan. Ook daarin is er met alle kracht en beslistheid op aangedrongen, dat een land overeenkomstig Gods Woord en Wet bestuurd zou worden en geleeraard, jat er te dien aanzien van Gods wee dure verplichtingen op Overheiid en onderdanen rusten. Hoe heeft, om er uit dat tijdperk maar één met name te noemen, de kerkvader Augustinus daarop niet onverpoosd aangedrongen! Hoe uitbundig is Coristantijn de Grote ook daarvoer in de oude Christelijke Kerk niet geprezen, dat hij door menigvuldige wetten en ordinantiën een iegelijk zijner onderdanen verboden heeft de afgoden te offeren, de waarzeggers te ondervragen, enig beeld op te richten en in het verborgene enige offerande op te offeren! En niet minder is deze keizer reeds in de eerste eeuwen onzer jaartelling veel lof [oegekend over het feit, dat hij wetten ontworpen heeft, waardoor de lag des Heeren tegen ontheiliging )eschermd werd.

feen, neen, de S.G.P, heeft aller-ninst enige nieuwigheid ingevoerd, lis zij onder de naam van Staatkunlig Gereformeerd zich met staatunde en staatkundige vraagstukten is gaan bemoeien. Daarmede eeft zij niets ongeoorloofds bedreven, is^ zij der wereld allerminst geijkvormig geworden. Dat was wal het geheel ongegronde oordeel der Dopersen eertijds ten aanzien van onze Gereformeerde vaderen, waar dezen de beoefening van staatkunde overeenkomstig Gods Woord en Wet krachtig voorstonden. Doch dat doperse gevoelen kan voor de rechtbank van Gods Woord niet bestaan. Het was toch een schromelijke misvatting, erger nog, een besliste verloochening van Gods nadrukkelijk uitgesproken eis, als men in de dagen der Hervorming in doperse kringen de onschriftuurlijke zienswijze huldigde, dat elke bemoeienis met staatkundige aangelegenheden uit den boze en daarom voor elk Christen verboden was.

In tegenstelling met die doperse opvatting en geheel in overeenstemming met de Gereformeerde voorvaderen belijdt de S.G.P., dat de beoefening van de staatkunde niet alleen van Gods wege geoorloofd, maar zelfs door de Heere geboden is, opdat Hij ook daarin geëerd en gediend zal worden.

Daarom moet zij zich, haar naam getrouw, ook keren tegen al degenen, die in onze dagen meer openlijk of bedekt de oude doperse leringen voorstaan.

Wij zijn voornemens dit in een volgend artikel te doen, als wij nog één keer over de naam , , Staatkundig" zullen schrijven. Wij wensen alsdan nader met bewrijzen, aan Gods Woord ontleend, aan te tonen, dat de rechte beoefening der staatkunde ons van God geboden is en ook, dat de mening dergenen, die oordelen, dat politiek immer een vuil geknoei moet zijn, volstrekt geen steek houdt. Want dat kan grotelijks zijn nut hebben. Velen toch houden zich maar liefst zo verre mogelijk van alle politiek en hebben met 's lands bestuur maar liefst zo min mogelijk van doen, daar naar hun zeggen alle politiek toch niet anders dan vuile rommel is, al moeten wij toegeven, dat dit ook menigwerf het geval is, dat neemt echter niet weg, dat er ook een andere bestaat en wel die, welke God in Zijn Woord ons voorschrijft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1947

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1947

De Banier | 8 Pagina's